Intolerantie 16 april 1998

„Kok had SGP met goede argumentatie tegemoet moeten treden”

Respect vormt basis van tolerantie

Door B. J. Spruyt
DEN HAAG – „De rechten van minderheden zijn in een democratie nooit per definitie voldoende gewaarborgd. Respect voor de standpunten van een minderheid is een kwestie van mentaliteit. Wanneer een minderheid zich bedreigd gaat voelen, verdient dat dan ook alle aandacht”.

Prof. mr. J. Glastra van Loon, Eerste-Kamerlid voor D66, is een erudiet humanist van de klassieke stempel. In navolging van Erasmus stelt hij dat vrede en tolerantie hem liever zijn dan de waarheid en vooral dan het verwerkelijken van de eigen overtuiging. „Want tolerantie bestaat in het respect voor de mening van anderen, of beter gezegd: in het respect voor anderen, ook als die een andere mening hebben dan jij zelf hebt”.

Glastra van Loon, oud-staatssecretaris van justitie en emeritus hoogleraar in de rechtsfilosofie, constateert tot zijn spijt dat het begrip tolerantie aan vervlakking onderhevig is. „Het ontaardt al te vaak in onverschilligheid, in een houding van: dat moet ook kunnen. Dan worden personen en opvattingen toegelaten omdat ze (nog) geen kwaad doen. Die houding getuigt echter niet van respect, maar van onverschilligheid”.

Dat is des te gevaarlijker omdat de grens tussen onverschilligheid en onverdraagzaamheid slechts dun is. „Onverschilligheid maakt de drempel naar onverdraagzaamheid lager. Onverschilligen hebben immers geen respect voor de ander. Die ander betekent voor hen in feite niets. Zij moeten hooguit erkennen dat die ander helaas als feit bestaat”.

Tolerantie is een precaire zaak. In de praktijk blijkt zij begrensd. „Er zijn immers situaties denkbaar, sterker nog, die hebben zich voorgedaan, waarin de eigen mening geen ruimte voor die van anderen toelaat. Ik denk aan de godsdiensttwisten van de zeventiende eeuw en het conflict in Noord-Ierland. Dan ontstaat er een acuut politiek probleem, dat vooral zo weerbarstig is omdat er geen patentoplossing voor bestaat. Het gaat dan om het vinden van een “modus vivendi” (een manier om met elkaar samen te leven – red.), waarbij beide partijen ervan afzien hun eigen doelstellingen te bereiken. Vrede is belangrijker dan het koste wat het kost verwerkelijken van je eigen overtuiging”.

Van Dijke
In Nederland is een poging gedaan het conflict tussen levensovertuigingen „juridisch te stroomlijnen” in de Algemene wet gelijke behandeling. Glastra van Loon vindt die poging „geslaagd”, maar tekent daarbij tegelijkertijd aan dat die wet niet mag worden gebruikt om bepaalde kwesties „op de spits te drijven. Want dan komen mensen juist scherper tegenover elkaar te staan”.

Als voorbeeld van hoe het niet moet, noemt Glastra van Loon de affaire waarin RPF-fractievoorzitter Van Dijke verwikkeld is geraakt omdat hij zich op een discriminerende manier over homoseksuelen zou hebben uitgelaten. „Kijk, ik deel de mening van de heer Van Dijke absoluut niet, maar dat komt vooral omdat de Bijbel voor mij niet de betekenis heeft die hij voor hem wel heeft. Voor Van Dijke bevat de Bijbel teksten waardoor hij zijn leven wil laten normeren. Toen hij een vers citeerde waarin de homoseksuele praxis zijns inziens wordt veroordeeld, gaf hij geen persoonlijk oordeel over andere mensen”.

„Van Dijke heeft dus niet geprobeerd mensen te kwetsen. Dat is het wezenlijke verschil tussen hem en Centrumdemocraten die eropuit zijn kwaad aan te richten en om die reden wel moeten worden vervolgd. Van Dijke wilde slechts zijn overtuiging uitspreken. Hij deed dat weliswaar op een wat ongelukkige manier maar daarover heeft hij zelf direct zijn spijt betuigd. Ik ben het niet met zijn opvatting eens, maar vind dat Van Dijke in een discussie moet worden tegengesproken. Door de zaak voor de rechter te brengen, haal je die uit de persoonlijke sfeer, en daarmee is niemand gediend”.

Niet wegwuiven
De D66-senator vindt ook dat minister Wijers de bezwaren van kerken en maatschappelijke organisaties tegen de 24-uurseconomie serieuzer tegemoet had moeten treden. Wijers beoordeelde de handtekeningenactie die zij voeren als „niet meer van deze tijd”. Zijn partijgenoot uit de Senaat is van mening dat Wijers die bezwaren „niet zonder verdere argumentatie had mogen wegwuiven”. Voor het overige denkt Glastra van Loon dat kerken en organisaties op dit punt een „gevecht tegen de bierkaai” leveren.

„De ontwikkeling van het productieproces, de internationale concurrentie en de strijd om de werkgelegenheid vragen om flexibiliteit. De kerken moeten volgens mij vooral wijzen op ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Niemand is verplicht om mee te doen”.

Glastra van Loon erkent wel dat er een „onpersoonlijke maatschappelijke dwang” is ontstaan. „Maatschappelijke ontwikkelingen brengen niet alleen nieuwe vrijheden, maar ook nieuwe verplichtingen en belemmeringen met zich mee. Je zou van toenemende economische intolerantie kunnen spreken, bijvoorbeeld in het geval van christenen die niet op zondag willen werken en zich daardoor steeds meer uitgesloten zien van bepaalde banen. Maar het lijkt me zinloos je tegen dergelijke processen van een ijzeren wetmatigheid te verzetten”.

Zoals Glastra van Loon de reactie van Wijers op de actie van de kerken betreurt, zo is hij het ook niet eens met de geïrriteerde houding waarmee premier Kok de SGP-fracties tegemoet trad toen deze hun instemming onthielden aan het huwelijk van prins Maurits met de rooms-katholieke Marilène van den Broek.

Dissonant
„Kok had het standpunt van de SGP met respect en goede argumenten tegemoet moeten treden, bijvoorbeeld met de constatering dat de historische band tussen ons vorstenhuis en het protestantse geloof geen eeuwige geldigheid heeft. De ontwikkelingen staan niet stil, denk aan de oecumenische beweging. Die kribbigheid van Kok was ook helemaal niet nodig omdat de kleine dissonant van de SGP de brede consensus juist illustreerde”.

Alhoewel de SGP argumenten hanteerde die „juridisch en constitutioneel niet relevant waren”, heeft de partij zich niet buiten de orde van het debat geplaatst, vindt Glastra van Loon. „De SGP baseerde zich op een bepaalde visie op ons nationale verleden. Dat is op zich legitiem. De SGP heeft gewoon een andere opvatting over de grondslagen van ons staatsbestel. Ik zou niet weten waarom dat in een politiek debat niet aan de orde mag komen”.

Dat christenen in Nederland zich door dit soort incidenten in toenemende mate gemarginaliseerd voelen, kan Glastra van Loon wel begrijpen. „In een democratische rechtsstaat dient de meerderheid rekening te houden met minderheden. Maar dat is nooit per definitie gewaarborgd. Het is een kwestie van mentaliteit en respect. Wanneer die mentaliteit zich in onze samenleving in een bepaalde richting beweegt waardoor dat respect steeds minder wordt opgebracht, en er dus ook steeds minder rekening wordt gehouden met een christelijke minderheid, dan moeten wij daar aandacht voor hebben. Je moet mensen nooit in een hoek drukken. Daar roep je alleen maar verkeerde en agressieve effecten mee op. Tolerantie is een kostbaar, maar ook kwetsbaar goed. We moeten het debat daarover levend houden”.