Kerkpolitiek isolement is niet in de geest van Groen
Verbrugh: Grote staatsman helaas te weinig concreetDoor A. de Jong DORDRECHT Zegt Van Mierlo: Nederland kan in Europees verband best een rol spelen, als het zich maar nestelt in de oksel tussen Duitsland en Frankrijk. Terecht noemde iemand dat een onsmakelijke gedachte! Hoe dan ook: ik blijf me verzetten tegen dit soort euro-optimisme, en wel vanuit Groens idee dat de staat niet neutraal is. Het oud-GPV-kamerlid dr. A. J. Verbrugh heeft de actieve politiek al lang achter zich gelaten. Toch houdt hij het nationale en internationale gebeuren nog zo goed mogelijk bij. Voor de 'huisideoloog' van het GPV zijn bij het beoordelen van recente ontwikkelingen de gedachten van Groen van Prinsterer nog altijd actueel. Wie de staat als puur mechanisch, als volstrekt neutraal ziet, heeft geen moeite met vergaande Europese samenwerking. Maar wie met Groen de nadruk legt op de christelijk-protestantse oorsprong van onze zelfstandigheid, oordeelt anders. Verbrugh waardeert de grote staatsman Groen vooral om de wijze waarop hij de revolutiebeginselen bestreed. Groen had echter één gemis, vindt de GPV'er: hij werd zo zelden concreet. Als hem ten aanzien van grondwetszaken gevraagd werd wat hijzelf nu praktisch zou willen, kwam er meestal geen duidelijk antwoord. Zijn stelling dat de autonome mens zich al bij de zondeval deed kennen, was juist, maar lag ver weg van de politieke praktijk. De historicus Kossman schreef: Groen was als iemand die iets onder woorden wilde brengen wat hem juist op dat moment ontsnapte. Dat is een goede typering. Gemene gratie Verbrugh kan er dan ook begrip voor opbrengen dat Groens geestverwanten en opvolgers pogingen in het werk stelden om zijn gedachtegoed beter toepasbaar te maken. De eerste die deze taak met veel elan en scherpzinnigheid oppakte was Abraham Kuyper. Verbrugh: Kuyper ging echter de fout in door de neutralistische staatsvisie van de individualistische Amerikaanse puriteinen over te nemen. Om die visie nader te onderbouwen kwam hij met allerlei filosofische constructies, zoals die van de gemene gratie. De nadelige gevolgen bleven, aldus Verbrugh, niet uit. De antirevolutionairen kregen weliswaar hun eigen zuil, maar het publieke leven werd prijsgegeven aan liberalen en agnosten. Het GPV daarentegen greep over Kuyper heen terug op Groen. Dat zie je bijvoorbeeld in onze visie op het openbaar onderwijs. In ons beginselprogram staat dat dit gegeven moet worden in eerbiediging van de Bijbel. Christus is niet alleen Heer van de christelijke school, maar ook van de openbare, al zullen de gevolgen daarvan minder ver reiken dan op een christelijke school. Iets soortgelijks geldt volgens Verbrugh voor de staat. Zoals je je kinderen op een christelijke school doet om ze te beschermen tegen ongeloofstheorieën, zo moet er ook een christelijk publiek leven en een christelijke staat zijn om het hele kerkvolk te beschermen tegen het zwaar drukkend klimaat van agnosticisme. God is soeverein, zo stelt Verbrugh in navolging van Groen, zowel over de kerk als over de staat. Zijn heerschappij over de staat is echter anders dan die over de kerk. In de kerk gaat het om geloof of ongeloof. Daar kan de christelijke tucht op afkerigen van toepassing zijn en in het uiterste geval tot uitsluiting leiden. In de staat kan dat niet. De staat moet het geloof niet afdwingen. De overheid heeft te maken met een gemengde samenleving en moet de geestelijke vrijheid handhaven. Maar in de nationale politieke strijd mag wel een zekere consensus worden gevraagd voor traditionele en uiterlijke zaken die aan de Schrift zijn ontleend. Deltawerken Maar waaruit blijkt dan in de visie van het GPV Gods soevereiniteit over de staat? Wat betekent het dat de staat niet neutraal mag zijn? Volgens Verbrugh is het de taak van de overheid de eer van God in het publieke leven te bevorderen. In het verleden heeft het oud-kamerlid zich meermalen uitgelaten over de wijze waarop de staat dat zou moeten doen. De overheid moet in het openbaar Gods zegen vragen bij belangrijke gebeurtenissen en Hem bij bepaalde hoogtepunten in het maatschappelijk leven publiekelijk danken. Bijvoorbeeld bij het beginnen of afronden van de Deltawerken. Verbrugh mist wat dit betreft wel eens iets in het verkiezingsprogram van zijn partij. Daarin wordt bij allerlei concrete punten (gokbeleid, euthanasie) een direct en automatisch verband gelegd met het bevorderen van de eer van God. Mijn punt is dat de gokverslaving wel bestreden moet worden, maar dat daarmee in onze God-negerende samenleving nog niet automatisch positief Gods eer in het publieke leven wordt bevorderd. Daarvoor moet er meer gebeuren. Dan moet Hij expliciet gedankt worden. Ik hoop dat GPV en RPF dat voor ogen houden, anders raken we het spoor van Groen van Prinsterer kwijt en komen we terug bij het neutrale staatsbeleid van de oude ARP en het huidige CDA. Vanuit dit gezichtspunt heb ik veel waardering voor de inspanningen van SGP-kamerlid Van der Vlies om het randschrift op de gulden, God zij met ons, ook op de euro te krijgen. Gaat het GPV meer dan andere partijen in het spoor van Groen? Daar wil ik voorzichtig mee zijn. Het GPV heeft, vooral in de begintijd, een sterke kerkpolitieke stroming gekend. Daartoe behoorden mensen die zeiden: Als je 's zondags niet met elkaar het avondmaal kunt vieren, kun je ook niet in dezelfde politieke partij zitten. Sommige predikanten verzetten zich ook tegen het opstellen van een politiek program. Want stel je voor dat er niet-vrijgemaakt-gereformeerden zouden komen, die zeiden: Daar zijn wij het eigenlijk best mee eens. Hoe moest je die dan uit de partij weren?! Dat had weinig van doen met de geest van Groen. Ik heb altijd gezegd: Wij scheiden ons af van de ARP, niet primair vanwege kerkelijke schorsingen, maar omdat we de niet-gereformeerde theorie van de gemene gratie en de staatsneutraliteit niet delen. De verloving tussen RPF en GPV juicht u dus toe? Ik vind verloving niet zo'n mooie term. Want op verloving volgt een huwelijk en het is maar de vraag of dat gewenst en noodzakelijk is. Ik voel zelf meer voor een unie, een Nederlandse Christelijke Unie of zoiets. Daarbij sluiten de partijen een langetermijncontract, zodat hun besturen en studiegroepen op eigen belijdenisgrondslag kunnen blijven bestaan. Wel komen ze zoveel mogelijk met één lijst uit. Zo'n unie staat ook gemakkelijker open voor anderen, want samenwerking met politiek gelijkgezinden moet steeds gezocht worden. Daar sluit ik beslist ook SGP'ers bij in. Bij een deel van hen vind je eveneens de gedachte dat kerk en staat gescheiden zijn, maar onder dezelfde Heer. Met ds. Abma kon ik het op dat punt altijd goed vinden. Die zei vaak tegen mij: Al zou je bezwaar hebben tegen grondwettelijke gelijkstelling van gezindheden, dan moet je die vandaag toch in de praktijk erkennen, anders kun je geen enkel christelijk politiek doel bereiken. |