Gezondheid 23 november 1999

„Ritmestoornis hartboezem
direct behandelen”

Ziekenhuizen moeten boezemfibrilleren, een niet-levensbedreigende hartritmestoornis, direct behandelen. De stoornis wordt veelal onderschat. Vaak plaatsen ziekenhuizen deze patiënten twee maanden op een wachtlijst.

Dat stelt dr. R. G. Tieleman op grond van onderzoek waarop hij morgen hoopt te promoveren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Boezemfibrilleren is volgens Tieleman het beste te behandelen in de eerste dagen nadat het probleem optreedt. Na verloop van tijd raakt het hartweefsel namelijk zodanig aangetast dat de stoornis na de behandeling gemakkelijk terugkomt. De aandoening is te behandelen door het geven van een elektrische stroomstoot onder narcose. Die ingreep helpt goed, maar zou volgens Tieleman liefst nog moeten plaatshebben op dezelfde dag dat de huisarts boezemfibrilleren vaststelt. Bij dieren met boezemfibrilleren die Tieleman onderzocht, was het boezemweefsel al na 24 uur behoorlijk aangetast.

Bij boezemfibrilleren is de activatie van het hart verstoord. In het weefsel van de twee hartboezems, waarin het aderlijke bloed respectievelijk terugstroomt uit de longen en de rest van het lichaam, gaan stroompjes lopen waardoor de hartboezems in een soort trilling geraken met zo'n 400 tot 600 fibrillaties per minuut. Dit snelle boezemritme wordt niet direct doorgegeven aan de twee hartkamers, die het bloed in de longslagader en de grote lichaamsslagader pompen. Dat zou levensbedreigend zijn.

Mensen met boezemfibrilleren kunnen de volgende klachten ervaren: hartkloppingen, kortademigheid, moeheid en een nerveus of pijnlijk gevoel op de borst. Ze hebben een snelle, onregelmatige pols.

Veel huisartsen onderschatten volgens de promovendus de ernst van de aandoening, waaraan zo'n 150.000 Nederlanders lijden. „Dat komt omdat boezemfibrilleren niet direct dodelijk is. Mensen van een jaar of veertig, vijftig worden nog doorverwezen naar het ziekenhuis, maar patiënten van rond de zeventig vaak niet meer. Die worden met enkele geruststellende woorden en een recept naar huis gestuurd.”

Van de huisartsen schrijft 90 procent digoxine voor, een middel dat in eerste instantie wel helpt, maar volgens de onderzoeker het boezemweefsel aantast en de kans op succes van de elektrische stroomstoot drastisch verlaagt. Een ander middel, verapamil, zou volgens Tieleman de voorkeur moeten hebben omdat dit de aantasting juist tegengaat. Afhankelijk van het gegeven of een patiënt voorafgaand aan de stroomstootbehandeling verapamil of digoxine heeft gebruikt, is de kans op terugkeer 40 tot 70 procent na vier weken.

Tieleman stelt dat huisartsen onmiddellijk nadat de aandoening is geconstateerd antistollingstabletten moeten voorschrijven. Tijdens fibrilleren kunnen zich in de hoeken van de hartboezems namelijk bloedstolsels vormen. Dat verhoogt de kans op een beroerte. Dat gebeurt bij één op de twintig personen die hinder ondervinden van boezemfibrilleren. Bij 60 procent van de patiënten die getroffen worden door een beroerte is sprake van boezemfibrilleren.