Gezondheid 16 november 1999

Tandarts ontwikkelt waardevolle behandelmethode

Gaatjes vullen zonder boor

Door W. van Hengel
Tientallen splinternieuwe tandartsstoelen met bijbehorende boorapparaten staan in lange rijen opgesteld in de faculteit tandheelkunde van de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). „Een paar jaar geleden is alles gemoderniseerd en dat was hard nodig. Maar met mijn methode van gaatjes vullen, heb je al die apparatuur niet nodig”, glimlacht 'tropentandarts' dr. J. E. Frencken.

Hij is de pionier van het „vullen zonder boor”, een effectieve behandeling van gaatjes in tanden en kiezen die in derdewereldlanden, Oost-Europa en Azië steeds meer ingang vindt. Ruim dertien jaar werkte Frencken als tandarts in de Afrikaanse landen Malawi, Tanzania en Zimbabwe. Nu is hij universitair hoofddocent en verbonden aan de afdeling sociale en preventieve tandheelkunde van de KUN.

In Tanzania ontwikkelde Frencken zijn nieuwe behandelmethode, waarvoor hij zelf de naam bedacht: Atraumatic Restorative Treatment (ART) oftewel niet-traumatische restauratieve behandeling. Hij werkte toen, in het kader van een geneeskundig ontwikkelingssamenwerkingsproject, als docent aan de universiteit van Dar es Salaam. „We leidden studenten op met de bedoeling dat ze niet alleen in de grotere steden de rijke bovenlaag zouden behandelen, maar ook op het platteland onder rurale omstandigheden konden werken. Daarvoor hadden ze natuurlijk een aangepaste tandartsuitrusting nodig.”

Frencken toog aan het werk en construeerde een verplaatsbare behandelkamer. De stoel, het boorinstrumentarium en de stroomgenerator, alles was draagbaar. De hele uitrusting paste in een auto en kon in de dorpjes weer opgebouwd worden. Hoe slim ook bedacht, de aanpak was nog niet slim genoeg. „De ene keer was de generator stuk, dan weer ontbrak benzine om de generator te laten draaien. Soms hadden we geen schoon water. Kortom: die aanpak werkte absoluut niet.”

Handinstrumenten
Het roer moest om. Frencken besprak de problemen met een Keniaanse collega. Dat leidde ertoe dat hij alle moderne tandartsapparatuur aan de kant zette. Daarvoor in de plaats ging hij aan het werk met de aloude handinstrumenten zoals een glazuurmesje en een tandbeenlepeltje. Die waren in de westerse landen in de loop der jaren geleidelijk verdrongen door de oprukkende technologie. Frencken haalde deze instrumenten weer van stal om met de hand gaatjes te behandelen en vervolgens te vullen.

„Dat gaat heel goed. Een gaatje in een tand of kies heeft altijd een kleine opening. Als het gaatje niet al te klein is, kan met het glazuurmesje die flessenhals groter worden gemaakt, waardoor je toegang krijgt tot het eigenlijke gat eronder, dat veel groter is. Daarin bevindt zich een verweekte massa die je er gemakkelijk uit kunt halen met het tandbeenlepeltje. Een laagje omringend tandbeen dat al is aangetast en door ontkalking bros is geworden, schrap je ook weg tot je het gezonde harde tandweefsel hebt bereikt. Vervolgens desinfecteer je het gat, waarna je de vulling legt. We gebruiken modern vulmateriaal –glasionomeer– dat goed hecht aan de tanden. Het voordeel daarvan is dat je geen elektriciteit nodig hebt, zoals bij het leggen van een kunststofvulling –composiet– die je met paars licht moet laten uitharden.”

In Tanzania bewees de nieuwe methode al snel haar waarde. Op het platteland was het voor die tijd onmogelijk om mensen met gaatjes te helpen. Frencken: „Trekken was de enige mogelijkheid. Aan nieuwe gaatjes waar de mensen nog geen last van hadden, maar die je al zag zitten, kon je niets doen. Nu kunnen we met ART deze tanden en kiezen behandelen en daarmee behouden. Dat is een geweldige verbetering.”

Amalgaam
ART was niet mogelijk geweest zonder de ontwikkeling van de moderne vulmaterialen. Frencken: „Het werken met de boor werd noodzakelijk toen het vulmateriaal amalgaam, een metaallegering, werd geïntroduceerd. Dat hecht niet aan het tandweefsel. Om zo'n vulling te verankeren, moet je met je boor inkepingen frezen in het tandbeen. Omdat de moderne vulmaterialen zich zeer goed hechten, hoef je die sleuven niet te maken en heb je dus geen boor meer nodig.”

Uit recent onderzoek in Hong Kong is gebleken dat gaatjes met het handinstrumentarium net zo schoon kunnen worden gemaakt als met een stalen boor. Uit onderzoek van Frencken in Zimbabwe onder zo'n 300 middelbare scholieren, blijkt dat na drie jaar gemiddeld 88 procent van de met behulp van ART gelegde vullingen nog intact is. Sommige tandartsen scoorden lager, maar er waren er ook die op 95 procent uitkwamen. „Een prima resultaat”, aldus Frencken, „want het ging om vullingen van gaatjes op het kauwvlak van kiezen. Zulke vullingen hebben heel wat te verduren. Als ze niet sterk genoeg zijn, sneuvelen ze onherroepelijk.”

ART-projecten
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is onder de indruk van de resultaten en besloot alweer enkele jaren geleden om de nieuwe behandeling te promoten. ART vormt een soort sluitstuk van de tandheelkundige zorg in ontwikkelingslanden. Er zijn al programma's ontwikkeld om gaatjes te voorkomen. Trekken kon altijd al. Wat ontbrak, was een eenvoudige en overal toepasbare behandeling van gaatjes.

In zo'n 25 landen, van het Verre Oosten tot Zuid- en Midden-Amerika, lopen inmiddels ART-projecten en werken honderden tandartsen met de door Frencken ontwikkelde techniek. Vorig jaar heeft de WHO een nieuwe impuls gegeven aan de verspreiding van de methode via het ”Global Initiative 1998-2000”. De aansturing geschiedt vanuit het WHO-centrum Tandheelkunde Nijmegen. Het is de bedoeling dat in verschillende talen opleidingsmateriaal beschikbaar komt. Eerste prioriteit vormen de Franstalige ontwikkelingslanden waar ART nog nauwelijks bekend is. Recent ontving Frencken een e-mailtje uit het Burkina Faso, een vroegere Franse kolonie, met het verzoek om meer informatie over zijn methode.

Eind september verscheen een ART-handboek in de Engelse taal. Auteurs zijn Jo Frencken en een Engelse collega, Christopher Holmgren, die vooral in Azië zijn ART-sporen getrokken heeft.

Beperkingen
Werken zonder boor heeft overigens ook zijn beperkingen. Met ART kun je geen wortelkanaalbehandeling doen of gaatjes behandelen op moeilijk bereikbare plaatsen zoals diep tussen de kiezen. Ook het vervangen van oude harde amalgaamvullingen is moeilijker, maar onmogelijk is het zeker niet, weet Frencken uit ervaring. Hiervoor is het gebruik van de boor noodzakelijk.

Hij ziet goede mogelijkheden voor toepassing van zijn vulmethode in de westerse landen. Mensen die al gaan zweten als ze dénken aan een tandartsboor zouden een eerste doelgroep kunnen vormen. Ook jonge kinderen zouden baat hebben bij een ART-behandeling. ART maakt het mogelijk dat de tandarts kan kiezen.

„Een voordeel is ook dat je alleen aangetast tandweefsel weghaalt. Met een boor maak je al gauw wat grotere gaten, waardoor ook gezond tandweefsel verloren gaat. In de opleiding tot tandarts is overigens wel aandacht voor het zo min mogelijk verwijderen van gezond tandweefsel met de boor.”

Een ander voordeel is volgens Frencken dat je minder vaak hoeft te verdoven. „Onlangs was ik in Mexico om de ART-methode aan studenten en al gevestigde tandartsen aan te leren. Op vijftig patiënten van allerlei leeftijden werd maar één keer een verdoving gegeven. Deze voordelen van ART maken een onderzoek waarin de resultaten van de methode op de langere termijn worden vergeleken met de gangbare manier van werken waarbij je gaatjes uitboort, de moeite waard.”