Gezondheid 13 juli 1999

Voedingscentrum komt met nieuwe brochure over kindervoeding

Goed eten voor baby en peuter

Door Alice de Stigter-de Jong
Jos van tweeënhalf heeft als baby veel gehuild en gespuugd en weigerde vaak de fles. Zijn moeder voelt zich nog steeds gespannen als hij niet wil eten. Zij geeft snel toe, terwijl haar man Jos dwingt van alles een hap te proberen. Het eetgedrag van kinderen levert bij (jonge) ouders nogal eens spanningen op. Praktische informatie over goede voeding is te vinden in de nieuwe uitgave van het Voedingscentrum ”Goed eten voor baby en peuter”.

De brochure is gebaseerd op de nieuwste aanbevelingen voor kindervoeding, uitgegeven door de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het Voedingscentrum is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van deze aanbevelingen, die gelden als landelijke norm voor de voedingsadvisering. Vanuit deze uitgangspunten heeft het Voedingscentrum een vertaalslag gemaakt naar praktische adviezen voor ouders en verzorgers van baby's en peuters.

Al zijn er de nodige verschillen, het is niet zo dat er een kloof is tussen de voedingsadvisering van nu en enkele jaren geleden, vindt Patricia Schutte, voedingsvoorlichter bij het Voedingscentrum in Den Haag.

Borstvoeding
„Zo adviseren we al jaren borstvoeding, maar deze nieuwe richtlijnen leggen er meer het accent op. Voorgaande adviezen zagen flesvoeding meer als een gelijkwaardig alternatief voor borstvoeding. Nu wordt duidelijk gesteld dat borstvoeding de beste start is. Waarbij je nog steeds moet zeggen dat het niet iedereen gegeven is om borstvoeding te geven. Dan is flesvoeding nog steeds een heel goed alternatief.”

Een groot voordeel vormen de afweerstoffen in borstvoeding, die beschermen tegen een groot aantal ziektes. Ook bij voedselovergevoeligheid is borstvoeding de beste keus. De duur van de borstvoeding is echter wel bepalend voor deze voordelen. Weliswaar begint ruim 80 procent van de Nederlandse moeders direct na de geboorte met borstvoeding, maar het aantal dat volhoudt, daalt snel. Zo varieert het percentage baby's dat op de leeftijd van drie maanden nog uitsluitend borstvoeding krijgt, de laatste tien jaar tussen de 25 en 35 procent.

„Nu wordt aanbevolen borstvoeding niet te snel op te geven maar de eerste drie maanden, zo mogelijk langer, vol te houden”, stelt Patricia Schutte. „Vooral moeders die buitenshuis werken, gaan aan het einde van hun zwangerschapsverlof de borstvoeding al afbouwen, zodat het kind om die reden soms maar een paar weken de borst krijgt.”

Halfvolle melk
Er zijn nogal wat misverstanden over het vetgehalte van voeding van baby's en peuters. Het Voedingscentrum adviseert in de nieuwe brochure verzadigd vet te beperken door te kiezen voor halvolle en magere melk (producten) en margarine en bak- en braadvet met weinig verzadigd vet. Voeding met veel verzadigd vet vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Daarom is het verstandig om al op jonge leeftijd zuinig te zijn met verzadigd vet, waarschuwt het Voedingscentrum.

„Na het eerste jaar kan een kind het beste halfvolle melk krijgen en margarine op brood. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak, maar als je te weinig vet via de voeding naar binnen krijgt, is het ook niet goed. Bij margarine kun je voor een soort kiezen met minder verzadigde vetten, dat kan bij volle melk niet”, legt de voedingsvoorlichter uit.

Spugen, diarree, obstipatie en darmkrampen zijn bij gezonde kinderen regelmatig voorkomende klachten. Meestal zijn milde stoornissen in het maagdarmkanaal de oorzaak. Soms hangen de klachten samen met de voeding; daarom worden ze aangeduid als lichte voedingsstoornissen. In de nieuwe richtlijnen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt duidelijk beschreven bij welke klachten het consultatiebureau adviezen kan geven en wanneer er moet worden doorverwezen naar huisarts of kinderarts.

Patricia krijgt geregeld ouders aan de voedseltelefoon die problemen met hun kind op het eten schuiven. Ouders gaan er nog heel vaak van uit dat, wanneer het niet goed gaat met een kind, dat te allen tijde door het voedsel komt. „Maar dat hoeft natuurlijk helemaal niet zo te zijn. Het meest kwalijke is echter als mensen dan zelf gaan dokteren en hun kind gezond voedsel onthouden waarvan zij denken dat het een allergie veroorzaakt.”

Vitamine C
Kleine kinderen lopen gemakkelijk de kans niet genoeg ijzer binnen te krijgen; dit kan leiden tot bloedarmoede. Veel ijzer zit in vlees, vleeswaren, volkorenbrood en bruinbrood, graanproducten, aardappelen, groenten en appelstroop. Om ijzer uit plantaardige producten goed in het lichaam te kunnen opnemen is vitamine C nodig. Het is daarom goed om bij elke maaltijd iets van fruit of groente (tomaat, komkommer) te nemen, of een vruchtensap die rijk is aan vitamine C (sinaasappel-, grapefruit-, of tomatensap).

Volwassenen en jongeren eten steeds minder groenten en fruit. Bij jonge kinderen is die tendens nog niet zichtbaar, vindt Patricia Schutte. „Maar jong geleerd is oud gedaan. Als je niet gewend bent bij het brood een stukje komkommer of tomaat te eten, dan doe je dat later ook niet.”

Veel vragen op het consultatiebureau gaan over het eetgedrag van peuters. Consultatiebureauarts en orthopedagoog mevrouw E. Hofman schrijft in het aprilnummer van Voeding Nu: „In de vijftien jaar dat ik als consultatiebureauarts werk, heb ik veel ouders gesproken die zich bezorgd maken of zich gespannen voelen over het eetgedrag van hun peuter.”

Om meer inzicht te krijgen in moeilijk eetgedrag van peuters werd twee jaar geleden een onderzoek gehouden in de provincie Utrecht. Bij de moeilijke eters kwamen het weigeren van voeding, erg weinig eten en zeer traag eten het meest voor. Veel kinderen vertoonden tegelijkertijd verschillende vormen van problematisch gedrag.

Eten weigeren
Moeilijk eetgedrag concentreert zich rond de warme maaltijd. Het eten van groenten levert de meeste problemen op. Als meest effectieve methoden om eetproblemen aan te pakken noemden de ouders het op een speelse manier voeden, het belonen na goed eten en het tonen van blijdschap aan het kind. Mopperen of straf geven, het kind van tafel sturen of op een andere plaats of tijd laten eten, bood volgens hen het minst soelaas.

Patricia Schutte herkent de problemen. Toch vindt zij dat er niet te veel aandacht aan het weigeren van eten moet worden geschonken. „Onze ervaring is dat binnen het groeiproces van een kind perioden voorkomen waarin kinderen minder eten of zelfs eten weigeren. De praktijk leert dat kinderen zichzelf niet uithongeren. Het is meer een kwestie dat het kind zijn wil gaat ontdekken. Je moet er als ouder voor zorgen dat het niet een soort machtsstrijd wordt.”