Gezondheid18 mei 1999

Ouders als co-therapeuten

Door H. de Vries
Theo Compernolle, hoogleraar gezondheidszorg en gezinsdynamiek aan de VU, houdt zich al zo'n 25 jaar bezig met onderzoek over en behandeling van hyperactieve kinderen.

Voor de ouders publiceerde hij in 1991 ”Zit stil!”, waarvan inmiddels 35.000 exemplaren zijn verkocht. Recentelijk schreef hij het vervolg: ”Alles went, ook een adolescent”. Het succes van beide boeken verklaart de Amsterdamse psychiater uit de praktische benadering. „Het is geen zwamverhaal waarmee je alle kanten uitkunt, maar een concrete handleiding voor het opvoeden van deze kinderen.”

Compernolle werd bekend door zijn pleidooi voor samenwerking met de ouders. „Bij een van de eerste hyperactieve kinderen die ik als arts-assistent in Leiden behandelde, rezen bij mij vragen. Voor de aanpak kreeg ik de klassieke wollige, wazige psychoanalytische adviezen, terwijl de ouders op mij overkwamen als uiterst adequate opvoeders. Er was niets mis met hen, maar met het kind. Toen het medicijnen kreeg, nam de hyperactiviteit af.”

Met belangstelling bleef de Amsterdamse psychiater de wetenschappelijke ontwikkelingen volgen. De belangrijkste vooruitgang is in zijn ogen de verfijning van het hersenonderzoek, door moderne apparatuur. Daarmee is aangetoond dat de afgeschafte term ”Minimal Brain Dysfunction” voor een deel van de ADHD-kinderen wel degelijk van toepassing is. „In de behandeling kun je daar niet veel mee, maar het onderstreept dat de ouders niet de schuldigen zijn.” Inmiddels staat ook vast dat 15 procent van ADHD-gevallen te verklaren is uit voedselallergieën.

Aan de andere zijde van het spectrum ligt de hyperactiviteit die wel het gevolg is van de opvoeding. Daartussen bevindt zich de grote groep waar het één het ander beïnvloedt. „In de geneeskunde is men altijd op zoek naar dé oorzaak van een fenomeen. Die vind je nooit. Bijna altijd is sprake van een samenspel van factoren.”

Van meet af aan zag Compernolle het belang van een gecombineerde behandeling in. Zo nodig medicijnen voor het kind, gedragstherapie voor de ouders. Waarbij de laatsten zich niet schuldig hoeven te voelen. „Voor de opvoeding van een hyperactief kind heb je superouders nodig. Wat ik doe, is hen ondersteunen, door kennis over te dragen. Ik zie de ouders als cotherapeuten.”

In de loop der jaren vond deze gedachte breed ingang. Wat dat betreft is de Amsterdamse hoogleraar niet ontevreden over de situatie in Nederland. De opvatting dat Amerika het grote voorbeeld is als het om kennis over en behandeling van ADHD gaat, wijst hij af. „Er wordt hier minder heisa over gemaakt. En we overdrijven minder. In Amerika zijn scholen waar 15 procent van de kinderen ADHD zou hebben, en Ritalin slikt. Opvoedingsproblemen denken ze daar met pillen op te kunnen lossen.”

De zorg van minister Borst dat deze trend naar Nederland overslaat, vindt de kinderpsychiater niet ongegrond. Zeker nu veel jonge psychiaters gefascineerd zijn door de successen van de biologische psychiatrie. „Daardoor gaat men gemakkelijk voorbij aan het domein van de psychotherapie, waar zeer effectieve methoden zijn ontwikkeld. Uit onderzoek weten we dat de combinatie van pillen met aangepaste psychotherapie bij ADHD het effectiefst is.”

Over de toename van de diagnose ADHD is Compernolle niet verbaasd. Vrijheid voor het individu, een kenmerk van de moderne samenleving, is voor ADHD'ers fnuikend. „Zij hebben juist behoefte aan vaste structuren, zowel op school als in de maatschappij.” De toename wordt verder veroorzaakt door ouders die onvoldoende leidinggeven. „Vanaf een jaar of twee heeft een kind leiding nodig. Als die ontbreekt, krijg je wat we onder elkaar monstertjes noemen. Schijn-ADHD'ers.” In de derde plaats lijkt een verband te bestaan tussen ADHD en allergieën. De oorzaak achter de toename van allergische problemen bij kinderen is wellicht ook van invloed op de toename van ADHD.

De Amsterdamse hoogleraar heeft niet de indruk dat in ons land nu al nodeloos Ritalin wordt voorgeschreven. Hij maakt zich meer zorg over de geringe belangstelling voor ADHD in de volwassenenpsychiatrie. „Daar valt nog heel veel te verbeteren. De behandeling van astma of diabetes stop je toch ook niet als kinderen 18 zijn.”