Gezondheid 4 mei 1999

Omgevingsfactoren spelen rol bij ontstaan aandoening

Schizofrenie, kleine
stapjes vooruit

Door drs. A. Aleman
De behandeling van schizofrenie gaat stapje voor stapje vooruit. De oorzaak van deze psychiatrische ziekte is echter voor een groot deel nog onbekend. Dat blijkt uit gegevens die zijn gepresenteerd op een internationaal schizofreniecongres dat in Santa Fé in de Amerikaanse staat New Mexico werd gehouden.

Schizofrenie, een van de ernstigste psychiatrische aandoeningen, kenmerkt zich door stoornissen in het denken en waarnemen. De ziekte kan onder meer gepaard gaan met achtervolgingswaan, het horen van stemmen die er niet zijn en afvlakken van het gevoel. Schizofreniepatiënten trekken zich terug uit het sociale leven en hebben moeite met hun concentratie, geheugen en plannen. Ruim 20 jaar geleden werd gedacht dat de oorzaak bij een 'koele' moeder zou liggen, die het kind te weinig liefde gaf. Recente onderzoeksresultaten wijzen echter in de richting van een hersenziekte.

Afwijkingen
Op het congres, waar ruim duizend wetenschappers de resultaten van hun onderzoek presenteerden, werd duidelijk dat schizofrenie gepaard gaat met een scala aan psychologische en biologische afwijkingen. Ze worden voor een deel genetisch en voor een deel door omgevingsfactoren bepaald. Zo laat hersenonderzoek met MRI-scans, onder andere gedaan in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht, zien dat het volume van de hersenen bij patiënten met schizofrenie, vergeleken met gezonde mensen verkleind is. Bij broers en zussen van patiënten met schizofrenie is het hersenvolume eveneens kleiner, maar in mindere mate.

Onderzoek bij eeneiige en twee-eiige tweelingen, waarvan slechts één van de twee aan schizofrenie leed, toonde aan dat het hersenvolume bij de niet-zieke helft van de tweeling ook verkleind was, hoewel in mindere mate dan bij de schizofrene tweelinghelft. Het feit dat dit zowel het geval was bij eeneiige tweelingen (die genetisch hetzelfde zijn) als bij twee-eiige tweelingen (die net zoveel van elkaar verschillen als 'gewone' broers en zussen), geeft aan dat het niet alleen aan de genen kan liggen. De afwijking in het hersenvolume is bij de gezonde helft van de twee-eiige tweeling wel groter dan bij een gewone broer of zus van een schizofreniepatënt. Dit betekent dat ook omgevingsfactoren tijdens zwangerschap en bevalling een rol moeten spelen. Gedacht wordt aan de invloed van virusinfecties.

Op het congres werden ook onderzoeksresultaten gepresenteerd die afwijkingen lieten zien in de grootte van belangrijke hersenstructuren als de thalamus (een belangrijk meet-regelcentrum in het midden van de hersenen) en in de voorste hersenkwabben. Er werden ook afwijkingen gevonden in de hoeveelheid neurotransmitters (boodschapperstoffen in het zenuwstelsel), zoals dopamine, serotonine en glutamaat.

Informatieverwerking
Een belangrijke spreker op het congres was prof. dr. Nancy Andreasen van de Universiteit van Iowa. Zij heeft onderzoek gedaan naar de hersenactiviteit van patiënten met schizofrenie terwijl zij verschillende opdrachten moesten uitvoeren waarbij ze goed hun hersenen moesten gebruiken. Daaruit bleek dat de informatieverwerking in een belangrijk hersencircuit bij schizofrenen verstoord is. Het gaat om de verbindingen tussen het cerebellum (de kleine hersenen), de thalamus en de voorste hersenkwabben. Onderzoekers denken dat deze gebieden een cruciale rol spelen in het coördineren van informatieverwerkingsprocessen elders in het brein.

„Verloopt de samenwerking tussen deze gebieden niet goed, dan kan dat tot ontregeling in andere delen van het brein leiden. Deze verstoringen liggen waarschijnlijk ten grondslag aan de symptomen van schizofrenie, zoals wanen en hallucinaties”, aldus Andreasen.

Nieuwe medicijnen
Op het gebied van de behandeling van schizofrenie zijn er positieve resultaten geboekt met zowel nieuwe medicijnen als psychologische behandeling. De gangbare medicijnen die bij schizofrenie ingezet worden hebben grote nadelen: ernstige bijwerkingen zoals versuffing en spierstijfheid, en een belangrijk deel van de patiënten heeft er geen baat bij. Het nieuwe medicijn olanzapine heeft veel minder bijwerkingen en blijkt tevens bij meer patiënten aan te slaan. Ook lijkt het erop dat de stoornissen in concentratie en geheugen enigszins verbeteren bij het gebruik van dit medicijn.

Naast medicijnen werden er nieuwe psychologische behandelingen gepresenteerd. Een in Engeland en Nederland ontwikkelde gedragstherapie is effectief bij het bestrijden van hallucinaties, ook bij patiënten die geen baat hadden bij medicijnen.

Hoewel stoornissen in cognitief functioneren (concentratie, geheugen en het plannen en organiseren) moeilijk te verbeteren zijn, toonde dr. D. I. Velligan van de Universiteit van Texas aan dat patiënten wel beter om kunnen leren gaan met deze beperkingen door aanpassing van de woon- en werkomgeving. Zij ontwikkelde een programma waarbij thuiswonende patiënten wekelijks bezocht werden en adviezen kregen. Ze leerden veel gebruik te maken van een agenda en memo's en zich te houden aan een strakke dagindeling, waarbij ze slechts één ding tegelijk doen. Omdat schizofreniepatiënten veel last hebben van omgevingsprikkels, werd gekozen voor een sobere en eenvoudige inrichting van hun omgeving.

De resultaten van deze totaalaanpak bleven niet uit. Na enkele weken verbeterden de concentratie, het geheugen en het organisatievermogen. Ook op sociaal gebied trad vooruitgang op, zo bleek bij vergelijking met een controlegroep die alleen het wekelijkse bezoek kreeg maar waarbij de omgeving niet werd aangepast.