Gezondheid27 april 1999

Injectie met eigen
darmkankercellen succes

Patiënten met nog niet uitgezaaide darmkanker die een aantal injecties krijgen met eigen –onschadelijk gemaakte– tumorcellen hebben aanzienlijk minder kans dat de ziekte bij hen terugkeert.

Ook overlijdt de helft minder patiënten na deze nieuwe therapie, die het immuunsysteem activeert en zo met succes de eigen afweer tegen tumorcellen bevordert.

Dat blijkt uit een onderzoek door artsen van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit in Amsterdam tussen 1987 en 1996, waaraan in totaal elf ziekenhuizen in Nederland meewerkten. De resultaten van de nieuwe methode staan vermeld in het Britse medische tijdschrift The Lancet.

De onderzoekers behandelden twee groepen patiënten. Het ging om mensen met een tumor die door de darmwand heengroeide maar nog niet uitgezaaid was (stadium II) en om patiënten die uitzaaiingen in de omliggende lymfeklieren hadden (stadium III). De eerste groep maakt volgens de statistieken een kans van 70 tot 80 procent om 5 jaar later nog te leven, voor de tweede groep is dat tussen 30 en 60 procent.

Onschadelijk gemaakt
Bij beide groepen werden, zoals gebruikelijk bij deze kankersoort, de tumor en een gedeelte van de dikke darm verwijderd. Daarna werd een deel van de kankercellen in het VU-laboratorium onschadelijk gemaakt. De eigen tumorcellen, verwerkt in een vaccin, konden zich niet meer delen. Ze produceerden nog slechts enkele tumorspecifieke eiwitten waartegen het afweersysteem zich richtte. Die activatie leidt ertoe dat eventueel nog resterende tumorcellen in het operatiegebied door afweercellen worden aangevallen en vernietigd.

Een maand na de operatie werden de patiënten met het vaccin van hun eigen tumorcellen ingespoten. De eerste drie injecties werden met een week tussenruimte gegeven, de vierde en laatste een halfjaar na de operatie.

De deelnemers aan de ASI (actieve specifieke immunotherapie) hadden relatief milde en tijdelijke bijwerkingen. Patiënten waren de eerste dagen rillerig en koortsig en vrijwel allemaal kregen ze zweertjes op de injectieplaats.

Vooral bij de eerste groep zonder uitzaaiingen (stadium II) was de behandeling succesvol. Tien jaar na het begin van de studie bleek dat bij slechts 11,8 procent van deze patiënten na een ASI de darmkanker weer was teruggekomen. Bij patiënten in eenzelfde stadium zónder ASI was dat bij 27,1 procent het geval.

De onderzoekers noemen ASI een belangrijke nieuwe behandeling voor patiënten met darmkanker zonder uitzaaiingen. Tot nu toe bestond voor deze groep na de verwijderingsoperatie geen aanvullende behandeling. Patiënten in stadium III krijgen chemotherapie. In Nederland krijgen elk jaar ongeveer 8000 mensen kanker aan de dikke darm. Bij zo'n 2000 van hen wordt dikkedarmkanker in stadium II vastgesteld.

Zij komen voor de nieuwe behandeling in aanmerking, aldus dr. A. J. M. van den Eertwegh, internist op de afdeling oncologie in het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit (AZVU). Op dit moment wordt de therapie alleen toegepast in het AZVU. Patiënten die elders moeten worden geopereerd aan dikkedarmkanker kunnen ook in het Amsterdamse ziekenhuis terecht. Zij moeten dit wel, voorafgaand aan hun operatie, met hun chirurg overleggen. Van den Eertwegh: „Deze kan dan met ons contact opnemen. Een deel van het tumorweefsel moet de chirurg aan ons opsturen. Wij maken er vervolgens een vaccin van. Na afloop van de operatie krijgt de patiënt dan bij ons op de polikliniek zijn injecties. Daarvoor moet hij acht keer naar Amsterdam komen.”

„Er zijn op dit moment meer patiënten die van elders komen, maar we kunnen het goed aan. Dus we hanteren geen wachtlijst”, aldus Van den Eertwegh.

In juni start een nieuw onderzoek met patiënten die al uitzaaiingen van dikkedarmkanker hebben in de lymfeklieren (stadium III). Zij worden niet alleen geopereerd, maar krijgen ook chemotherapie. Uit dierproeven is inmiddels gebleken dat chemotherapie in combinatie met vaccinatie effectiever is. Beide behandelingen vullen elkaar aan. Met behulp van chemotherapie worden veel kankercellen vernietigd. Het afweersysteem krijgt dan meer kansen om de resterende cellen aan te pakken. Daardoor worden de uitzaaiingen weer toegankelijker voor chemotherapie, aldus Van den Eertwegh.

Het onderzoek heeft plaats in het AZVU en in ruim tien andere ziekenhuizen. Alleen patiënten die in deze ziekenhuizen worden behandeld, komen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek. De namen van de ziekenhuizen kunnen in het AZVU bij Van den Eertwegh of een collega-onderzoeker worden opgevraagd.