Gezondheid 20 april 1999

„Laten we aspirines aan het drinkwater toevoegen”

Wit wondertje bestaat 100 jaar

Door Jeannette Donkersteeg
Hoofdpijn verdwijnt als sneeuw voor de zon. Koorts daalt. Pijn zakt. Bloed wordt dun. Bloemen blijven rechtop in hun vaas staan. Het pilletje dat dit allemaal bewerkstelligt, moet wel een wondermiddel zijn. Logisch dat zich rond de aspirine de afgelopen 100 jaar een legendarisch sfeertje heeft gevormd. „Laten we hem aan ons drinkwater toevoegen”, schijnt iemand ooit te hebben geopperd.

In het voorjaar van 1899 werd aspirine in het register van handelsnamen van het Keizerlijk Octrooibureau in Berlijn opgenomen. Feitelijk is de beroemde pijnstiller dus ouder dan de 100 jaar die fabrikant Bayer momenteel viert. Felix Hofman vond het middel al in augustus 1897 uit. Tot die tijd moest het mensdom zich met planten en boombast behelpen. Als de oude Grieken hoofdpijn hadden, namen ze in bier geprepareerde bladeren van de myrtaceastruik. Bij een slok sap uit wilgenbast, gekookt azijnextract van wilgenblad of een hapje as van wilgenbast zouden onze voorouders eveneens baat gehad hebben.

De wilg bleef door de eeuwen heen de meest populaire hulp bij pijnbestrijding. In 1828 kookte een Münchense hoogleraar van wilgenbast en het moerasplantje spirea een gelige massa, die hij salicine noemde. Tien jaar later werd daar salicylzuur uit gesplitst. Dat was uiteindelijk de stof die dr. Felix Hofmann in de zomer van 1897 probeerde te veredelen. Hij slaagde erin een chemisch zuivere en houdbare vorm van het acetylsalicylzuur –kortweg ASZ genoemd– te brouwen. De vondst was het allereerste geneesmiddel dat voordat het op de markt kwam, in ziekenhuizen werd getest. Het resultaat van die proeven was zo positief dat geneesmiddelenfabrikant Bayer besloot het preparaat te produceren. Het kreeg de merknaam Aspirine, waarin de naam van het spireastruikje nog is terug te vinden.

Zegetocht
Honderd jaar later jubelt Bayer: „Aspirine begon aan een zegetocht zonder weerga.” Na de Tweede Wereldoorlog werd aspirine in de Verenigde Staten zelfs de soortnaam van ASZ. Iedere ASZ-producent mag daar zijn product aspirine noemen. Aanvankelijk kon de klant het medicijn alleen in poedervorm krijgen. Het was een heel gedoe om elke afzonderlijke dosis in een papieren zakje te verpakken. Daarom perste de fabrikant er al snel tabletten van.

De uitvinding van het geneesmiddel deed de medische wereld versteld staan. Het bleek niet alleen tegen pijn en koorts te helpen, maar ook tegen diverse ontstekingen en jicht.

Tussen de zomer dat Hofmann in zijn laboratorium met salicylzuur experimenteerde en de dag van vandaag, zijn er alleen maar meer en meer goede eigenschappen van de stof ontdekt. Dat het middel het samenklonteren van bloedplaatjes in bloedvaten tegengaat, staat inmiddels vast. Uitvoerige studies hebben aangetoond dat het bovendien hart en hersenen beschermt. Verder komen er de laatste tijd steeds meer aanwijzingen dat aspirine de frequentie van dikke darmkanker vermindert.

Geen wonder dus, dat de tablet inmiddels het bekendste en meest gebruikte medicijn ter wereld wordt genoemd. Aspirines zijn in meer dan zeventig landen verkrijgbaar. De consumptie ervan is 100 jaar na hun intrede hoger dan ooit: wereldwijd worden er maar liefst 11 miljard per jaar ingenomen. Toen Neil Armstrong als eerste een voet op de maan zette, had hij een buisje aspirines op zak. In sommige Zuid-Amerikaanse landen dienden de pillen tijdens economische recessies als betaalmiddel. En in de Birmaanse bergen zouden inboorlingen tot in de jaren tachtig met kettingen van aspirientjes hebben rondgewandeld.

Bijwerkingen
Het leuke van aspirines is, dat ze nauwelijks bijwerkingen hebben. Toch zijn er mensen die ze beter niet kunnen slikken. Het medicijn kán namelijk maagbloedingen veroorzaken. Mensen met een zwakke maag doen er dan ook goed aan een paracetamol te pakken als ze een pijnstiller zoeken. Vrouwen die langer dan 6 maanden zwanger zijn behoren ook niet tot de doelgroep van Bayer, evenmin als kleine kinderen. Kleintjes die aspirines gebruiken, kunnen het levensgevaarlijke syndroom van Reye oplopen. Deze ziekte openbaarde zich op een gegeven moment vrijwel alleen onder kinderen die aspirine hadden geslikt omdat ze griep of waterpokken hadden. De symptomen leken op die van nekkramp en hadden bijna altijd de dood tot gevolg.

Deze zwarte bladzijde in de geschiedenis van het product van Bayer had tot gevolg dat –in de jaren tachtig– het ”kinderaspirientje” op de markt werd. Hoewel daar geen acetylsalicylzuur maar paracetamol aan te pas kwam, koos men voor dit middel een naam die naar de inmiddels oude, vertrouwde aspirine verwees.

Dat het ”witte wondertje” werkt, weet de medische wereld al tien decennia lang. Hóe het werkt, is relatief kort bekend. De Engelsman die het ontdekte, sir John R. Vane, sleepte er in 1982 zelfs de Nobelprijs voor geneeskunde mee in de wacht. Hij kwam erachter dat acetylsalicylzuur de zogeheten prostaglandinesynthese remt. Prostaglandines zijn weefselhormonen die verantwoordelijk zijn voor het optreden van pijn in het lichaam.

Het onderzoek naar de invloed van aspirines op de gezondheid van de dikke darm houdt de gemoederen van deskundigen momenteel het meest bezig. Als er in de komende eeuw evenveel positiefs aan het medicijn wordt toegeschreven als in de afgelopen 100 jaar het geval was, is het aspirientje ongetwijfeld nog een lang en gelukkig leven beschoren.