Gezondheid 6 april 1999

Een goede behandeling
begint met luisteren

Door A. M. Alblas
De dokter heeft een spreekkamer waarin hij geneeskunde bedrijft. Als het goed is, luistert hij naar wat zijn patiënten zeggen. En juist dat blijkt ingewikkeld te zijn. Communiceren met patiënten moet, als het goed is, meer weg hebben van luisterkamergeneeskunde dan van spreekkamergeneeskunde. Maar, communiceren met patiënten valt te leren.

Het Amsterdams Medisch Centrum wijdde zelfs een symposium aan het onderwerp. Ondertussen schreven medewerkers van de afdeling medische psychologie van het ziekenhuis er een publicatie over, bedoeld als leerboek voor studenten en leesboek voor artsen.

De afgelopen maanden haalde het AMC met enige regelmaat de media omdat het notoire horken wil gaan weren van de artsenopleiding. Deze maatregel moet voorkomen dat patiënten geconfronteerd worden met een onbeleefde arts. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de communicatieve vaardigheden van artsen, al was het maar omdat patiënten steeds mondiger worden.

Volgens internist prof. dr. D. W. Erkelens is het de kunst van de dokter, wanneer de patiënt spreekt te luisteren naar wat hij zegt, naar wat hij niet zegt en zelfs naar wat onuitsprekelijk is. „Ik heb gemerkt”, aldus Erkelens, „dat wat ik aan het eind van de verwijsketen kan bieden, dikwijls niet zozeer kennis van bijzondere ziekten is of van een geavanceerde methode, als wel 'tijd'. En dan vooral tijd om te luisteren.”

Tips
Erkelens schudt met enig gemak een aantal praktische communicatietips uit zijn mouw. „Laat een gesprek niet verstoren door binnenkomers of door telefoon. Moedig een patiënt aan, zonder veel onderbrekingen, zijn hele verhaal te vertellen. Maak tijdens het luisteren aantekeningen en houdt tocht frequent begripvol oogcontact. Blijf neutraal bij het luisteren en raak niet in de verleiding eigen gewoonten, ziekten, aandoeningen in de familie of van andere patiënten ter sprake te brengen. Spreek geen potjeslatijn. Een tekening vertelt soms boekdelen”, zegt Erkelens.

Volgens AMC-medisch psychologe prof. dr. J. C. J. M. de Haes is er te veel om op te noemen waaraan een arts allemaal moet voldoen. Ze refereert aan het in 1991 door de Gezondheidsraad uitgebrachte rapport ”Medisch handelen op een tweesprong”. Daarin wordt de ideale arts omschreven als iemand die niet alleen over vakmanschap beschikt en positief staat tegenover kwaliteitsbevordering en toetsbaarheid, maar die ook in staat is de patiënt adequaat tegemoet te treden.

„De bejegening van de patiënt en zijn familie moet kalm, menselijk en prettig zijn, ook als de arts zich onder grote tijdsdruk gehaast, nerveus en prikkelbaar voelt”, aldus de Gezondheidsraad.

Informatiedichtheid
Prof. De Haes is een van de redacteuren van het door Elsevier/Bunge uitgegeven boek, waarin in vijftien hoofdstukken allerlei facetten van de ”luisterkamergeneeskunde” aan de orde komen. De keuze is breed en de informatiedichtheid groot. Na een inleidend theoretisch hoofdstuk wordt ingegaan op het stellen van de diagnose, de arts als boodschapper, overleg en besluitvorming met patiënten, beïnvloeden van gedrag, chronisch klaaggedrag, angstige patiënten, omgaan met agressie, depressie, euthanasie, intimiteit, het vragen naar een tweede mening, omgaan met kritiek en fouten, omgaan met schaarste en ten slotte komt burnout aan de orde.

Het aardige is dat elk hoofdstuk begint met één of meer voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Elk hoofdstuk sluit af met een aantal aanbevelingen. Ze vormen de ingrediënten van een goede communicatie tussen arts en patiënt, maar zijn zeker geen recept. Elke situatie is immers weer anders. Het boek kan voorkomen dat er horken in witte jassen groeien. Als het kwaad al geschied is, dan kunnen zelfs horken in een witte jas er het nodige van opsteken.

Mede n.a.v. ”Communiceren met patiënten”, door prof. dr. J. de Haes en anderen; uitg. Elsevier/Bunge, Maarssen, 1999; ISBN 90 352 2034 X; 250 blz.; ƒ 80.