Gezondheid 23 maart 1999

Verbod antibiotica in diervoer bestreden

DEN HAAG – Het is niet duidelijk of het gebruik van antibiotica in veevoer gevaar oplevert voor de gezondheid van mensen. Daarom moet het verbod van de Europese Unie om vier soorten antibiotica te verbieden als onwetenschappelijk worden afgewezen.

Dat heeft de academische stichting Heidelberg Appeal Nederland (HAN) in een rapport geschreven. Volgens HAN blijkt uit onderzoek niet wat de risico's voor mensen zijn als er een antibioticum aan het voer van dieren is toegevoegd. Het rapport is opgesteld in opdracht van Fefana, de Europese vereniging van fabrikanten van voedertoevoegingen.

De landen van de Europese Unie besloten in december de middelen spiramcyne, tysolin–fosfaat, bacitracine-zink en virginiamycine met ingang van 1 mei te verbieden. Boeren gebruiken deze middelen veelvuldig in veevoer om de dieren sneller te laten groeien.

Dat werkt wel resistentie van bacteriën voor die medicijnen in de hand. Het verbod was ingegeven door het vermoeden dat de antibiotica vervolgens bij mensen ook niet meer werken. Dat wordt in het rapport bestreden. Een aantal antibiotica mag nog steeds aan het diervoer worden toegevoegd.

De Gezondheidsraad bepleitte vorig jaar al een verbod van antibiotica in het voedsel van dieren. Op een termijn van twee, drie jaar is de raad voor een volledig verbod van antibiotica.

Het HAN-rapport komt de farmaceutische industrie goed van pas. Pfizer en Rhone-Poulenc vreesden als gevolg van het verbod honderden miljoenen guldens schade te lijden. De concerns zouden zich voorbereiden op juridische stappen.