Gezondheid | 23 maart 1999 |
Moeilijk probleem vervult je als dokter met verlegenheidVeel kankerpatiënten elke dag moeVan onze gezondheidsredactie In een klein, stampvol zaaltje op de tiende verdieping van het VU-ziekenhuis in Amsterdam werden gisteren de resultaten gepresenteerd van het grootste Nederlandse opinieonderzoek naar vermoeidheid onder kankerpatiënten. Het NIPO benaderde specialisten, die ieder de namen doorgaven van vijf patiënten, die vervolgens telefonisch werden ondervraagd. Sommigen van hen waren nog onder behandeling, anderen hadden hun bestraling of chemotherapie al achter de rug en kwamen opnieuw op de polikliniek voor controle. Behalve patiënten ondervroeg het NIPO ook 123 verzorgers en 205 specialisten die veel kankerpatiënten behandelen. Uit het onderzoek blijkt dat vermoeidheid onder kankerpatiënten de meest gevreesde bijwerking van de behandeling is. Vermoeidheid scoort met 49 procent hoger dan misselijkheid (18 procent), pijn (12 procent) en haarverlies (8 procent). Bij de keuze van een behandeling komt vermoeidheid vrijwel altijd aan de orde, maar voor zowel patiënt als arts is het een minder belangrijk criterium bij de keuze van de therapie. Beiden vinden de kans op genezing het belangrijkste. Tijdens en ook na de behandeling komt vermoeidheid veel voor. Van de ondervraagde patiënten zegt bijna driekwart zich drie tot zes keer per week of zelfs iedere dag moe te voelen. Ook specialisten geven aan dat vermoeidheid zeer frequent voorkomt. Het is dan ook een onderwerp dat tijdens het bezoek aan de dokter heel vaak op tafel komt. Een op de zes patiënten zegt zelfs te weinig energie te hebben om door te kunnen of te willen leven. Dagelijks leven Patiënten die last hebben van moeheid zijn gedwongen het rustiger aan te doen. Dit betekent in de praktijk dat ze daadwerkelijk moeten rusten (84 procent) en hun dagelijkse werkzaamheden niet meer kunnen uitvoeren (71 procent). Driekwart ervaart dit onvermogen om te werken als het belangrijkste negatieve gevolg van de moeheid. Andere negatieve consequenties die op enige afstand volgen, zijn een verminderd lichamelijk welzijn en emotionele belasting. Het grootste deel van de patiënten (60 procent) krijgt geen behandeling voor de moeheid. Verlegenheid Bestralingsarts mevrouw dr. V. J. de Ru noemt het belangrijk dat moeheid als probleem herkend en erkend wordt. Vooral later, als de behandeling al enige tijd achter de rug is, en de moeheid bij sommige patiënten is gebleven, schort het wel eens aan die erkenning, aldus De Ru. Volgens haar is vermoeidheid een probleem met verschillende oorzaken. Er moet geïnventariseerd worden bij welke groepen patiënten vermoeidheid een rol speelt, stelt radiotherapeut dr. H. Struikmans, voorzitter van de wetenschapscommissie van de Nederlandse vereniging voor radiotherapie en oncologie. Daarbij moet worden gekeken naar de soort tumor, het stadium van de ziekte en de soort behandeling. In het NIPO-onderzoek is daarin geen onderscheid gemaakt. Maar bekend is dat ook mensen die de laatste behandeling al lang achter de rug hebben en in feite genezen zijn, nog steeds kunnen kampen met grote vermoeidheid, die hen verhindert te werken. Hoekman verklaart desgevraagd dat niet bekend is wat bestraling en chemotherapie voor effect hebben op het vitaminen- en mineralenniveau van de patiënt. Uit de weinige literatuur die erover bestaat, blijkt in ieder geval geen nadelige invloed, aldus Hoekman. Vitaminen |
![]() |