Gezondheid

Cardiologen maken in
Evoluon de balans op

Door A. M. Alblas
„De dotterbehandeling markeert het belangrijkste beginpunt van alle vorderingen in de turbulente ontwikkelingen die de interventiecardiologie in de laatste decennia van de 20e eeuw heeft doorgemaakt.”

Dat zegt dr. J. J. R. M. Bonnier, hoofd van de afdeling interventiecardiologie van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven en een van de organisatoren van een internationaal cardiologisch congres in de lichtstad. Meer dan 250 hartspecialisten uit 42 landen maakten in het Evoluon de balans op rond tal van ontwikkelingen in de interventiecardiologie van de 20e eeuw. Vooraanstaande interventiecardiologen uit de hele wereld presenteerden live via satellietverbindingen vanuit Washington, Hamburg, Madrid en ook Eindhoven de allernieuwste technische snufjes op hun vakgebied.

Bij het dotteren schuift de cardioloog via een van de lichaamsslagaders een catheter tot in een bijna dichtgeslibd bloedvat van het hart, om vervolgens met behulp van een minuscuul klein ballonnetje de vernauwing grotendeels ongedaan te maken. Nog altijd wordt met dotteren in veel gevallen een ingrijpende hartoperatie voorkomen. Toch hebben er volgens Bonnier ook veel onnodige dotterbehandelingen plaats.

Hij is dan ook blij met een nieuwe vinding die het mogelijk maakt te beoordelen of een vernauwing wel of niet in aanmerking komt voor een dotterbehandeling. Zijn collega N. H. J. Pijls, een van de cardiologen uit het Eindhovense Catharina Ziekenhuis, ontwikkelde samen met de industrie een systeem waarmee de druk van de bloeddoorstroming door een vernauwing in een bloedvat kan worden gemeten. Het wordt aangeduid als de Fractional Flow Reserve (FFR). Via een van de lichaamsslagaders wordt een dun draadje langs de vernauwing in de kransslagader geschoven, waarmee de druk aan het begin en eind van de vernauwing heel nauwkeurig kan worden gemeten. Bonnier kenschetst deze techniek als een echte doorbraak.

Stent
Een aantal jaren terug trad nog in 30 procent van de dotterbehandelingen opnieuw een vernauwing van het behandelde bloedvat op (restenose). Met de komst van de stent is dat percentage volgens Bonnier aanzienlijk teruggedrongen. Een stent is een metalen 'kippengaasje' dat in het vernauwde bloedvat van het hart wordt ingebracht. Het stut als het ware de binnenkant van het bloedvat. Prof. dr. P. W. Serruys, hoofd van het Hartcentrum in Rotterdam, heeft hiermee wereldfaam verworven. Omdat in een aantal gevallen een kransslagader toch weer dicht gaat zitten, ontwikkelde hij samen met de industrie een stent met een heparine-coating: een stof die voorkomt dat het bloed op de metalen stent gaat klonteren. In het Eindhovense Evoluon kon vanuit Hamburg een behandeling worden gevolgd met een stent die bekleed is met de stof polyethyleen. Sinds kort wordt ook vaak een radioactieve stent toegepast. Allemaal met het doel dichtslibben van het bloedvat te voorkomen.

Brachytherapie
Opzienbarend noemt Bonnier de toepassing van bestraling (brachytherapie) in de interventiecardiologie. Met bètastralen wordt de binnenkant van een vernauwde plek van een dichtgeslibde kransslagader bewerkt.

Een derde belangrijke ontwikkeling noemt Bonnier de toepassing van de lasertechniek. „Hoewel de laser nog altijd niet die vlucht heeft genomen die wij ervan verwacht hadden”, zegt hij. „De laser gebruiken wij bij patiënten die eigenlijk uitbehandeld zijn en toch nog last hebben van pijn en vernauwingen in de kransslagaders. Het principe van de lasertherapie is dat aan de binnenkant van het hart rond het dode hartspierweefsel, dat ontstaat na een hartinfarct, of rond de steeds maar terugkerende vernauwing van de kransvaten, met de laser een aantal gaatjes wordt geprikt (noga-mapping). Rond die kleine verwondingen groeien weer bloedvaatjes, die ervoor zorgen dat de zuurstofvoorziening wordt verbeterd.”

Veel verwacht de Eindhovense cardioloog de komende jaren van de angiogenesis. Dat zijn toepassingen uit de genetica. „Onder invloed van een groeifactor, de zogeheten VEGF (Vascular Endothelial Growth Factor), die wordt toegediend in het gebied waar de bloedtoevoer door een vernauwing is verstoord, worden nieuwe bloedvaatjes gevormd. VEGF staat bij ons nog in de kinderschoenen. In Amerika is men daarmee iets verder. Daar brengt men de VEGF via genetisch aangepaste virussen in het lichaam van de patiënt. Maar in Nederland mogen we dat nog niet”, aldus Bonnier.

Hij tempert echter ook het enthousiasme over tal van turbulente ontwikkelingen. „Er zijn wereldwijd veel nieuwe dingen gedaan op ons vakgebied, maar veel daarvan is nog nooit goed uitgewerkt, laat staan tot op de bodem toe uitgezocht. Ook meten we nog te weinig of kunnen we nog te weinig meten. en daardoor weten we nog niet alles.” Toch behoort de Nederlandse interventiecardiologie volgens Bonnier tot de allerbeste van de wereld en zijn de grenzen van de mogelijkheden nog niet bereikt. „Daarom is het op de drempel van de 21e eeuw niet voor niets dat we de balans opmaken van de ontwikkelingen.

Heeft Bonnier een toekomstdroom? „Prof. Serruys presenteerde op het congres de atherolyse, waarbij een stofje de vernauwing (atherosclerose) opruimt. Het doet denken aan het computerspelletje Pacman. Je spuit deze stof in het bloed of stopt het gewoon in een pilletje – en weg is de vernauwing. Dit zou een doorbraak in het nieuwe millennium kunnen worden.”