Gezondheid

Opmerkelijke resultaten van behandeling hersentumoren in India

„Homeopathie is geen onzin”

Door W. van Hengel
De Vereniging van Homeopathische Artsen in Nederland (VHAN) heeft een homeopathiefonds opgericht. Meer onderzoek naar de effectiviteit van homeopathie is volgens de VHAN nodig. Bekostiging van mensen en middelen voor het ontwikkelen van goede onderzoeksplannen is een van de eerste prioriteiten, zegt Cees Baas, vice-voorzitter van de VHAN en mede-organisator van het jaarlijkse wereldcongres van homeopathische artsen. Het congres wordt dit jaar gehouden in Amsterdam, ter gelegenheid van het jubileum van de VHAN.

De belangstelling voor het congres is groot, aldus Baas. „We hadden gerekend op 500 deelnemers. Het zijn er ruim 600 geworden, uit tientallen landen, van Korea tot Brazilië. In de laatste twee landen en in India is homeopathie als geneeswijze erkend. In India zijn vele universiteiten die deze opleidingen verzorgen. Het land telt meer dan 100.000 homeopathische artsen”.

Onderwijs op hoog peil
In ons land is het aantal homeopathische (huis)artsen verhoudingsgewijs laag. De VHAN telt momenteel zo'n 400 geregistreerde homeopathische artsen. Er bestaat echter een sterke registratiestructuur en het onderwijsniveau ligt hoog.

De opleiding tot homeopathisch arts is in handen van de Stichting Homeopathische Opleidingen (SHO), waarvan Baas jarenlang voorzitter is geweest. Artsen die deze opleiding hebben gevolgd zijn, willen ze hun registratie behouden, verplicht tot het volgen van vier dagen nascholing per jaar en de algemeen medische nascholing van twee dagen per jaar. De Nederlandse onderwijsmodules staan, ook in het buitenland, hoog aangeschreven. „Je mag met enige bescheidenheid stellen dat ons land op homeopathisch gebied internationaal hoog staat aangeschreven”, aldus de VHAN-vice-voorzitter.

Vrijwel alle Europese landen tolereren, evenals Nederland, homeopathie. Gezamenlijke medische faculteiten aan de Franse universiteiten ontwikkelen momenteel een onderwijsprogramma homeopathie. Dit doen ze in overleg met particuliere opleidingen en post-academische instituten. In België ligt een wetsvoorstel op tafel om homeopathie tot een apart specialisme voor artsen te maken. Dat kan dus betekenen dat zowel een huisarts, als een internist of kno-arts de extra titel “homeopathisch arts” erbij kan voeren. Dat is volgens Baas „ook een mooi model voor Nederland”.

Toenemende kennis
Wie homeopathie bedrijft, moet arts zijn, vindt Baas. „Niet alleen om de ernst van een aandoening juist te kunnen inschatten, maar ook om te onderkennen wanneer zaken vanzelf goed gaan en behandeling niet nodig is, of een homeopathische behandeling ongeschikt is. Je moet weten waar je grenzen liggen en dat kan alleen als je een behoorlijke medische opleiding hebt genoten”.

De meerderheid van de VHAN-leden is uitsluitend homeopathisch arts. Ongeveer 110 leden zijn homeopathisch huisarts. Dat laatste is geen sinecure. Baas: „Over het algemeen kun je stellen dat de sterk groeiende hoeveelheid homeopathische kennis te veel is voor een huisarts om nog te kunnen overzien. Als het gaat om ingewikkelde chronische ziekten hebben homeopathisch werkende huisartsen daarom wel de neiging om dergelijke patiënten door te verwijzen naar puur homeopathisch werkende collega's. Binnen de SHO hebben we speciale onderwijsmodules ontwikkeld voor beide categorieën artsen. Er zijn ook huisartsen die naast hun huisartsenpraktijk een dag in de week homeopathie doen”.

Populair
De homeopathie wint in Nederland nog steeds terrein, zo blijkt uit op het congres gepresenteerde enquêtecijfers. Het Bureau Interview voerde in opdracht van de Koninklijke Vereniging Homeopathie Nederland (KVHN), een patiëntenorganisatie, een onderzoek uit. Hieruit blijkt dat tweederde van de bevolking vindt dat hun huisarts voldoende moet afweten van homeopathische geneeswijzen om patiënten te kunnen adviseren over geneesmiddelen en behandelingen. Bijna de helft van de Nederlanders is dan ook voorstander van het verplicht stellen van homeopathie-onderwijs in de artsenopleiding. Een minderheid (39,8 procent) vindt dat homeopathie een specialistische opleiding moet blijven, waarvoor na de artsenopleiding vrijwillig kan worden gekozen.

De 750 ondervraagden, een representatieve groep Nederlanders, zijn verder in grote meerderheid (83,1 procent) van mening dat de homeopathische behandeling en de voorgeschreven medicijnen op dezelfde manier moeten worden vergoed als gewone geneesmiddelen.

Baas noemt het in dit verband nog altijd vreemd dat een homeopathische behandeling en medicijnen in Nederland zijn ondergebracht in de aanvullende verzekering. „Uit dit onderzoek en een vorige enquête blijkt dat zo'n 33 procent van de Nederlanders bij ziekte het liefst homeopathische middelen gebruikt, 41 procent houdt het op reguliere middelen en de rest maakt het niet uit.

Van ouders met kinderen geeft een meerderheid van 40 procent de voorkeur aan behandeling van hun kinderen met homeopathische geneesmiddelen, terwijl 35 procent een voorkeur heeft voor gewone medicamenten. Het is belachelijk dat eenderde van de bevolking het liefst homeopathie gebruikt en dat de overheid zegt: Hoe je dat financieel regelt, moet je zelf maar uitzoeken. Ik ken geen ander beleidsterrein waarbij de overheid zo handelt”.

De VHAN en de patiëntenorganisatie KVHN zullen de uitkomst van de enquête aanbieden aan minister Borst van volksgezondheid en een beroep doen op de overheid om homeopathie dezelfde aandacht te geven als de reguliere geneeskunde, de allopathie.

Baas: „Dat zou zich onder meer moeten vertalen in het integreren van homeopathie in de artsenopleiding, het instellen van leerstoelen voor homeopathie en het scheppen van ruimte voor wetenschappelijk onderzoek. Ook dient de overheid zich hard te maken voor opname van homeopathie in het normale vergoedingssysteem”.

Effectiviteit
Dr. Klaus Linde, regulier arts en coördinator klinische studies aan de Technische Universiteit van München, heeft 180 studies naar de effectiviteit van homeopathie onder de loep genomen. Hij presenteerde de uitkomsten op het congres in Amsterdam. Volgens Baas vormen ze een bevestiging dat homeopathie geen onzin is. Linde maakte een zogeheten meta-analyse, waarbij hij de uitkomsten van tientallen onderzoeken combineerde tot één resultaat.

Baas: „Als één onderzoek aantoont dat homeopathie werkt, dan is dat veel te weinig. Als je dertig onderzoeken hebt, zegt dat meer. Maar veel hangt af van de kwaliteit van de studies. Alleen van de onderzoeken die goed zijn uitgevoerd, moet je de uitkomsten gebruiken. Als de resultaten in dezelfde richting wijzen, dan geeft dat een betrouwbaar beeld, omdat de uitkomsten zijn gebaseerd op onderzoek bij tienduizenden patiënten.

Voor een meta-analyse kun je de onderzoeksuitkomsten, gezien de veelvormigheid van de studies, natuurlijk niet zomaar omrekenen. Als je de vraagstelling echter terugbrengt tot de simpele vraag: Kun je het effect van homeopathische middelen onderscheiden van het effect van neppillen, dan is dat wel een verantwoorde methode”.

Uit Lindes studie blijkt dat in tweederde tot driekwart van de onderzoeken het homeopathische geneesmiddel aantoonbaar beter werkt dan een neppil (placebo).

Baas: „Homeopathie is dus geen onzin. Toen Jos Kleijnen in 1991 ook zo'n uitkomst presenteerde, bestond er nog enige onzekerheid over de vraag of er wellicht onderzoeken zouden zijn weggemoffeld, verdwenen of nooit gepubliceerd. Linde heeft echter ook berekend hoeveel onderzoeken er zouden moeten zijn verdwenen om deze positieve uitslag te bederven. En dat zijn er zo veel, dat hij zelf niet gelooft dat dit mogelijk is. Linde tekent bij zijn conclusie wel aan dat dit natuurlijk niet betekent dat daarmee de homeopathische praktijk van alledag ook effectief is. Er is ook niet mee aangetoond dat homeopathie bij bepaalde ziekten de beste methode is. Dat ben ik volledig met hem eens”.

Wetenschappelijke krenten uit de pap die op het vandaag afgeronde congres zijn gepresenteerd, vormen studies naar de effecitiviteit van homeopathie bij astma, hiv-infecties, hartritmestoornissen en het premenstrueel syndroom. Er was ook een presentatie uit India over de inzet van homeopathie bij hersentumoren. Baas, die met enige scepsis de presentatie tegemoetzag, is onder de indruk van de resultaten. „Het ging om zeventig patiënten met diverse soorten hersentumoren. Reguliere behandeling was vanwege de grootte of de plaats van de tumor zodanig risicovol, dat de patiënten daar liever van afzagen. Van de zeventig genazen er met homeopathie vijf, zo bleek uit controle met CT-scan en MRI-scan. Bij achttien patiënten trad duidelijke en langdurige verbetering in”. Baas tekent erbij aan dat het aanbod van een homeopathische behandeling aan dergelijke patiënten in Nederland haast ondenkbaar is. Omdat homeopathie in India echter een officiële geneeswijze is, kunnen artsen in dergelijke gevallen zo'n therapie aanbieden.

Opmerkelijk was volgens Baas ook een aparte middag voor huisartsen en voor dierenartsen. „Neem een uierontsteking bij koeien. Die kun je met antibiotica behandelen, maar dan moet je een tijdlang de melk weggooien. Uit Engels onderzoek blijkt dat je een uierontsteking ook heel goed homeopathisch kunt behandelen”.

Hoe zit het met het dubbelblinde, placebo-gecontroleerde onderzoek zoals ook in de reguliere geneeskunde plaatsvindt en waarbij arts noch patiënt weet wie een neppil krijgt en wie het te testen medicijn?
„Wij geloven wel degelijk in dergelijk controleonderzoek. Helaas vindt het nog steeds in onvoldoende mate plaats. Daarvoor ontbreken eenvoudigweg de financiële middelen. In de reguliere geneeskunde organiseren de farmaceutische industrieën de grote studies. Die kosten een paar miljoen gulden per onderzoek.

De producenten van homeopathische middelen draaien omzetten die vergeleken met hun reguliere tegenhangers zeer klein zijn. Hun financiële steun aan onderzoek is dus ook veel minder. Vandaar dat we samen met de KVHN ook een Homeopathiefonds oprichten voor het financieren van wetenschappelijk onderzoek. Misschien krijgen we in de toekomst naast de Hartweek en de Hersenweek ook nog eens de Homeopathieweek.

Als we een paar ton per jaar kunnen uittrekken voor het opzetten van in ieder geval een goede wetenschappelijke infrastructuur met mensen die artsen kunnen helpen onderzoek uit te voeren, zijn we al een eindje verder. Want dan kun je ook aankloppen bij bepaalde overheidsfondsen voor verdere financiering. Die zijn nu voor ons onbereikbaar omdat we de juiste organisatiestructuur missen. Je moet het zo zien: als er een regulier onderzoeksvoorstel wordt ingediend, is er al een heleboel geld uitgegeven om zo'n voorstel te formuleren en te presenteren. Die schakel missen wij.

Waar we naar toe moeten is wetenschappelijk onderzoek waarmee we onze methodes kunnen verbeteren. Kennisvergaring, daar gaat het om. We hebben zo'n 2300 homeopathische middelen. Ruim 500 daarvan worden vaak of wat minder vaak in de homeopathische praktijk gebruikt. Tussen die andere middelen zitten ongetwijfeld waardevolle stoffen, die we meer zouden gebruiken als we er meer over wisten”.

Collega's uit de reguliere geneeskunde gaan in principe uit van de bewezen effectiviteit van hun medicamenten. Deze zogeheten “evidence-based medicine” staat hoog in het vaandel. Homeopathische artsen missen dat soort onderzoek grotendeels. Hoe voelt dat aan in de praktijk?
„Ach, het is een goed uitgangspunt. Maar een belangrijk deel van de huisartsenpraktijk en ook een deel van de specialistische praktijk is niet of onvoldoende gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Op zich is dat ook geen schande. Het is waarschijnlijk ook niet haalbaar om alles echt te bewijzen. Ik wil er maar mee zeggen dat de homeopathie zich in dit opzicht mogelijk minder onderscheidt van de reguliere geneeskunde dan soms wordt gesuggereerd.

Aan de andere kant is het wel zo, dat in de homeopathie een actief uitwisselingscircuit bestaat van behandelervaringen. Die zijn weliswaar niet voortgekomen uit dubbelblind onderzoek, maar het is wel een uitgebreide en degelijke vorm van kennis vergaren”.

Hoe staat het met de registratie van homeopathische geneesmiddelen?
„Nieuwe middelen worden sinds kort geregistreerd. Dat vinden wij als VHAN heel erg belangrijk. Men gaat er zo gemakkelijk van uit dat homeopathie geen bijwerkingen heeft. Ik geloof dat niet. Een product dat nuttige effecten kan hebben, heeft ongetwijfeld ook nadelige invloeden.

We hebben wel voldoende aanwijzingen dat homeopathie zeer veilig is, maar als een bepaald middel bijwerkingen heeft, dan moeten die wel ergens centraal geregistreerd kunnen worden. Die bijwerkingen horen ook op een bijsluiter terecht te komen. Dat lukt eigenlijk alleen maar goed met een overheidsregistratie. Het wordt allemaal wel strenger en ingewikkelder, maar zoiets hoort bij het volwassen worden van de homeopathie.

Het gaat overigens om een beperkte registratie, die vooral te maken heeft met de bewaking van de kwaliteit van de geneesmiddelen en niet met effectiviteit. Als je arsenicum D12 koopt, moet je zeker kunnen weten dat het niet per ongeluk arsenicum D1 is. Want dat zou meer dan erge buikpijn veroorzaken”.

Is dat zogeheten verdunnen of potentiëren van D1 naar bijvoorbeeld D12 wezenlijk voor de homeopathie?
„Nee. Wel belangrijk is de similia-regel, dus het behandelen van een ziekte met een stof die bij gezonden dezelfde ziekteverschijnselen veroorzaakt. Dat is de basis. Van bepaalde middelen geef je de oertinctuur. Daar komt helemaal geen potentiëren aan te pas.

Er wordt wel eens gezegd dat potentiëren iets toevoegt aan homeopathische geneesmiddelen, maar dat is onzin. Ik noem het dan ook consequent verdunnen. Het is ook niet waar dat een verdunning die door mensenhand is gemaakt, beter zou zijn dan van een machine.

Als je veel koffie drinkt, krijg je diarree, je bloeddruk stijgt, je gaat zweten en je slaapt er slecht van. Als je iemand met dergelijke klachten koffie (coffea in de homeopathie) geeft als geneesmiddel, dan is het de eerste nacht raak. Dat is de beginverergering. Als je minder geeft, treedt dat verschijnsel minder op de voorgrond. Zo is het verdunnen begonnen”.

Hoe hoog zijn die verdunningen soms?
„The sky is the limit. Er bestaan zeer extreme verdunningen. Het gekke is, dat de grens waarboven geen enkele molecuul van de oorspronkelijke stof meer terug te vinden is in de verdunning, in homeopathische experimenten geen rol speelt. Het is nog steeds onduidelijk hoe het komt dat zulke verdunningen in wetenschappelijke experimenten toch werkzaamheid vertonen”.

Er zijn mensen die menen dat de homeopathie occult is.
„Het Lindeboom Instituut heeft de homeopathie als methode doorgelicht en ik dacht dat we daar positief uitgekomen zijn. Ik kan me bij het mogelijk occulte van de homeopathie ook niets voorstellen.

Iets anders is, dat je in de homeopathie naar de hele mens kijkt, dus ook naar het psychologisch en mentaal functioneren. Het gaat niet alleen om de lichamelijke klachten. Je moet als homeopathisch arts bijvoorbeeld weten of je patiënt perfectionistisch en gedreven is, of dat-ie van nature lui is; filosofisch is ingesteld of juist erg praktisch is gericht. Dat moet je beoordelen.

Dit vergt dat je als arts stevig in je schoenen moet staan om objectief te blijven. Het zijn meestal de zwakkere broeders die ertoe neigen daar wat al te veel theorieën omheen te hangen. In sommige homeopathische kringen wordt sterk geoordeeld over hoe anderen denken. Maar het is niet aan jou als behandelaar om te oordelen wat de juiste instelling is. Dat moeten mensen zelf weten”.