Gezondheid

Vis ook in zwangerschap
belangrijk voedsel

Zwangeren en moeders die borstvoeding geven, doen er goed aan ten minste twee keer per week vis te eten. Ook de consumptie van bladgroenten, waarin alfa-linoleenzuur voorkomt, is aan te bevelen.

Uit onderzoek van prof. dr. G. Hornstra van de Universiteit van Maastricht blijkt dat in de voeding de juiste verhouding tussen linolzuur (in halvarines, plantaardige oliën) en alfa-linoleenzuur zoek is.

Volgens Hornstra, verbonden aan de vakgroep humane biologie, bevat onze westerse voeding ongeveer zes tot tien keer zoveel linolzuur als alfa-linoleenzuur. Die disbalans heeft gevolgen voor ongeboren kinderen en zuigelingen. Er zijn harde aanwijzingen dat de schedelomvang kleiner wordt en het hersengewicht terugloopt, zo blijkt uit onderzoek van Hornstra onder zo'n 800 moeders en hun kinderen. Of dat consequenties heeft voor de intelligentie en de mentale en psychomotorische ontwikkeling, is volgens Hornstra vooralsnog onduidelijk. „Kleine hersenen hoeven niet minder te functioneren dan grote hersenen”.

Forse verschillen
Uit het inmiddels afgeronde onderzoek blijkt verder dat er forse verschillen zijn tussen de vetzuurniveaus van de deelnemende vrouwen. Hetzelfde geldt voor hun kinderen. In november vorig jaar zijn Hornstra en zijn medewerkers daarom begonnen met vervolgonderzoek naar de verdere ontwikkeling van deze kinderen. „We willen graag weten of er een verband bestaat tussen de vetzuurstatus van de kinderen tijdens de zwangerschap en de zuigelingentijd en hun latere ontwikkeling. De kinderen die als eersten met hun moeder aan de studie meededen, zijn inmiddels zeven jaar. We hebben ze soms met veel moeite weer kunnen opsporen en gaan nu kijken naar hun intelligentie en psychische ontwikkeling”.

Bij te vroeg geboren kinderen is volgens Hornstra inmiddels wel een verband aangetoond. Zij ontwikkelen zich beter door flesvoeding waaraan essentiële vetzuren zijn toegevoegd. Essentiële vetzuren worden zo genoemd omdat het menselijk lichaam ze zelf niet kan aanmaken en ze wel van groot belang zijn voor een goede gezondheid.

Twee van die vetzuren zijn linolzuur en alfa-linoleenzuur. Linolzuur wordt in het lichaam omgezet tot arachidonzuur, alfa-linoleenzuur tot cervonzuur, ook wel docosahexaeenzuur (DHA) genoemd. Arachidonzuur en cervonzuur vormen zogeheten langeketenvetzuren (Long chain polyenes of LCP's). Deze LCP's spelen een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling en het functioneren van onze hersenen. DHA is het belangrijkste structurele vetzuur in de hersenen en het netvlies van het oog.

Enzymen
De omzetting van linolzuur en alfa-linoleenzuur in het lichaam tot de voor de gezondheid zo belangrijke LCP's vindt plaats door middel van enzymen. Hier kan het misgaan. Het grote aanbod van linolzuur kan ertoe leiden dat de beschikbare enzymen zijn verbruikt en de omzetting van alfa-linoleenzuur tot cervonzuur in de knel komt.

Uit de resultaten van het onderzoek dat Hornstra deed onder zwangeren, moeders die borstvoeding geven en hun kinderen blijkt een duidelijk verband te bestaan tussen de hoeveelheid cervonzuur bij de moeder en die bij het kind. Het cervonzuurniveau was zowel bij moeders als kinderen aan de magere kant. Dat gold nog sterker tijdens een tweede of volgende zwangerschap.

Dit probleem kan volgens Hornstra worden opgelost door meer cervonzuur rechtstreeks uit de voeding te betrekken. Cervonzuur komt van nature voor in vlees en (vette) vis. De consumptie van deze voedingsmiddelen is dan ook belangrijk. Vegetariërs hebben aan zo'n advies natuurlijk weinig. Zij moeten het hebben van alfa-linoleenzuur uit bladgroenten. Een andere mogelijkheid is het slikken van capsules “single cell oils”, plantaardige oliën afkomstig uit algen, verkrijgbaar bij reform- en natuurvoedingswinkels. Het probleem blijft echter dat de enzymatische omzetting van alfa-linoleenzuur tot cervonzuur in het lichaam is geblokkeerd door de overmaat aan linolzuur.

Nieuw onderzoek
De vraag dringt zich op of het daarom niet goed zou zijn iets te doen aan die overmaat van linolzuur in de voeding, zodat alfa-linoleenzuur in het lichaam beter kan worden omgezet tot cervonzuur. Hornstra is momenteel bezig met voorbereidingen voor een onderzoek om het effect te meten van voeding met minder linolzuur en meer alfa-linoleenzuur.

Financiering van dergelijk onderzoek is in de praktijk echter niet zo eenvoudig. De levensmiddelenindustrie voegt in royale mate linolzuur toe aan halvarines en margarines omdat dit een cholesterolverlagend effect heeft. Daar wordt in de reclame uiteraard ook op gewezen. Diezelfde levensmiddelenindustrie is tevens de belangrijkste financier van voedingsonderzoek. Het effect laat zich raden: voor studies naar de waarde van een voeding met minder linolzuur en meer alfa-linolzuur is weinig belangstelling. Er is ook een technisch probleem: alfa-linoleenzuur wordt sneller ranzig dan linolzuur. Hornstra: „Maar we zijn met de industrie in gesprek over een onderzoek. De bal ligt nu bij de levensmiddelentechnologen”.