Gezondheid 7 november 2000

Behandeling van dyslexie heeft beter resultaat bij vroege diagnose

Fladderaar zal nooit hoog vliegen

Door Janneke Hak
„Wisselrijtjes, losse woorden, leesraampjes, bandjes, boekjes. Alles trokken we uit de kast om Kees te leren lezen. Helaas, succes bleef uit. Kees ging altijd gelaten mee als hij uit de klas werd gehaald voor privé-leesles, maar één keer liet hij duidelijk zijn ongenoegen blijken: Altijd dat stomme lezen.”

Frustrerend voor de leerkracht, meent prof. dr. A. van der Leij, hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Als hulpverlener had hij Kees 25 jaar geleden onder zijn hoede. Dat motiveerde hem om het verschijnsel dyslexie, in de volksmond woordblindheid, uit te pluizen. „Kees was lang niet dom. En hij was niet de enige die fladderde aan de rand van de woordenbrij. Die kinderen moeten leren vliegen, desnoods laag bij de grond. Hoogvliegers zullen ze niet gauw worden.”

Dyslexie is een lees- en schrijfstoornis waar een op de tien basisschoolkinderen last van heeft. Het kind heeft grote moeite met lezen en spellen, of, zoals Van de Leij uitlegt, de leerling moet bij het vliegen voortdurend nadenken. Niets gaat vanzelf. Hij draait samengestelde klinkers –eu, oe en ui– om en heeft moeite met letters die elkaars spiegelbeeld zijn. Het kind weet dat een omgedraaide beker een beker blijft, maar ziet niet in dat een omgedraaide b een p wordt.

De aandoening is voor een deel erfelijk. Er zijn waarschijnlijk diverse genen bij betrokken. Welke genen dat zijn, is per land verschillend. Kinderen van dyslectische ouders hebben 40 procent kans om de stoornis te ontwikkelen. Maar er zijn ook andere oorzaken beschreven, zoals zuurstofgebrek tijdens de geboorte en hersenvliesontsteking.

Vreemde talen
De wetenschappers die afgelopen week tijdens de eerste publieksmiddag dyslexieonderzoek, georganiseerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), met elkaar van gedachten wisselden over de aandoening, benadrukten dat een vroege diagnose van groot belang is voor de behandeling van dyslexie.

Op dit moment kunnen deskundigen pas een betrouwbare diagnose stellen als het kind 8 of 9 jaar is. Van der Leij: „Kinderen zijn erg goed in het verbergen van hun lees- en schrijfprobleem. Maar als ze naar het voortgezet onderwijs gaan, vallen ze zeker door de mand. Vreemde talen zijn de boosdoener. Vooral Engels is berucht om zijn moeilijke klanken. Hoewel dyslexie in ieder land voorkomt, kan het niet anders dan dat er in Engelstalige landen meer patiënten zijn dan in Spaanse, Finse en Russische taalgebieden. Dat zijn relatief eenvoudige talen.”

Toch kunnen deskundigen volgens de hoogleraar ook op jongere leeftijd al een voorlopige diagnose stellen. „Als dyslexie in de familie zit en een kleuter moeite heeft met versjes onthouden en rijmen, is dat een duidelijke aanwijzing.” Amerikaanse en Finse onderzoekers hebben aanwijzingen gevonden dat bij baby's de verschijnselen van dyslexie al merkbaar zijn. In Amsterdam, Groningen en Nijmegen is een groot onderzoek gestart waarin de ontwikkeling van kinderen vanaf twee maanden tot hun negende jaar wordt gevolgd. Een deel van de groep bestaat uit risicokinderen: ten minste een van de ouders lijdt aan dyslexie.

Diepe rust
De oudste kinderen in het onderzoek zijn nu elf maanden. De baby krijgt een mutsje met tientallen elektroden op het hoofd. Daarmee meten de onderzoekers de elektrische activiteit van zenuwcellen in de hersenen. Voor het kind staat een monitor met bewegende beeldjes. Als de baby probeert de figuurtjes met de ogen te volgen, meten de elektroden een verandering in de hersenactiviteit.

„Het leuke aan baby's is dat je ze zelfs kunt testen als ze slapen”, zegt dr. C. Kuijpers, coördinator van het babyonderzoek bij de Katholieke Universiteit Nijmegen. „Als ze in diepe rust zijn, laten we uit een luidspreker steeds het woordje ”bak” horen. Af en toe vervangen we ”bak” door ”dak”. De verwachting is dat dyslectische baby's minder sterk op deze verandering reageren dan gewone kinderen.”

Goedkoper
Vroege aanwijzingen zorgen voor een tijdige onderkenning van dyslexie, waardoor de aandoening gerichter te behandelen is, zegt Van der Leij, die onderzoek doet naar de juiste therapie. „Kinderen van een jaar of tien krijgen een jaar lang één uur per week individuele therapie. Van hen haalt 40 procent zijn leeftijdgenootjes alsnog in, die gaan dus vliegen in letterland. De overige 60 procent gaat iets vooruit, maar het blijft fladderen.”

Behandeling op jonge leeftijd is volgens de hoogleraar niet alleen goedkoper, maar ook veel effectiever. „We experimenteren nu met risicokleuters die in een groep zeventien weken lang een halfuur per dag klankoefeningen doen. Normaal gesproken ontwikkelt 40 procent van de kinderen met dyslexie in de familie zelf ook woordblindheid. Door deze oefeningen loopt dat percentage terug naar 16.”

Van der Leij ziet weinig in andere behandelmethoden. Medicijnen dragen te weinig bij en in alternatieve behandelmethoden met bijvoorbeeld pillen, brillen of dieet gelooft hij helemaal niet. „Tijdens de therapie laten we kinderen letters die vaak samen voorkomen – zoals de voorvoegsels be, ge en ver– uit het hoofd leren. Ook lezen aan de hand van plaatjes helpt. Doordat het kind van tevoren bedenkt wat het allemaal al weet over een onderwerp, bijvoorbeeld de brandweer, zal het de woorden in de tekst gemakkelijker herkennen.”

Motoriek
Kinderen die lijden aan ADHD –een vorm van hyperactiviteit– ontwikkelen naar verhouding vaak dyslexie. De omvang van de overlap is niet duidelijk. Er zijn aanwijzingen dat ook ADHD erfelijk is. Vaak wordt woordblindheid ook in verband gebracht met houterigheid. Die relatie is niet bewezen, aldus de wetenschappers, wel articuleren dyslectische kinderen vaak slecht en is de fijne motoriek niet helemaal in orde.

Hoe houdt een dyslectische volwassene zich staande in een wereld vol lezende en schrijvende mensen? Van der Leij neemt opnieuw zijn oud-leerling als voorbeeld. „Kees is nu 32 jaar. Hij heeft een baan waarin hij zonder lezen, schrijven en spellen kan.”