Gezondheid10 oktober 2000

Een onderschat probleem

Door W. van Hengel

Boezemfibrilleren is een onderschat probleem. Ziekenhuizen plaatsen patiënten met deze kwaal, en vooral de ouderen onder hen, vaak op een wachtlijst in plaats van hen direct te behandelen. Ook veel huisartsen laten de aandoening op zijn beloop omdat deze niet direct dodelijk is.

Dit uitstel van behandeling is niet bevorderlijk voor het succes van de therapie, aldus cardioloog dr. A. E. Tuinenburg. Hij promoveerde onlangs op onderzoek naar boezemfibrilleren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tuinenburg werkt in het Academisch Ziekenhuis Groningen, waar recent veel onderzoek is gedaan naar boezemfibrilleren. Zijn onderzoek richtte zich onder meer op de ingewikkelde processen die zich afspelen in hartspierweefsel als gevolg van boezemfibrilleren.

Die processen zorgen ervoor dat het weefsel zodanig wordt aangetast dat de aandoening na behandeling gemakkelijk weer terugkomt. „Boezemfibrilleren wordt daardoor een probleem dat zichzelf instandhoudt. Dit proces staat bekend als ”remodeling” en speelt zich af op drie fronten: elektrisch, hormonaal en anatomisch”, aldus Tuinenburg.

Uit zijn onderzoek blijkt dat de elektrofysiologische eigenschappen van de boezemcellen door het fibrilleren veranderen. Daardoor kan de cel sneller opnieuw geactiveerd worden en kunnen de elektrische kringstroompjes zich gemakkelijker in de boezem handhaven.

Er is ook sprake van hormonale aanpassingen. Het gehalte aan bepaalde hormonen, zoals de vaatvernauwende stof endotheline, is verhoogd. Ten slotte treden er ook veranderingen op in het weefsel. De cellen worden stugger en er vormt zich bindweefsel zoals in een litteken.

Hoe al deze elementen precies in elkaar grijpen, is volgens Tuinenburg nog niet helemaal duidelijk. Verder onderzoek daarnaar is nodig. Remodeling is volgens hem een reëel probleem. „Het is daarom heel belangrijk dat de behandeling van boezemfibrilleren snel begint. Je zult er bovenop moeten zitten om de aantasting van het boezemweefsel voor te zijn. Dat zou kunnen betekenen dat je een patiënt bij wijze van spreken nog dezelfde dag een stroomstootbehandeling moet aanbieden.”

Een collega van Tuinenburg, dr. R. G. Tieleman, wees daar vorig jaar in zijn proefschrift ook al op. Tieleman deed onder meer onderzoek bij geiten en ontdekte dat de aantasting van het boezemweefsel al na 24 uur behoorlijk is gevorderd. Een snelle behandeling is daarom vereist om remodeling te voorkomen.

Tieleman constateert echter tegelijkertijd dat huisartsen mensen van een jaar of veertig, vijftig met boezemfibrilleren nog wel doorverwijzen naar het ziekenhuis, maar oudere patiënten niet. Zij worden vaak met enkele geruststellende woorden en een recept naar huis gestuurd.

Bij de juistheid van dat recept plaatst Tieleman eveneens vraagtekens. Negen van de tien huisartsen beginnen met digoxine, een medicament dat van origine afkomstig is van het vingerhoedskruid (Digitalis purpurea). Dit klassieke middel helpt in eerste instantie wel tegen het fibrilleren, maar het bevordert de aantasting van het boezemweefsel, aldus Tieleman. Hij pleit daarom voor het inzetten van een ander medicijn (verapamil). Dit middel gaat aantasting van het boezemweefsel juist tegen.