Gezondheid 11 juli 2000

Onderzoek levert bewijs dat radiotherapie meestal nutteloos is

Bestraling baarmoederkanker voorbij

Door A. M. Alblas
Het bestralen van baarmoederkanker is niet altijd nodig. Recent Nederlands onderzoek wijst uit dat bestraling na operatie geen invloed heeft op de overlevingskansen, al verkleint radiotherapie wel de kans op plaatselijke terugkeer. Bij veel vrouwen wordt bestraling nu achterwege gelaten, waardoor ook de vaak nare bijwerkingen van bestraling niet optreden.

Zeven jaar duurde het onderzoek, waaraan 715 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 66 jaar en negentien bestralingscentra in Nederland meededen. De resultaten werden onlangs gepubliceerd in het internationale medische tijdschrift The Lancet.

De studie stond onder leiding van dr. Carien Creutzberg, die als radiotherapeut-oncoloog verbonden is aan het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Daniël, de nieuwe naam voor de voormalige Daniël den Hoedkliniek, specialistisch kankerbehandelcentrum in Rotterdam.

„Baarmoederkanker, niet te verwarren met baarmoederhalskanker, is de vierde in de rij van kanker bij vrouwen”, zegt Creutzberg. Borstkanker staat op de eerste plaats, daarna volgen darmkanker en longkanker.

Baarmoederkanker en kanker aan de eierstokken strijden om de vierde en vijfde plaats in rij. Jaarlijks krijgen 1300 tot 1400 vrouwen baarmoederkanker. Het gaat daarbij om een kwaadaardige woekering van het slijmvlies, de binnenbekleding van de baarmoeder. Creutzberg, al zo'n twaalf jaar werkzaam als radiotherapeut-oncoloog in de Daniël den Hoedkliniek: „Driekwart van de gevallen van baarmoederkanker wordt in een vroeg stadium ontdekt. Het allereerste verschijnsel is bloedverlies. Dat symptoom wordt heel snel opgemerkt, zeker als het om vrouwen gaat die na de overgang ineens bloed gaan verliezen.”

Behandeling
De nog altijd belangrijkste behandeling bestaat uit het operatief verwijderen van de baarmoeder en de eierstokken, waarna tot voor kort eigenlijk standaard gedurende vijf weken een serie bestralingen volgde. Bestraling na de operatie was eigenlijk een internationaal gangbare standaard, omdat daardoor de kans op plaatselijke terugkeer kleiner wordt. Het effect dat bestraling heeft op de overleving was echter niet duidelijk.

„Dat laatste vormde de aanleiding voor ons onderzoek, samengevat in de vraag of bestraling bijdraagt aan de overleving.”

De vrouwen hadden allemaal baarmoederkanker in het eerste stadium. Dat wil zeggen: het stadium waarin er geen uitzaaiingen zijn en waarbij de tumor niet tot buiten de baarmoeder is doorgegroeid. Maar ook dan is er nog een aantal verschillen. „De patiënten werden geselecteerd op de diepte van ingroei en op de rijpingsgraad van de kwaadaardige cellen; hoe meer deze zijn uitgerijpt, hoe meer ze lijken op gewone cellen. Hoe slechter ze zijn uitgerijpt, des te agressiever ze zich delen en vermeerderen. Door loting werd bepaald wie wel en wie niet na de baarmoederoperatie zou worden bestraald.”

Volgens Creutzberg was uit eerdere kleine studies al gebleken dat voor vrouwen bij wie de baarmoederkanker nog niet diep was ingegroeid en bij wie de cellen goed gerijpt waren, de kans op terugkeer uiterst gering was. „Deze groep werd al niet bestraald. Alle anderen wel. Toch bleef de vraag of het bestralen van al die andere vrouwen wel zo nodig was. Doe je er goed aan om de hele groep te bestralen om terugkeer van kanker bij een heel klein groepje vrouwen te voorkomen? En als de kanker, zonder dat er bestraald is, toch terugkeert, kun je alsnog bestralen”, zegt ze.

„Om die reden konden we de groep vrouwen op ethisch aanvaardbare gronden verdelen in een bestralingsgroep en een controlegroep.”

Doorbraak
De resultaten van de grote landelijke studie, die bijna zeven jaar heeft geduurd, hebben Creutzberg verrast. Bij slechts 4 procent van de groep vrouwen die werden bestraald, kwam de kanker plaatselijk toch weer terug. Bij de groep vrouwen die niet werden bestraald, was dat 14 procent. „Een duidelijk verschil”, zegt de radiotherapeut-oncoloog.

Toch heeft dit verschil geen gevolgen voor het verdere verloop van de aandoening. „Opmerkelijk genoeg vonden we we geen enkel verschil in de kansen op genezing of overleving wanneer de vrouw wel of niet werd bestraald. De vrouwen die niet waren bestraald en bij wie de kanker terugkwam, konden met succes alsnog met bestraling behandeld worden. Ook bleek dat de kansen op uitzaaiingen, bijvoorbeeld in longen of lever, in beide groepen vrouwen gelijk lagen”, aldus Creutzberg. Ten slotte bleek de groep vrouwen onder de 60 jaar een duidelijk kleinere kans op terugkeer van de aandoening te hebben dan de groep boven de 60 jaar.

„De conclusie is dat we niet iedereen meer bestralen. Dat hebben alle radiotherapeuten en gynaecologen in Nederland met elkaar afgesproken. Vrouwen onder de 60 met stadium 1 baarmoederkanker worden nu vrijwel niet meer bestraald. Evenmin als de groep vrouwen met goed of matig uitgerijpte cellen en oppervlakkige ingroei van de tumor. Bij terugkeer van de kanker wordt er alsnog bestraald. De groep vrouwen van boven de 60 met een diepe ingroei van de tumor in baarmoederwand of met slecht uitgerijpte cellen, wordt wel bestraald. We zijn ook bezig met plannen voor een onderzoek naar de effectiviteit van inwendige bestraling bij deze groep. Dat geeft minder bijwerkingen dan de gebruikelijke uitwendige bestralingstechniek.”