Gezondheid 4 juli 2000

Grotere kans op ziekte na tekenbeet

Door W. van Hengel
De kans dat mensen na een beet door een teek de ziekte van Lyme oplopen, wordt steeds groter. Daarvoor waarschuwt Douwe Steensma, van huis uit chirurg en zelf ooit slachtoffer van een tekenbeet, in het vorige week verschenen bulletin van de Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten.

Een belangrijke oorzaak van de verhoogde besmettingskans is dat tegenwoordig veel teken drager zijn van de bacterie Borrelia burgdorferi, de verwekker van de ziekte van Lyme. Was in 1983 slechts 0,1 procent van de teken besmet met de ziekteverwekker, inmiddels is 30 procent van de teken drager. Een teek is een enkele millimeters groot, spinachtig dier, dat vaak voorkomt in bossen, heide en duinen.

Doordat teken zich innestelen in de huid van hun gastheer kunnen zij de ziekte overdragen op de mens. Kenmerkend hiervoor is het ontstaan van een rode ring rond de beetplaats. In dat geval is een antibioticakuur van zeven dagen nodig om de bacterie uit te schakelen. Gebeurt dat niet, dan verdwijnt weliswaar de rode ring na enkele dagen vanzelf, maar de bacterie niet. Deze dringt verder het lichaam in en kan ernstige ziekteverschijnselen aan het zenuwstelsel veroorzaken. Hoe langer de bacterie in het lichaam aanwezig is, hoe moeilijker hij te bestrijden is en des te groter de kans dat de ziekte een chronisch karakter krijgt.

Waarschuwing
Steensma waarschuwt dat de kans om via een tekenbeet besmet te worden door de bacterie, steeds groter wordt, niet alleen doordat het aantal besmette teken veel groter is dan vroeger, maar ook doordat de teken steeds verder oprukken. „ Dat komt door toename van het aantal reeën en vossen. Die stikken van de teken. Bovendien rukken vossen steeds verder op naar de stadsranden. Daardoor vind je teken nu ook al in stedelijke groengebieden”, aldus Steensma.

Jaarlijks lopen naar schatting 60.000 Nederlanders een tekenbeet op. Zo'n 15.000 worden er ziek van. Steensma weet waarover hij praat, nadat hij jarenlang onwetend met de ziekte van Lyme rondliep.

„ Ik was heel gezond en ijzersterk, liep marathons en fietste in de Pyreneeën. In 1993 was daar niet zoveel meer van over. Ik werd moe van alles, niet een beetje moe, maar ontzettend moe, zelfs van trappenlopen of een eindje rijden in de auto. Een paar jaar eerder had ik last gekregen van hartritmestoornissen. Daarvoor ben ik regelmatig opgenomen en met allerlei medicijnen behandeld, maar dat mocht niet baten. Mijn hartslag was op een gegeven moment zo onregelmatig, dat ik een pacemaker heb gekregen. Ik werd zieker en zieker, kreeg ook last van erge hoofdpijn.”

Steensma las toen ergens dat de ziekte van Lyme hartritmestoornissen kan veroorzaken. Zijn cardioloog wuifde dat idee echter weg en zei dat het bij hem om een ander type ritmestoornissen ging. „ Op een gegeven moment was ik zo wanhopig dat ik aan een bevriende dermatoloog vroeg: Zou ik toch niet de ziekte van Lyme hebben? Uit bloedonderzoek dat hij liet doen bleek dat m'n bloed boordevol antistoffen tegen de bacterie zat. Er was geen spoortje twijfel”.

Antibioticakuur
Steensma kreeg een antibioticakuur van drie weken. Binnen een week was hij van zijn ritmestoornissen af. De voormalige chirurg stopte met de medicijnen hiervoor en zette zijn pacemaker stil. De hoofdpijnklachten werden echter steeds erger. Na een 'ruggenprik' bleek toen dat in zijn zenuwstelsel bacteriën actief waren. Hiervoor volgde een behandeling van drie weken met antibiotica per infuus. „ Een jaar later was ik mijn hoofdpijn kwijt”, aldus Steensma. „ Dat dit zo lang duurde en dat mensen in het algemeen langer neurologische klachten houden, komt doordat zenuwcellen langer de tijd nodig hebben voor herstel.”

De voormalige chirurg is nog altijd werkzaam in de gezondheidszorg, maar houdt zich nu bezig met kwaliteitsmanagement in de gezondheidszorg. Steensma vroeg vorig jaar in opdracht van de lymepatiëntenvereniging 391 patiënten naar hun ervaringen met de behandeling van de ziekte van Lyme. Daaruit bleek dat de aandoening vaak in een veel te laat stadium wordt vastgesteld. Dat leidt tot aantasting van de gezondheid en restklachten, zelfs na een geslaagde behandeling.

Richtlijnen
Samen met anderen zet Steensma zich nu in om de diagnostiek en behandeling van de ziekte van Lyme op een hoger peil te brengen. Bloedonderzoek vertoont bijvoorbeeld nog te veel foute uitslagen, zowel positief als negatief. Steeds vaker wordt daarom geadviseerd bloedonderzoek na enkele weken te herhalen.

De medische kennis over de ziekte van Lyme is volgens Steensma heel behoorlijk, maar verbrokkeld. Huisartsen en specialisten zien relatief weinig patiënten. „ Doordat het ziektebeeld divers is, hebben veel specialisten met de aandoening te maken, maar iedereen kent slechts een stukje. De coördinatie ontbreekt.”

Belangrijk is volgens Steensma dat er landelijke richtlijnen komen voor huisartsen ten aanzien van medisch onderzoek, behandeling en nazorg. „ Er ligt nu een voorstel dat het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg die richtlijnen gaat ontwikkelen. Als dat wordt opgepakt, zijn we een flink stuk verder.”

Meer informatie is verkrijgbaar via de Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten (0900 – 210 00 22, www.lymepatver.demon.nl). Een gratis informatiefolder van de landelijke GGD'en is verkrijgbaar via 0800 8051 of per e-mail (webmaster@postbus51.nl). Een uitgebreide gratis brochure met uitstekende adviezen ter voorkoming van een besmetting verspreidt de Stichting samenwerkende artsen en adviesorganisaties (SAAG, www.saag.nl) in Koog aan de Zaan (075) 612 55 98.