Gezondheid13 juni 2000

Stress beschadigt hersencellen

Door W. van Hengel

Stress kan leiden tot hersenschade met als gevolg een posttraumatische stressstoornis, aldus prof. dr. J. D. Bremner, als psychiater verbonden aan het Amerikaanse nationale PTSS-centrum van de Yale Universiteit.

Bremner en zijn (Nederlandse) collega's psychiater dr. Eric Vermetten en psychologe drs. Bernet Elzinga doen al jaren onderzoek naar PTSS. Dat onderzoek ligt op het terrein van de neurobiologie, waarbij wordt gekeken naar de invloed van stress op (tal van processen in) het lichaam.

Bremner deed onderzoek naar het hormoon cortisol, dat bij chronische stress in grotere hoeveelheden dan normaal door de bijnierschors wordt geproduceerd. Uit onderzoek bij dieren blijkt dat een langdurig verhoogd cortisolgehalte leidt tot verlies van hersencellen (neuronen) in de hippocampus, een klein gebied in de grote hersenen in de vorm van een zeepaardje (vandaar de naam). De hippocampus heeft een belangrijke functie bij de opslag en het weer terughalen van herinneringen. Schade aan de neuronen van de hippocampus biedt een verklaring voor de ernstige geheugenstoornissen en de andere symptomen van PTSS, aldus Bremner.

MRI-onderzoek heeft uitgewezen dat Vietnam-veteranen, maar ook vrouwen die in hun jeugd zijn misbruikt, een kleinere hippocampus hebben dan gewoonlijk. Op dit moment wordt aan de Yale Universiteit vergelijkend onderzoek gedaan naar de omvang van dit hersengebied bij tweelingbroers van Vietnam-veteranen met PTSS. Dat moet het finale bewijs leveren voor het gevonden verband.

Terugdenken aan het misbruik of aan andere doorstane verschrikkingen, met de daarmee gepaard gaande stress, leidt tot verhoogde cortisolniveaus in het bloed en een verminderde bloeddoorstroming in de hippocampus. Zo draaien PTTS-patiënten rond in een vicieuze cirkel.

De schade aan de hippocampus is overigens niet onomkeerbaar, zo blijkt uit dierstudies. Bij proefdieren die antidepressiva kregen, nam de hippocampus weer in omvang toe en ontstonden nieuwe neuronen. Het oude adagium dat hersencellen zich niet kunnen vernieuwen, is daarmee volgens dr. Vermetten definitief van de baan. Uit een voorzichtige analyse van de eerste gegevens van onlangs afgerond onderzoek bij mensen met PTSS die het antidepressiemiddel paroxetine kregen, blijkt niet alleen dat met hetzelfde medicament het geheugen licht verbetert, maar dat de mensen zich ook beter voelen. „We hopen dat ook de omvang van de hippocampus is toegenomen. Dat moet de komende analyse van de MRI-beelden duidelijk maken”, aldus Vermetten.

Een andere opvallende bevinding uit het Yale-onderzoek is, dat directe behandeling na een stressvolle gebeurtenis met benzodiazepinen als valium, antidepressiva of bètablokkers (medicijnen voor hartpatiënten die receptoren blokkeren die gevoelig zijn voor het stresshormoon adrenaline) later PTSS kan voorkomen. Het stresssysteem raakt door de behandeling minder uit balans, wat de kans op PTSS zou verkleinen.

Het gehalte van het hormoon cortisol normaliseert na het verdwijnen van acute stress. Chronische stress kan echter leiden tot een langdurige verhoging van het cortisolgehalte.

Uit diverse studies blijkt volgens drs. Elzinga dat permanente verhoging van het cortisolniveau leidt tot een verslechtering van door de hippocampus uitgevoerde geheugenfuncties. „Het gaat daarbij om het zogenaamde declaratieve geheugen. Dat kun je testen door mensen enige tijd te laten kijken naar een rijtje namen en hen vervolgens de woorden te laten opschrijven die zij zich nog herinneren. Mensen met een verhoogd cortisolgehalte presteren minder tijdens zo'n proef.”

De gevonden effecten zijn eveneens omkeerbaar. Na normalisatie van het cortisolniveau presteren de proefpersonen net zo goed als de andere deelnemers aan het onderzoek. Wat de effecten zijn bij langdurige cortisolverhoging, is moeilijk te testen. Wel is gekeken naar patiënten met het syndroom van Cushing, een ziekte die door tumorgroei in de hypofyse of de bijnierschors leidt tot een verhoogde productie van cortisol in het bloed. Patiënten met deze aandoening leveren slechtere geheugenprestaties dan gezonde personen.

Het verslechterde vermogen van de hippocampus om bij hoge cortisolniveaus geheugenprocessen te reguleren, kan volgens Elzinga ook een verklaring vormen voor het gegeven dat traumatische herinneringen van bijvoorbeeld misdaadslachtoffers incompleet zijn en vaak sterk gericht zijn op geuren of geluiden en andere zintuiglijke waarnemingen.