Eigen kiezen als vulmateriaalDoor prof. dr. A. J. Feilzer Een groot deel van de dagelijkse werkzaamheden van de tandarts bestaat uit het restaureren (vullen) van door cariës (gaatjes) aangetaste tanden en kiezen. De tandarts heeft hierbij de keuze uit diverse materialen en technieken. Het grootste onderscheid bestaat uit de keuze tussen een directe en een indirecte techniek. Bij de directe techniek wordt vulmateriaal in onverharde toestand in de te restaureren kies aangebracht, waarna het in de kies verhardt. Bij de indirecte techniek wordt er een afdruk van de kies gemaakt. De tandtechnicus maakt van de afdruk een gipsmodel/replica van de kies waarop een vulling of kroon wordt gemaakt. De tandarts plakt deze restauratie in een volgende zitting vast. Bij deze techniek kan men materialen kiezen die sterker zijn. De vulling kan dan langer mee. Een indirect vervaardigde vulling is ongeveer acht keer duurder dan een directe vulling, de levensduur is gemiddeld ook langer, maar slechts enkele malen langer en niet acht keer. De kosten zijn hoger omdat de benodigde behandeltijd groter is, er meer tandartsbezoeken nodig zijn en er kosten voor tandtechnische werkzaamheden worden gemaakt. De Nederlandse tandarts kiest om die reden slechts voor indirecte technieken wanneer een directe techniek niet meer voldoet. Als gevolg van de vraag van patiënten naar esthetisch verantwoorde restauraties verandert deze trend langzaam. Witgekleurde vulmaterialen voor directe technieken zijn niet zo sterk als die voor indirecte technieken. In haar proefschrift beschrijft dr. Hila Moscovich een methode om door cariës aangetaste kiezen te restaureren met witte vullingen die zijn geslepen uit menselijke kiezen of uit een sterk soort porselein. Het gaat om een relatief nieuwe indirecte techniek. Haar concept is bijzonder creatief bedacht. Om de waarde van toepassing ervan in Nederland te bepalen, dient men echter een kosten-batenafweging te maken. De methode die in dit proefschrift wordt beschreven, zal in eerste instantie in hoofdzaak worden toegepast voor restauraties die ook met behulp van een directe techniek kunnen worden gemaakt. Als een patiënt voor deze techniek kiest, zijn de kosten vele malen hoger en de baten (in termen van duurzaamheid) mogelijk slechts enkele malen hoger. In het licht van het zich snel groeiende tandartsentekort zou dat een ongewenste ontwikkeling kunnen zijn. De toepassing van veel tijdrovende indirecte technieken valt alleen te rechtvaardigen wanneer de prijs-kwaliteitverhouding gunstig uitvalt. Een gat in een tand of kies ontstaat doordat de milieuomstandigheden in de mond gunstig zijn voor de cariësveroorzakende bacteriën. Wanneer de tandarts een vulling maakt om de schade aan de tand of kies te herstellen, heeft dit weinig zin als dit niet gepaard gaat met acties om de oorzaak weg te nemen, zoals goed poetsen (mondhygiëne) en dieetmaatregelen. Dit vraagt vaak een gedragsverandering van de patiënt, iets wat niet eenvoudig te bereiken is en daarom niet altijd lukt. Om die reden kan er in dezelfde kies weer een gat naast de vulling ontstaan. Wanneer de vulling wordt gemaakt uit tandweefsel (zoals in dit proefschrift is beschreven) kan nu niet alleen naast de vulling een nieuw gat ontstaan, maar ook de vulling zelf weer een gat krijgen. Naar mijn mening is de toepassing van de in dit proefschrift beschreven techniek slechts voor enkelen weggelegd en moet zij, een paar uitzonderingen daargelaten, vaak als luxetandheelkunde worden gezien. Uit het bovenstaande zou men kunnen opmaken dat het in dit proefschrift beschreven onderzoek van weinig waarde is geweest. Dat is niet zo. In tandheelkundig wetenschappelijk opzicht staan er zeer veel waardevolle onderzoeken in beschreven. Prof. dr. A. J. Feilzer, bijzonder hoogleraar in de kwaliteit van tandheelkundige materialen, instrumenten en technieken aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) vanwege de Stichting Tandarts en Maatschappij. |