Formatie 1998

Zorgvuldigheid moet voortijdige val voorkomen

Formatieduur aan de lange kant

Door P. Chr. van Olst
DEN HAAG – Een aantal weken geleden kwam formateur Kok met de inschatting dat de formatie van 'zijn' tweede kabinet minder tijd zou vergen dan de gemiddelde formatieduur van alle naoorlogse kabinetten. Hij haalt het echter niet. Als maandag zijn tweede paarse ministersploeg met de Koningin op het bordes van Paleis Noordeinde verschijnt, heeft Kok 89 streepjes in z'n schrift staan.

De gemiddelde formatieduur van alle 22 naoorlogse kabinetten (gerekend tot en met paars I) is 69 dagen. De totstandkoming van Koks tweede kabinet duurde twintig dagen langer. Dat mag lang worden genoemd, hoewel het korter is dan de formatie van het eerste paarse kabinet. Die duurde 111 dagen.

Paars I was een nieuw politiek project, waarvan de kans van slagen vooraf niet vaststond. Decennialang hadden VVD en PvdA niet samen in een coalitie gezeten maar elkaar van eventuele samenwerking uitgesloten. Niet eerder ook was er een regering zonder christen-democraten. Het is begrijpelijk dat potentiële coalitiepartijen in zo'n geval omzichtig te werk gaan en liever een paar dagen langer vergaderen om ook de laatste resten van het oude wantrouwen bespreekbaar te maken dan een bij voorbaat wankele regeringsploeg te presenteren.

Bij Kok II of paars II gaat het, zoals de naam al zegt, om een voortzetting van een al bestaand coalitieverband. Een voortzetting waarvan alle betrokken partijen (PvdA, VVD en D66) al voor de verkiezingen hadden laten merken dat ze die wilden en ook realistisch vonden. Het is dan niet onredelijk om van de partijen te verwachten dat ze er snel uitkomen.

Verschuivingen
Bij de formatie van paars II speelde echter een aantal complicerende factoren. Over het geheel genomen versterkte de kiezer de parlementaire meerderheid van de coalitie. Maar binnen dat verband deden zich merkwaardige verschuivingen voor. D66 verloor enorm en moest zich bezinnen op wat die geste van de kiezer te betekenen had, de PvdA en de VVD wonnen allebei. Die gewijzigde verhoudingen moesten worden doorvertaald naar de regeringssamenstelling, terwijl formateur Kok tegelijk had te waken over de stabiliteit van de nieuwe verhoudingen.

Een tweede bemoeilijkende factor werd gevormd door het feit dat alledrie de coalitiepartijen de verkiezingstijd hadden aangegrepen om zich flink te profileren ten opzichte van elkaar en de kiezer duidelijk te maken dat Nederland met paars helemaal niet terecht was gekomen in een tijdperk zonder politieke tegenstellingen. Alledrie namen ze daarbij op bepaalde momenten vast een voorschot op het regeerakkoord, met standpunten die zich onderling niet altijd verhielden.

PvdA, VVD en D66 zijn er toch uitgekomen. Dat heeft ook geen van die 89 dagen op de tocht gestaan. Een andere weg dan paars II was er met opnieuw verlies van het CDA nauwelijks. En zonder alternatief valt er veel te regelen. Dat hebben de partijen gedaan in een dik en gedetailleerd regeerakkoord, waardoor er op de belangrijkste punten enige zekerheid bestaat dat de coalitiepartner geen onverwachte streken zal uithalen.

Dik regeerakkoord
Het lijvige regeerakkoord (enkele tientallen pagina's dikker dan dat van paars I) moet wat Kok betreft ook voorkomen dat het zijn tweede kabinet zal vergaan als alle andere naoorlogse 'voortzettingskabinetten'. Die kwamen alle voortijdig ten val. Het kabinet-Drees II (PvdA, KVP, CHU en ARP) ging na de verkiezingen van 1956 door als Drees III, maar moest de klus na twee jaar opgeven. In 1963 haalde het kabinet-De Quay (KVP, CHU, ARP en VVD) de reguliere verkiezingen, waarna de partijencombinatie verderging met het kabinet-Marijnen, dat het slechts iets langer dan anderhalf jaar uithield.

Het redelijk succesvolle kabinet-De Jong hield het als combinatie van KVP, ARP, CHU en VVD vier jaar vol. De verkiezingen die volgden in 1971 leverden echter een aardverschuiving op die de coalitie haar meerderheid deed verliezen. Door de nieuwe partij DS70 (acht zetels) aan zich te binden kon de combinatie door met het kabinet-Biesheuvel, dat na ruim een jaar in de crisis kwam. Ten slotte was er het CDA-VVD-kabinet Lubbers I, dat na een kortstondige formatie in 1986 overging in Lubbers II, maar vlak voor het einde ten val kwam.