Forum 8 mei 2001

Hitler sprak over „de genadedood voor ongeneeslijk zieken”

Nazi's gebruikten humaan
argument voor euthanasie

Kan er een parallel getrokken worden tussen de euthanasiepraktijken van de nazi's en de Nederlandse euthanasiewetgeving, zoals die vorige maand is goedgekeurd? Op een verwijzing van senator E. Schuurman (CU) naar de euthanasiepraktijk in nazi-Duitsland werd tijdens het euthanasiedebat van 10 april fel gereageerd. Drs. J. A. E. Vermaat stelt vast dat ook in Nazi-Duitsland het denken over leven en dood begon met een subtiele accentverschuiving.

Er zijn belangrijke verschillen tussen de grove euthanasiepraktijken van de nazi's en de huidige euthanasiewetgeving. De nazi's wilden hun euthanasieprogramma niet in officiële wetten vastleggen. Het moest geheim blijven om protesten te voorkomen. En de keurige en redelijke Haagse politici die de nieuwe euthanasieregels steunen zijn natuurlijk geen nazi's. Ook de medici in Nederland staan ver af van de ideologische drijfveren die hun collega's in het Derde Rijk hadden. Toch gebruikten uitgerekend de nazi's op heel geraffineerde wijze soms humane en redelijk klinkende argumenten om het doden van ongeneeslijk zieken en wilsonbekwamen te rechtvaardigen, argumenten die we nu ook horen. De nazi-film ”Ich klage an” uit 1941, die onlangs op de Erasmus-universiteit werd vertoond, is daarvan een voorbeeld. Een jonge doodzieke vrouw vraagt een arts haar uit dit lijden te verlossen. Deze arts, die tevens haar man is, doet dit uiteindelijk maar wordt daarna wegens 'moord' aangeklaagd. De film is heel geraffineerd en moest de publieke opinie rijp maken voor euthanasiepraktijken waarover steeds meer uitlekte en die nog veel verder gingen. Karl Brandt, de leider van Hitlers euthanasieprogramma, beriep zich later bij zijn berechting op exact dezelfde argumenten als in de film: „We werden gedreven door het verlangen individuen te helpen voor wie levensverlenging een marteling zou zijn.” Hitler zelf sprak in zijn euthanasiedecreet van 1 september 1939 over „de genadedood voor ongeneeslijk zieken.”

Nu is er een wereld van verschil tussen de artsen van toen en de artsen van nu. Maar er zijn wel enkele zaken waar we op moeten letten. Leo Alexander, die bij de processen van Neurenberg tegen oorlogsmisdadigers nazi-artsen verhoorde, wees er in 1949 in zijn artikel ”De medische wetenschap onder de dictatuur” –dat verscheen in het gezaghebbende New England journal of Medicine– al op dat de euthanasiebeweging in Duitsland heel geleidelijk is begonnen. Op universiteiten en binnen de medische professie vond een verschuiving plaats in het denken over leven en dood. Alexander heeft het over „een subtiele accentverschuiving in de grondhouding van artsen, namelijk de erkenning dat er zoiets bestaat als leven dat niet waard is om geleefd te worden.”

Ernstige ontsporing
En dat speelt ook nu. Minister Borst pleitte zelfs voor een zelfmoordpil voor bejaarden die het niet meer zien zitten. Bovendien zijn er zeker duizend gevallen van levensbeëindiging zonder dat de patiënt daar zelf om had gevraagd. Borst: „We hebben toen stevig gediscussieerd over de vraag of we dat wel erg moesten vinden.” Hier dreigt een ernstige ontsporing. Ook al ging het in casu om doodzieke patiënten, het is gevaarlijk wanneer het doden van wilsonbekwamen en van anderen die daar niet om vragen, algemeen geaccepteerd zou worden. Allerlei zorgvuldigheidscriteria zijn heel mooi en belangrijk, maar in onze gedoogcultuur is er geen enkele garantie dat artsen zich daaraan tot in lengte van dagen zullen houden. Wanneer de overheid zelf niet eens eigen wetten en regels naleeft en controleert, zoals blijkt bij vuurwerkrampen en cafébranden, wanneer de ene minister niet weet wat de andere doet, hoe kan diezelfde overheid dan van gewone burgers verwachten dat zij wetten en regels nog serieus nemen? De filosoof Hegel zei het al in zijn ”Filosofie der Geschiedenis”: „De ervaring en de geschiedenis leren ons dat volken en regeringen uit de geschiedenis nooit lering hebben getrokken.” De nazi's komen natuurlijk niet terug, maar via een achterdeurtje sluipt onder het mom van ”humaan sterven” –ook van wilsonbekwamen– en ”recht op zelfdoding” een mentaliteit binnen, die grote gevaren met zich brengt. Het heden is natuurlijk nooit een exacte kopie van het verleden. De geschiedenis herhaalt zich wel, maar nooit op dezelfde wijze.

Glijdende schaal
In 1989 hadden vier verpleegkundigen van het VU-ziekenhuis enkele in coma liggende patiënten gedood. De richtlijnen schreven voor dat alleen artsen hierover mochten beslissen. Toch gingen de vier verpleegkundigen vrijuit omdat zij uit ”humane overwegingen” zouden hebben gehandeld. Glijdende schaal? Ik vrees van wel.

Een tweede probleem is dat de nieuwe euthanasieregels voor velen niet ver genoeg gaan. Ernstig zieke patiënten worden in ziekenhuizen soms als ”ongewenste ballast” gezien. Volgens Leo Alexander is het in Nazi-Duitsland ook zo begonnen. „Dit kleine begin had vreselijke gevolgen”, laat hij weten. Wanneer in de medische ethiek het beginsel zegeviert dat alleen zij recht op leven hebben die nog maatschappelijk nuttig en produktief zijn, hebben we een ernstig probleem. Zover is het nog niet, maar er is geen enkele garantie dat het nooit zover zal komen. Wie ervan uitgaat dat de mens niet altijd tot het goede geneigd is, maar vaak ook tot het kwade, zal weinig vertrouwen hebben in de toekomst. Er is toch wat aan de hand als steeds meer mensen verklaringen bij zich dragen waarop staat dat, mochten zij ooit in een ziekenhuis belanden, er op hen nooit en te nimmer euthanasie mag worden gepleegd.

De auteur werkt sinds 1973 als journalist bij de EO.