De eeuw in het hart |
De 'bevindelijk-gereformeerden'Door ds. W. Chr. Hovius De term De promotor van de hoofdredacteur, prof. dr. G. Dekker, hield de hoofdlezing over deze bevindelijk-gereformeerden op weg naar het jaar 2000. Hij schetste in zijn sociologische lezing de ontwikkelingen, de achtergrond en de (naaste) toekomst van deze groep. De hooggeleerde referent gebruikte ook gegevens die in dit jaar verkregen waren uit een enquête, gehouden op diverse reformatorische scholen. Dr. Janse had voor zijn dissertatie een gelijke enquête gehouden in 1981 op dezelfde scholen, zodat de vergelijking van beide onderzoeken het een en ander aan het daglicht bracht, dat sommigen hadden verwacht, anderen bepaald deed schrikken. Zelf mocht ik dit symposium bijwonen en mij was gevraagd op deze lezing te reageren, om de te berde gebrachte sociologische gegevens wat theologisch te duiden. We zouden kunnen zeggen: We gaan van een ontdekkende, sociologische lezing naar een ontdekkende, theologische prediking! In drie artikelen wil ik mijn opmerkingen wat voor u en jou uitwerken. Twee kritische kanttekeningen Ik heb tegen deze gelijkstelling bezwaar, omdat ik weet dat sommigen van de bevindelijk-gereformeerden om principiële redenen helemaal niet gaan stemmen, en destijds, toen de opkomst- of stemplicht nog bestond, beboet werden om hun wegblijven. Ook hebben sommigen vanwege bijbels-praktische bezwaren de overstap of zelfs overgang naar de RPF gemaakt. Maar de tweede kanttekening was eigenlijk tegelijk een vraag. Wanneer prof. Dekker ook uit de cijfers van de genoemde enquête vaststelt, dat er een bedreigende invloed van de samenleving op de bevindelijk-gereformeerden uitgaat en zij enerzijds zich hier en daar aan de samenleving aanpassen om te overleven, anderzijds zich isoleren en daardoor invloed en terrein verliezen, vraag ik of er ook niet sprake is van een innerlijke uitholling. De druk van buitenaf kan getal en invloed doen teruglopen. Maar worden de bevindelijk-gereformeerden ook niet van binnenuit bedreigd en verzwakt? Zou die kant ook niet in het onderzoek moeten worden betrokken en verwerkt? En daarmee snijdt het mes der ontdekking in eigen vlees, zoals u begrijpt. Het is goed in het licht van de Schrift en door de werking van de Heilige Geest zichzelf nauwgezet te onderzoeken. De vrucht daarvan is stellig diepe ootmoed en komt in de weg van de bekering tot God openbaar. Ontbindende factoren 2. De onderlinge kerkelijke verdeeldheid en de vaak weinig verheffende manier van omgaan met elkaar doet ook weinig of niets van de bevindelijk-gereformeerden uitgaan. Natuurlijk kan er verschil in opvatting zijn, maar daarmee behoeven we elkaar nog niet weg te schrijven of zelfs in de staat voor God aan te tasten. Het hard en liefdeloos oordelen over en veroordelen van anderen staat tegen. 3. De band binnen het gezin wordt ook zwakker. Belijden we nog altijd dat het gezin de kleinste cel en kern is van de kerk en van de maatschappij, de praktijk van het leven toont helaas vaak een andere werkelijkheid. Waarom vinden vooral oudere kinderen het thuis steeds minder gezellig en klagen ze vaak met mijn vader kan ik niet praten en mijn moeder begrijpt me niet? Het medium van de tv heeft een omslag in de cultuur bewerkt en een grote aanslag gepleegd op het gezin. En meer dan eens blijken juist de ouders en de ouderen verslaafd aan de beeldbuis te zijn. 4. De bevindelijk-gereformeerden slagen er steeds minder in op eigentijdse en aansprekende wijze te vertalen naar eigen jongeren en naar degenen die buiten zijn wat hen ten diepste beweegt in hun verhouding tot de Heere God en de naaste. Het zijn deze factoren die van binnenuit de kracht van de bevindelijk-gereformeerden ernstig verzwakken. Uit de gepubliceerde enquêtecijfers blijkt dat het verschijnsel van erosie ook hen niet voorbijgaat. Men raakt aan bepaalde verschijnselen gewend. Zuigkracht van de evangelischen Allerminst wil ik op hen afgeven, trouwens, dat zou mij al helemaal niet betamen. En dat helpt ook niet. Bovendien moet ik dan toch ook op enige belangrijke punten wijzen die als messen kunnen snijden in eigen vlees. Ongetwijfeld hebben de evangelischen een zekere aantrekkingskracht vanwege hun blijmoedigheid. En deze raakt vooral jongeren soms diep. De vraag is wat er van ons uitgaat die prijs stellen op een bevindelijk-gereformeerde prediking. Ik denk aan een opmerking van wijlen ds. Jac. van Dijk, die eens vertelde ik moest jaren terug eens oppassen op zondagmorgen bij mijn grootvader. Hij woonde recht tegenover een kerk. Toen die uitging, zei hij: Kijk, jongen, dat zijn nu allemaal mensen die zojuist de blijde boodschap hebben gehoord. Kun je dat hen afzien? Moet je eens zien, wat een strakke gezichten, wat een strenge en harde blik in de ogen. Er zijn veel zorgen in het leven, er is veel strijd in het geloofsleven, veel moeite in het kerkelijk leven, maar als we nooit eens konden getuigen ik Heere, die al mijn blijdschap in U vind... dan zit er toch echt iets heel scheef. Vervolgens wijs ik ook op de bijbelstudie die in die kringen gehouden wordt met elkaar en persoonlijk. Komen wij daar nog aan toe? Zitten onze kinderen weleens met de Bijbel voor zich, voor zichzelf, studerend, mediterend? Nauwelijks komt de Schrift in onze gezinnen wellicht nog een keer per dag aan tafel, bij de avondmaaltijd. Dan zijn ze (we) er allemaal. En dan gauw éven lezen, éven danken? Ook de onderlinge saamhorigheid kan soms aantrekkingskracht uitoefenen. In 'onze' gemeenten is alles vaak zo massaal en hangen we als los zand aan elkaar. Bezorgdheid Vervolgens wordt onder de evangelischen niet of veel te weinig het zicht op het Verbond Gods gevonden. Vaak komen jongeren en ouderen uit de kringen van de bevindelijk-gereformeerden ertoe zich door evangelische beïnvloeding te laten overdopen. Nu is er niets tegen volwassendoop, die kennen wij ook in de kerken van gereformeerde belijdenis. Er is vanuit het verbond wel alles tegen overdoop! Alsof wij maar even tegen God kunnen zeggen Heere God, wat toen gebeurd is, toen ik als klein kindje werd gedoopt, dat betekent niets, dat telt niet voor U. Merkwaardig is dat in die kringen wel kinderen aan de Heer worden opgedragen. Men zegt dat bijbelse gronden voor de kinderdoop ontbreken, ook het bevel daartoe. Zijn die en is dat er vanuit de Schrift wel voor het opdragen? Moeite heb ik ook met de zondagsviering van veel evangelischen. Des morgens vroeg gaat men naar de samenkomst, verder is men vrij te doen en te laten wat men wil. Christus heeft immers voor ons de wet volbracht en ons in vrijheid gesteld? Wat je als christen fijn vindt om te doen mag en kan. Bewaren in en voor de gemeente En mag men, waar men kritiek op bepaalde zaken heeft en hebben kan, weglopen uit de kerk en de gemeente waar we niet toevallig in terechtkwamen en opgroeiden? En wijst men dan op inderdaad de jammerlijke verdeeldheid van Gereformeerde Kerken en binnen gemeenten van gereformeerd karakter, hoeveel pinkstergemeenten en evangelische gemeenten zijn er soms in een plaats, waarbij ook scheuringen zich voltrokken? Wel mogen we onszelf de vraag stellen: Waarom hebben wij die weggetrokken gemeenteleden niet kunnen bewaren in en voor de gemeente? Is het wellicht onze eigen diepe geestelijke armoede die we in de groei van de evangelische beweging terugzien? Laten we de zelfontdekking niet pogen te ontgaan. Maar laten we leren ootmoedig schuld te belijden waar dit eerlijk geboden is en de rijkdom van de gereformeerde leer te doorleven en te betuigen. Nog wel gereformeerd? Ik lijk nu voor u/jou in raadselen te spreken maar graag licht ik deze vraag naar twee kanten toe. Ervaring Jaren geleden, toen ik zelf nog studeerde, hield wijlen ds. W. L. Tukker een lezing voor de Mannenvereniging in Hilversum. Hij maakte toen een opmerking over de tekst uit 2 Korinte 12, waarin de apostel Paulus melding maakt van een hem gegeven doorn in het vlees. Bij de gelegenheid tot vraagstelling zei een mevrouw dat zij het heel anders had beleefd dan de dominee had verteld. Heel scherp maar niet onbewogen zei toen deze predikant: Mevrouw, ik heb met uw bevinding niets te maken, ik heb alleen met Gods Woord te maken. Gods openbaring is bron maar ook maatstaf van en voor de ervaring; de echte en rechte geloofsbevinding bloeit op uit de Schrift, toegepast aan en in het hart door de Heilige Geest. En de Geest brengt ons ook onder het gezag en de tucht van het Woord. Al wat naar dat Woord niet is heeft geen waarde voor God en zal geen dageraad zien. In de prediking moeten we ook ervoor waken de christen in zijn ervaring te prediken in plaats van de Christus der Schriften. Bevindelijke prediking is wat ooit eens een eenvoudig gelovig man zei ik hoor graag preken een volkomen Christus en een volkomen verloren mens en hoe die twee nu bij elkaar gebracht worden en komen. Dat is een aardige typering al is er meer. Meer in die zin dat er ook voeding en onderricht nodig is voor hen, die door het geloof met Christus werden verenigd. Levenspraktijk Op het RD-symposium maakte ik de opmerking dat in het Reformatorisch Dagblad in bepaalde artikelen weleens gesteld is Gods volk doet zoiets niet. Ik noem enige voorbeelden: Gods volk laat zich niet inenten. Gods volk laat zich niet verzekeren. Gods volk weet hoe haardracht en kleding moeten zijn. Maar wie is Gods volk? En heeft dat volk van God de autoriteit gekregen over allerlei te beslissen? Ik meen dat dit niet gereformeerd is! Gereformeerd is wel dat we samen leren buigen voor de autoriteit van de Schrift. We leren ons door de genade van de Heilige Geest steeds meer aan dat gezag te onderwerpen. Daarmee doe ik niets af van de praktijk der godzaligheid. Ongetwijfeld zal de vreze Gods gedrag, kleding en levensstijl gaan stempelen. Slordigheid, stijlloosheid en toegeeflijkheid aan trend en mode, snel insluipende wereldgelijkvormigheid in de gemeente brengen het christelijk karakter van de gemeente in gevaar, bedroeven de engelen Gods en wekken het ongenoegen van God op. Laat daarover geen misverstand bestaan! Maar ik heb nog iets anders dienaangaande op te merken. Hoe meer (ongezonde) verinnerlijking van het geloof optreedt des te krampachtiger allerlei kenmerken in uiterlijke dingen gezocht en gelegd worden, vaak om zichzelf te handhaven. De prediking in deze laatste zin kan ontaarden in rechtzinnig moralisme. En gebrek aan persoonlijk geestelijk leven kan bedekt worden door zich erop toe te leggen allerlei regels te volgen die in een goed blaadje brengen bij hen, die geacht worden tot het bevindelijke volk van God te behoren. Dat is intussen een levensgevaarlijk bedrijf. Met niets kan men alles worden! De satan ziet dit graag en laat met rust. En men bedriegt zichzelf en anderen voor de eeuwigheid. Beide waar Laat in de bevinding en de levensstijl het woord maar blijvend aan Het Woord zijn. Dat is wel echt gereformeerd! Kernproblemen Er is enerzijds onbegrip en irritatie bij degenen die niet christelijk zijn tegenover de bevindelijk-gereformeerden. Anderzijds is er bij deze laatsten het gevoel van bedreigd te worden door en vanuit deze samenleving. De onder jongeren gehouden enquête op reformatorische scholen toont aan dat zij denken als refo-jongeren door de maatschappij niet meer voor vol te worden aangezien. In mijn reactie bracht ik een ander gehouden onderzoek ter sprake, die van het blad Margriet, ook ter gelegenheid van een jubileum, die als opmerkelijke uitslag te zien geeft dat vele Iezer(essen) denken dat de verschuiving van normen en waarden in onze samenleving alles te maken heeft met het verschijnsel kerkverlating. De niet-christelijken menen dat doordat de kerk, die hoedster is van bepaalde tradities, normen en waarden achteruit gaat daardoor ook andere opvattingen in de samenleving gaan gelden. Ik dacht bij mijzelf ook in dit verband aan het Woord van de Heiland, dat de kinderen dezer wereld voorzichtiger zijn dan de kinderen des lichts. Wat velen in en van de kerk niet zien, zien de niet-christelijken wel! Dat is ontdekkend en beschamend voor ons. Om te overleven wordt door de bevindelijk-gereformeerden volgens prof. Dekker in twee richtingen gedacht: Of we moeten een zekere assimilatie of aanpassing toestaan of we moeten ons isoleren en afsluiten voor die buiten zijn. Twee theologische duidingen Vreemdelingschap Vooral prof. dr. W. H. Velema heeft onder ons voor deze vreemdelingschap aandacht gevraagd. Hij schreef onlangs nog zich steeds minder hier op aarde thuis te voelen en in de blijde zekerheid en verwachting te mogen leven thuis te komen bij God. Ik zou daarom willen spreken van blijmoedige vreemdelingschap, vooral wanneer ik denk aan de dichter van Psalm 119. Daarin vind ik die beide noties terug. We zingen in vers 10 van deze Psalm (berijmd) ik ben o Heer' een vreemdeling hier beneên en in vers 83 berijmd ik, Heer', die al mijn blijdschap in U vind.... Maken we daarmee voldoende ernst? Leven we bevindelijk daarbij en daaruit? Tussen die beide bestaat een nauwe samenhang en een zekere spanning. Maar die was er ook onder Israël ten tijde van het Oude Testament. De Heilige Schrift laat samenhang en spanning zien tussen het universele (Israël tot zegen van heel de omgeving) en het particuliere (het als verkoren volk bewaren van Gods geboden en het leven in vertrouwen op God alleen). De krant moet dat duidelijk vertolken voor de lezers en naar de buitenwacht toe. Gelijk(waardig)heid Vertolking | Dit is een publicatie uit Gereformeerd Weekblad, d.d. 13 november-4 december 1998. |
![]() |