De eeuw in het hart

Geen trendbreuk reformatorische kring, wel voortgaande afkalving

Assimilatie en persistentie
aan het eind van de 20e eeuw

Door dr. C. S. L. Janse
Het onderzoek dat het RD dit voorjaar hield onder leerlingen van reformatorische scholen en hun ouders heeft wel het een en ander losgemaakt. “Bevindelijk gereformeerden op drift”, “Staat de refodijk op springen?” “Reformatorische jeugd denkt veel ruimer”, in die trant werd er in allerlei kranten en tijdschriften over geschreven.

Duidelijk is in ieder geval dat de reformatorische kring geen onwrikbaar blok graniet is te midden van de kokende golven, maar wel degelijk ook beïnvloed wordt door de omgeving. Dat is niet zo bijzonder. Dat gebeurt ook bij andere minderheidsgroepen. Die ontwikkeling doet zich al decennialang voor. De vraag is wel, of er aan het eind van de 20e eeuw sprake is van een zodanige stroomversnelling, dat inderdaad van een trendbreuk moet worden gesproken.

Uitstroom
Sinds jaar en dag kent de orthodoxie een uitstroom van 'afvalligen'. Dat was ook in de vorige eeuw al zo. Het Réveil was een orthodoxe protestbeweging tegen de geest der eeuw. Maar nogal wat kinderen van Réveilmensen kwamen terecht bij de vrijzinnigheid.

Zo zouden er nog veel meer voorbeelden te noemen zijn. Je kunt die uitstroom zelfs in politieke termen formuleren. In de niet-confessionele partijen lopen nogal wat mensen rond met een orthodox-christelijke achtergrond. De vader van de huidige VVD-minister van buitenlandse zaken (Van Aartsen) was ook minister, maar dan wel voor de ARP. In het verleden gold de ex-gereformeerde Den Uyl als een bekend voorbeeld van deze trend.

Zo kom je in het CDA mensen tegen die afkomstig zijn uit de kring van de kleine protestantse partijen. En bij de RPF lopen allerlei mensen rond die opgegroeid zijn in een SGP-milieu.

Op kerkelijk gebied is er evenzeer een lange lijst van namen op te sommen van mensen die naar 'links' zijn opgeschoven. Onlangs vertelde iemand mij dat de kerkeraad van de vrijzinnig hervormde gemeente in zijn woonplaats voor een belangrijk deel bestond uit mensen die opgegroeid waren in de kring van de Gereformeerde Bond, de Gereformeerde Gemeenten of de Oud Gereformeerde Gemeenten.

Uiteraard doen zich ook verschuivingen in omgekeerde richting voor, waarbij mensen naar een meer orthodoxe groepering overstappen. Dergelijke tegendraadse ontwikkelingen blijven echter verre in de minderheid.

Geboortecijfer
Maar al is er onmiskenbaar sprake van een uitstroom uit de orthodoxie, er zijn gelukkig ook velen die blijven. Het is zelfs zo dat de meer orthodoxe kerken er redelijk in slagen de bevolkingsgroei bij te houden, terwijl de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken en zeker de kleine vrijzinnige kerken niet alleen relatief maar ook absoluut in ledental achteruitlopen. Hoewel er ten aanzien van de hervormd-gereformeerde richting in de Hervormde Kerk weinig cijfermateriaal beschikbaar is, is in ieder geval duidelijk dat zij gunstig afsteekt bij de algehele malaise van de Hervormde Kerk. Sluiting van kerkgebouwen en opheffing van predikantsplaatsen is in deze kring niet of nauwelijks aan de orde.

De groei van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) en de vrijgemaakten is niet het gevolg van toestroming van nieuwe leden, maar van het relatief hoge geboortecijfer in die kring. Op die manier weet men de niet te verwaarlozen uitstroom te compenseren. Bij de christelijke gereformeerden en de Nederlands gereformeerden ligt het geboortecijfer lager. Dat verklaart waarom zij binnen de gereformeerde gezindte de geringste groei vertonen.

Daarbij zal duidelijk zijn dat het geboorteniveau behalve met de leeftijdsopbouw (een vergrijsde kerk heeft logischerwijs een laag geboortecijfer) ook samenhangt met de visie op gezinsvorming. Een meer geseculariseerde, hedonistische levensinstelling leidt tot een lager geboortecijfer.

Of er ook in de toekomst sprake zal zijn van groei van de gereformeerde gezindte, zal afhangen van enerzijds het geboortecijfer en anderzijds de omvang van de uitstroom. Op z'n minst is het aannemelijk dat die twee qua omvang dichter bij elkaar komen te liggen, waardoor de groei zal afnemen.

Generatiekloof
Uit het RD-onderzoek blijkt onmiskenbaar dat er van een generatiekloof sprake is. Dat is op zich geen nieuw verschijnsel, ook niet voor de bevindelijk gereformeerde kring. Belangrijker is de vraag of die generatiekloof de laatste jaren groter geworden is. Is die inmiddels zo groot dat vele jongeren dreigen te vervreemden of kennelijk al vervreemd zijn van hun ouderlijk milieu?

Aangezien het onderzoek van dit jaar een herhaling was van dat van 1981, is het in ieder geval mogelijk daar vergelijkenderwijs wat over te zeggen. Daarvoor is dan wel nodig om op de ruwe cijfers wat correctiefactoren toe te passen. Dit onder meer om de verschil7lende groepen ondervraagden qua kerkelijke samenstelling meer vergelijkbaar te maken.

Dan blijkt dat de generatiekloof in 1998 inderdaad groter is dan zeventien jaar daarvoor, maar niet dramatisch groter. Met andere woorden, er is geen sprake van een trendbreuk, wel van een versnelling in de ontwikkeling. Wil men dat nog exacter aangeduid zien dan zijn er ook, uiteraard onder allerlei voorbehouden, bepaalde scores te berekenen. Was de generatiekloof in 1981 0,70 (3,81 min 3,11), in 1998 was die gegroeid tot 0,89 (3,67 min 2,78). Dat is onmiskenbaar een reële stijging, maar geen formidabele.

De vraag aan de leerlingen of zij hun eventuele kinderen later (ook in godsdienstig opzicht) net zo zouden opvoeden als ze zelf opgevoed waren, gaf in 1998 nagenoeg hetzelfde antwoordpatroon te zien als zeventien jaar geleden.

Dat neemt niet weg dat op grond van al deze cijfers te verwachten is dat de uitstroom uit reformatorische kring de komende jaren eerder groter dan kleiner zal worden. Daarnaast zal ook de identiteit van de groepering onder druk komen te staan. Niet iedereen die zoveel binding heeft dat hij blijft, onderschrijft de daar gangbare theologische en ethische standpunten.

Belangrijke verschillen in opvattingen tussen de ene generatie en de andere doen zich vooral voor in de amusementssector (bioscoop, televisie, sport) en ten aanzien van de zondagsbesteding (kerkgang, openbaar vervoer op zondag). Verder zijn de verschuivingen relatief groot op het punt van de avondmaalsdeelname en het zingen van gezangen in de kerkdiensten.

Dat laatste wijst onmiskenbaar op een andere oriëntatie. Uiteraard moeten we hier voorzichtig zijn met onze conclusies, maar er is natuurlijk wel een zekere samenhang tussen een ruime avondmaalsdeelname en het ontbreken van een onderscheidende en ontdekkende prediking. En er zijn ongetwijfeld tal van rechtzinnige gezangen, maar ook in de gereformeerde gezindte groeit de voorliefde voor allerlei evangelische gezangbundels.

Omgekeerde opvoeding
Uiteraard kan men de vraag stellen in hoeverre jongeren van 16 en 17 jaar al uitgebalanceerde opvattingen hebben over al deze punten. Toch is dat wel de leeftijd waarop men over zaken van leer en leven na gaat denken, zich in ieder geval een eigen standpunt daarover gaat vormen. De enquête betrof bovendien allemaal leerlingen van reformatorische scholen. Zij verkeren, althans tot op zekere hoogte, in een beschermd milieu.

Bovendien zou het verkeerd zijn om bij het thema assimilatie alleen te denken aan jongeren. Bij volwassenen is er eveneens sprake van een erosie van opvattingen. Ook zij staan bloot aan de assimilatiedruk, niet alleen van de buitenwereld maar soms ook vanuit hun eigen gezin.

Ouders voeden hun kinderen op, trachten bepaalde waarden en normen aan hen over te dragen. Maar het omgekeerde komt ook voor. Kinderen beïnvloeden hun ouders. Hetzij doordat ze hen weten te overtuigen, hetzij doordat ze hen voor het blok zetten. Ouders die altijd erg tegen tv geweest zijn, gaan daar soms anders over oordelen als hun kinderen tv in huis halen. De predikant die altijd tegen vrouwelijke ambtsdragers geweest is, gaat daar soms anders over denken wanneer zijn eigen dochter ouderling of predikant wordt. Men wil zijn kinderen niet afvallen, of in ieder geval de verhoudingen goed houden.

Ook het wegvallen van de eigen ouders (of van de oudere generatie binnen een organisatie of een kerkeraad) kan er toe leiden dat mensen standpunten gaan innemen of gedragingen goedkeuren waar ze vroeger voor teruggeschrokken zouden zijn.

Dieper liggende attitudes
Overigens zal duidelijk zijn dat met het RD-onderzoek bepaald niet het laatste woord gezegd is. Slechts ten aanzien van een aantal (traditionele) strijdpunten is de mening gepeild. Dieper liggende attitudes zijn in een schriftelijke enquête veel moeilijker op een enigszins betrouwbare manier te registreren.

De mens (ook de enquêteur) ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. Uiteraard is er wel een relatie tussen de binnenkant en de buitenkant. Het geloof staat niet los van het dagelijks leven. Een strikte levenswandel en een vasthouden aan de gereformeerde leer betekenen geen garantie van een waar geloof. Er is (veel) vorm zonder inhoud. Maar er is geen inhoud zonder vorm.

Ook aan het eind van de 20e eeuw geldt nog steeds dat de boom aan zijn vruchten gekend wordt. Ruimere opvattingen in leer en leven wijzen niet op een bloeiend geestelijk leven. Althans, geen geestelijk leven met een grote G. Ook al realiseren we ons de betrekkelijkheid die enquêtecijfers eigen is, het zou toch niet verstandig zijn om aan die uitslagen van het RD-onderzoek schouderophalend voorbij te gaan.

30 december 1998