De eeuw in het hart

RD-onderzoek over vooral uiterlijke kenmerken

Bevindelijk gereformeerden op drift

Door Ar Sikking
Moeten 'bevindelijk gereformeerden' de invloed van de tijdgeest enigszins toelaten en assimileren, zoals dat duidelijk al gebeurt onder jongeren, of moeten zij de opgeworpen dam tegen die invloed beschermen? En over welke aspecten van die tijdgeest hebben we het dan? Zijn die wel van wezenlijk belang? Daarover spraken we met ds. J. Maasland uit Barneveld. Hij kent de cultuur van kerkelijke jongeren, die heel anders denken dan hun ouders.

Een jaar geleden presenteerde de Evangelische Omroep tijdens een conferentie ter gelegenheid van zijn dertigjarig bestaan de resultaten van een onderzoek onder de EO-achterban: 'De Boodschap en de Kloof'. Daaruit bleek dat er in het denken over bepaalde zaken nogal wat veranderd is, maar dat er binnen de christelijke orthodoxie een zekere standvastigheid blijft als het gaat over de kern van het geloof.

Het Reformatorisch Dagblad deed dit jaar een soortgelijk onderzoek onder leerlingen en ouders van middelbare reformatorische scholen ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van RD-hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse, getiteld “De eeuw in het hart – de bevindelijk gereformeerden op weg naar de eenentwintigste eeuw”. Dr. Janse deed 17 jaar geleden ook een dergelijk onderzoek voor zijn proefschrift “Bewaar het Pand”. De uitkomsten van toen en nu vertonen grote verschillen. Ook hier –evenals in het onderzoek van 'De Boodschap en de Kloof'– is sprake van toenemende secularisatie en individualisering, zij het op een wat ander gebied.

Vooral opmerkelijk is dat er een enorme kloof gaapt tussen de meningen van leerlingen en hun ouders, tussen jongeren en ouderen. In dit onderzoek ging het om vragen over bioscoopbezoek, vrouwen in de Tweede Kamer, verzekeren, inenten, voorbehoedsmiddelen, kerkelijke binding, gezangen, nieuwe bijbelvertaling, kleding, televisie, zondagsheiliging en dergelijke. In dat rijtje is, voor buitenstaanders wellicht merkwaardig, ook een vraag opgenomen over grote deelname aan het avondmaal. Dat wordt namelijk door velen als een negatieve ontwikkeling gezien, waarbij geestelijke oppervlakkigheid een rol zou spelen. Van de ouders vindt 54% grote deelname aan het avondmaal een slecht teken (in 1981 was dat 65%). De jongeren vinden datzelfde met 20% (in 1981 30%).

Geen televisie in het gezin. Daar is 82% van de ouders het mee eens en 38% van de jongeren. Vooral bij de jongeren is hier een afname te zien. In 1981 was dat nog 52%. Saillant hierbij is dat 34% van de ondervraagden lid is van de EO. Van alle ouders vindt 46 procent de EO-programma's niet bijbels verantwoord. Van de jongeren vindt 61% de programma's wel bijbels verantwoord.

De verleiding is groot om meer te noemen. Het zijn interessante cijfers die wel wat te zeggen hebben. Maar welke conclusies kun je hieruit trekken? Godsdienstsocioloog dr. G. Dekker hield bij de presentatie van het onderzoek een rede, waarin hij de stelling innam dat de 'bevindelijk gereformeerden' zich steeds moeten afvragen waar en wanneer zij moeten veranderen (assimileren) om zichzelf te blijven. Want de dam tegen de tijdgeest breekt door; assimilatie is een feit.

Prof. dr. W. van 't Spijker schrijft in de Wekker, het orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken: „Ontbreekt de vreze des Heren, dan blijft er een 'bevindelijke orthodoxie' over. Hetgeen betekent dat de bevindelijkheid blijft steken in theorieën over zaken die gekend moeten worden. Dat kan leegte kweken die men voor volheid aanziet, terwijl het hart vreemd is aan genade. Tegen de cultuur van de wereld helpt geen tegencultuur, maar slechts de vreze des Heren”.

Uiterlijke kenmerken
Hoewel de uitkomst van het onderzoek doet vermoeden dat bevindelijk gereformeerd synoniem is aan uiterlijke kenmerken, denkt ds. Maasland dat het toch niet de bedoeling is die koppeling te maken. „Dr. Janse heeft het zelf al aangegeven dat bevindelijk gereformeerden helaas soms al te zeer gekoppeld worden aan uiterlijke kenmerken, zoals de predikant in een zwart pak, meisjes niet in een lange broek, vrouwen en meisjes in de kerk met gedekt hoofd, geen televisie, alsof het daarmee gezegd zou zijn. Ik denk dat daar een verklaring ligt voor het feit dat nu blijkt dat veel reformatorische jongeren in hun hart moderner denken dan ze aan de buitenkant opgelegd hebben gekregen. Je kunt zien dat je het met vormen alleen niet redt. Vormen zijn maar de buitenkant, dat zit niet in het hart, komt niet van binnenuit, is geen werk van Gods Geest, maar dat is een groepskenmerk, een subcultuur waarbij dan kenmerken horen. Dat doe je als jongere omdat het moet, omdat je, in die cultuur levend, verplicht bent je daaraan te houden. Maar het blijkt dat ze van binnen heel andere gedachten hebben en dat het oprukkende wassende water van de moderne tijdgeest onder de dorpel van al die mooie vormen heen naar binnen sijpelt en voluit de jongeren bezighoudt en hun denken beïnvloedt. Ik denk als je alleen maar of veel te eenzijdig het accent laat vallen op vormen en uiterlijkheden, dat je dan misschien wel tijdelijk de zaak overeind kunt houden, maar op den duur verlies je het. Onderzoeken tonen aan dat dat helaas waar is. De bevindelijkheid heeft in de Bijbel, voor zover je dat tegenkomt, te maken met de ervaring van het waarachtig geloof. Bevinden dat de Here waarachtig is en dat Zijn beloften waar zijn en dat Hij een waarmaker van Zijn Woord is. Dat is bevinding als werk van Gods Geest. Niet van traditie.

Mensen die erg hechten aan uiterlijkheden, zie je nu met zo'n onderzoek in de hand schrikken, omdat ze denken dat het met de inhoud ook mis gaat. Daar kun je best je zorgen over hebben, laat ik dat voorop stellen. Vorm en inhoud kun je niet radicaal van elkaar scheiden. Maar het blijkt ook aan de andere kant dat een groot deel van de jongeren in de reformatorische hoek zich erg aangesproken voelen door een Jongerendag. Hun achterban is daar niet gelukkig mee, daar kan ik me ook wel iets bij voorstellen, maar het is wel een signaal dat ze kinderen van deze tijd zijn en zich aangesproken voelen door een eigentijdse manier van evangelieverkondiging, terwijl de verkondiging in hun eigen geloofsgemeenschap hun kennelijk veel minder aanspreekt. De taal is toch te cryptisch. De tale Kanaäns is voor de jongeren van deze tijd niet meer te bevatten. Men weet niet meer wat die woorden betekenen”.

Hartezaak
De conclusie van het onderzoek is dat het opwerpen van een dam tegen de tijdgeest in feite is mislukt. Daarmee wordt in hoofdzaak cultuurbescherming bedoeld. Maar de secularisatie en het materialisme zit in ons hart. Dat was 17 jaar geleden toch niet anders?

„De secularisatie is algemener geworden. Het is een doorgaand proces. Het wordt meer en breder. Het sijpelt ook onze gezindte binnen. Een dam opwerpen werkt niet als je dat alleen maar met uiterlijkheden denkt te redden. Een dam opwerpen moet van binnenuit gebeuren. Omdat ons hart geseculariseerd is. Daar moet de geestelijke verandering plaatsvinden. De geestelijke wapenrusting aandoen, zegt Paulus in Efeze 6. „Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels”. Dat zit van binnen. Hij heeft het over hartezaken en niet over een lange broek en een hoedje en weet ik wat”.

Zuil
Zal de reformatorische zuil, die zich naar buiten toe manifesteert door uiterlijke kenmerken, over een jaar of vijftien nog wel bestaan?

„Dat weet ik niet. Als de jongeren van nu blijven denken zoals ze nu denken, dan moet je vrezen dat er wel veranderingen zullen komen. Maar het zijn jongeren, die, zoals je wel meer ziet, wat wilde gedachten hebben en later als ze ouder worden, die zuil toch overeind houden. Maar ik heb toch het idee dat het verschrikkelijk hard gaat, de afbrokkeling, de uitholling van binnenuit. Met het houden zoals het altijd was, redt je het niet. Dr. Dekker heeft gezegd dat je juist een paar stappen mee moet gaan in de tijd om de boodschap ongerept te kunnen overdragen aan de volgende generatie. Veranderen en voorzichtig enige aanpassingen doen om toch de kern over de grens van het millennium heen te tillen en voor de komende generatie te bewaren. Het kost al heel wat moeite om jongeren duidelijk te maken wat nu het wezen van het gereformeerd-zijn is. Het is wel zo dat de Geest het moet leren, maar de Geest bedient Zich van middelen.Bij de jongeren die ik ontmoet, doorsnee hervormd-gereformeerde jongeren, verbaast het me niet dat ze toch tamelijk positief tegenover de eigen tijd staan. Maar dat houdt niet in dat jongeren onverschillig zijn en niet bereid zijn om te leren wat de Bijbel nu echt te zeggen heeft. Je moet niet denken door de uitslag van zo'n onderzoek dat de jeugd in het nihilisme verzandt. Dat is niet zo. Kijk maar naar de jongerendagen. Maar ze hebben een hekel aan gebodjes en regeltjes van mensen.

Als je bereid bent om jongeren voluit serieus te nemen en hun de ruimte te geven om zichzelf te zijn, dan kun je veel van de boodschap aan hen kwijt”.

Dit is een publicatie uit Visie,
d.d. 8-14 november 1998.