De eeuw in het hart

Gereformeerden tussen
verstarring en verandering

Door J. P. de Vries
Maandag waren we aanwezig bij een minisymposium, belegd ter viering van het 25-jarig jubileum van onze collega bij het Reformatorisch Dagblad, dr. C. S. L. Janse. Janse promoveerde in 1985 op een sociologische studie over zijn eigen groepering, door hem aangeduid als “bevindelijk gereformeerden”. Hij had het materiaal verzameld door een schriftelijke enquête onder leerlingen van reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs en hun ouders.

Zijn redactie was op het idee gekomen deze enquête nu na zeventien jaar te herhalen, om zo te kunnen nagaan of er in die periode verschuivingen in opvattingen waren waar te nemen. Dat bleek inderdaad het geval. De strakke standpunten die kenmerkend waren voor de “bevindelijk gereformeerden” werden door minder mensen gedeeld dan in 1981. De verscheidenheid is toegenomen.

Overigens is het verschil tussen de ouders van 1981 en nu meestal minder groot dan tussen de ouders van 1981 en de kinderen van toen. Ook nu is het verschil tussen ouders en kinderen groot. De groep kampt dus ook met een behoorlijke generatiekloof. De leerlingen van toen zijn nog net niet de ouders van nu (daarvoor moet je wel 25 tot 35 jaar nemen), zodat nog niet zeker is, of men bij het ouder worden de kritische houding van de jeugd achter zich laat, of dat de verschuivingen blijvend zijn. Maar het wijst het meest in de laatste richting.

Nu zijn niet alle verschuivingen in opvattingen die in de enquête geconstateerd zijn, ook zorgelijk in de ogen van wat ter onderscheiding wel wordt genoemd de orthodox gereformeerden. Over dat onderscheid willen we het nu echter niet hebben; wellicht komt daarvoor gelegenheid bij de bespreking van het maandag aangeboden boek waarin scribenten uit bevindelijk gereformeerde kring op het onderzoek reageren.

Er is in ieder geval weinig reden om te doen alsof de uitkomsten ons niet aangaan. Vragen rondom het gezag van de Heilige Schrift en de plaats van de vrouw in de kerk zijn immers ook onder orthodox gereformeerden te constateren. Het EO-onderzoek van vorig jaar, “De boodschap en de kloof”, geeft aan dat verschuivingen zich in alle delen van de doelgroep van deze omroep voordoen.

Invloed van de cultuur
Uiteraard werkt hierin de invloed door van de samenleving waarin wij verkeren. De invloed is door de moderne informatie- en communicatiemiddelen en het gestegen onderwijspeil veel sterker dan vroeger. Bedreigt dit het voortbestaan van een groepering met een eigen identiteit? Die vraag werd op het minisymposium besproken door godsdienstsocioloog prof. dr. G. Dekker en twee predikanten uit de RD-achterban.

Eigenlijk is het geen goed geformuleerde vraag. Want het gaat uiteindelijk niet om onze identiteit, maar om de zaak van de Heere in dit land. Zal hier nog het geloof, zal er nog een trouwe kerk gevonden worden, als de Heere weerkomt? Uiteindelijk is dat Zijn zaak. Zijn kerk zal er altijd blijven, maar er is geen garantie dat ze ook op elke plaats en in elk land blijft. Hij schakelt daarvoor onze verantwoordelijkheid in en verlangt, dat wij niet onze identiteit, maar Zijn Woord bewaren.

Sociologische enquêtes die verschuivingen in opvattingen blootleggen, zijn interessant en voor voorgangers en voorlichters ook relevant. Maar niet het feit dat er iets verschuift, moet ons verontrusten. Het gaat erom wat er verschuift. Dan verontrust toenemende twijfel over het Schriftgezag ons meer dan dat minder mensen een massale deelneming aan het avondmaal een slecht teken vinden.

Schrift en traditie
Wij zijn beperkte mensen, maar onze voorouders ook. Wij staan bloot aan de invloeden van onze culturele omgeving, zij aan de hunne, die ook niet per definitie een bijbels stempel droeg. Door de invloed van maatschappelijke ontwikkelingen ontdekken we soms gegevens in de Schrift waaraan we eerder voorbij lazen, en dan gaan we daar het accent op leggen, soms zelfs weer eenzijdig. Maar elk nieuw inzicht bij voorbaat afwijzen is niet goed. Ook de traditie moet telkens weer getoetst worden. Zolang de mensheid op aarde is, zullen we als gelovigen over onze positie daarin moeten nadenken.

Prof. Dekker wees in dit verband op voorbeelden als de houding tegenover de natuur, tegenover slavernij, opvattingen over de verhouding tussen blank en zwart of die tussen man en vrouw. Soms schamen we ons nu over wat honderd jaar geleden vanzelfsprekend was. We moeten onze voorouders daar niet te hard om laten vallen – zij waren kinderen van hun tijd. Maar zo moeten wij kinderen van onze tijd durven zijn. Wie vandaag nog in het verleden wil leven, maakt het geloof tot een achterhaalde zaak en verhoogt daarmee het gevaar dat een volgende generatie helemaal afhaakt.

Een gereformeerde kerk moet steeds blijven reformeren, is al een oud adagium. Dat reformeren is wel iets anders dan aanpassen. We kunnen ons door de moderne cultuur niet de wet laten voorschrijven, met als enige verdienste dat we twintig jaar achteraankomen. Reformeren vereist dat het Woord van God de maatstaf blijft voor ons spreken en handelen. Juist daarom is het zo bedreigend als het gezag van dat Woord op de tocht komt te staan. Want dan wordt het nog moeilijker de eigen tijd kritisch te analyseren.

Verschuivingen
Op die gemeenschappelijke basis zul je wel eens verschil van opvattingen moeten aanvaarden. De één is er eerder van overtuigd dan de ander dat een oude opvatting losgelaten moet worden, of dat in iets nieuws minder kwaad zit dan we aanvankelijk wantrouwend dachten. De gereformeerde pers heeft daarin een belangrijke verantwoordelijkheid, maar kan dat weer niet zonder de discussie met de kring waarbinnen hij functioneert. Openlijke discussie, ook als daar eens iets onrijps binnensluipt, is beter dan een sluipende verandering waarvoor niemand durft uitkomen en die dus ook niet met argumenten verantwoord wordt.

We kunnen dan ook instemmen met het slotwoord van prof. Dekker in zijn lezing van maandag: De gereformeerde bevolkingsgroep „zal zich intensief moeten bezinnen op de wijze waarop zij ook in de toekomst een waarlijk gereformeerde bevolkingsgroep kan zijn. Zij zal zich, met andere woorden, steeds moeten afvragen, waar en wanneer zij moet veranderen om zichzelf te blijven”.

Dit is een publicatie uit het Nederlands Dagblad,
d.d. 7 oktober 1998.