De eeuw in het hart

Cultuur

Door prof. W. van 't Spijker
Een symposium, gehouden ter gelegenheid van het vijfentwintig jarig jubileum van de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, dr. C. S. L. Janse, heeft zich gebogen over de vraag hoe het staat met de innerlijke kracht van het “bevindelijk gereformeerde” volksdeel. De zorgen zijn niet van de lucht. In een tijdsbestek van vijftien tot twintig jaar is er sprake van een grotere assimilatie ten opzichte van de omringende cultuur. Wat voor die tijd onaanvaardbaar was, is voor velen acceptabel geworden. Statistieken tonen aan dat de barrières in veel opzichten het niet houden. Sterker nog: de dijken staan hier en daar op doorbreken. Het lijkt wel, zo lieten zich sommige sprekers uit, of er een bom ligt onder de beschermende waterkering tussen beide culturen. De vraag die onontwijkbaar komt is, of men klaar is met cultuur tegenover cultuur te plaatsen. Wat werkelijk nodig is, en wat ook onder de bevindelijk gereformeerden pijnlijk gemist wordt, is de vreze des Heeren. Deze levert ook een cultuur op. Ontbreekt zij echter dan blijft er een bevindelijke orthodoxie over. Hetgeen betekent dat de bevindelijkheid blijft steken in theorieën over de zaken die gekend moeten worden. Dat kan leegte kweken, die men voor volheid aanziet, terwijl het hart vreemd is van genade. Tegenover de “cultuur” van de wereld helpt geen tegencultuur, maar slechts de vreze des Heeren.

Toenemende polarisatie

Een van de gevolgen van deze ontwikkelingen is de toenemende groepsvorming en partijzucht in de kerken, tussen de kerken onderling en vooral tussen ouderen en jongeren. Daarover werd gerapporteerd. Er is geen kerk bij de kleinere gereformeerde formaties, waarin vandaag niet de groepsvorming het zicht op het echte evangelie verduistert. Of het om het evangelie gaat, is van minder belang. De heerschappij van de sterkste is belangrijker. Een door en door werelds beginsel heeft zo zijn intrede gedaan, dáár waar samenbinding zo noodzakelijk is. Ditzelfde geldt van de kerken onderling, waar van wezenlijke toenadering soms ternauwernood sprake is. Er worden kunstmatige muren opgetrokken. Deze vinden hun fundament soms in de verkeerde vooronderstelling, dat er een wezenlijk onderscheid te maken is tussen gereformeerdheid en bevindelijkheid. Het een kan er onmogelijk zijn zonder het ander. Op de achtergrond speelt ook mee de tegenstelling die op een zeer natuurlijk gegeven berust: die tussen de gaande en de komende geslachten. De jongeren kijken anders tegen de dingen aan dan de ouderen. Daarom bij voorbaat verkeerd? Zijn de intenties daar minder zuiver, is bij de jongeren de oprechtheid verdwenen? Deze alom heersende polarisatiedrift kan slechts opgeheven worden waar men de eenheid der geslachten kan beleven binnen de eenheid der kerken. Een cultuuropdracht, deze eenheid? Nee, een voortvloeisel uit het evangelie zelf. Als dit ons niet samenbindt, dan helpt geen zuil, geen dijk, geen waterkering, geen kazemat hier en daar in het veld. Als het ware geloof ontbreekt ligt het lang van alle kanten onbeschermd en open voor iedere “cultuur”, ook voor de gecorrumpeerde van onze tijd.

Dit is een publicatie uit De Wekker, Orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland,
d.d. 9 oktober 1998.