De eeuw in het hart

Tijdbom onder reformatorische zuil

Door Carel Brendel
„Ouders van grote gezinnen weten van de meewarige of misprijzende blikken als ze met hun gezin op straat lopen. Zou dat straks ook in eigen kring, in de eigen kerk merkbaar worden?” Deze verzuchting is afkomstig van ir. L. A. Jansen, algemeen directeur van het Van Lodensteincollege in Amersfoort, een scholengemeenschap op reformatorische grondslag.

Hij reageerde op een recent onderzoek onder leerlingen van diverse scholenen hun ouders. Deze enquête bracht een „onthutsende verandering” in het denken en doen van deze bevolkingsgroep aan het licht. De 300.000 bevindelijken (zoals dit segment van de gereformeerde gezindte wordt genoemd met het oog op het sterke en persoonlijk doorleefde geloof) gaan mee met de tijd. Maar, zo constateren velen „zorg en huiver”, als gevolg van de toenemende emancipatie en welvaart dreigen ze ook mee te drijven met de tijdgeest.

Het onderzoek veroorzaakte alom schrikreacties. „Verdergaande acceptatie van de ons omringende cultuur is gevaarlijk”, verklaarde ds. G. J. van Aalst, predikant van de Gereformeerde Gemeenten. „Laten we waakzaam zijn voor de interne infectie met betrekking tot het Schriftgezag”. Zijn hervormde collega ds. W. Chr. Hovius, voormalig voorzitter van de SGP, was beducht voor „uitholling van het bevindelijk gereformeerdendom”, reden om te bidden voor „een reveil van het bijbels doorleefde geloof”. Ir. J. van der Graaf, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, sprak zelfs van een „tijdbom, een fragmentatiebom van secularisatie en hedonistische cultuur”.

Waarvan zijn de gereformeerde voormannen zo geschrokken? Daarvoor is een blik in de enquêteantwoorden voldoende. Allerlei beginselen, die tientallen jaren vanzelfsprekend zijn geweest in deze saamhorige gemeenschap, staan op de tocht – bij de jongeren, maar in sommige gevallen ook bij hun ouders.

Enkele voorbeelden: 46 procent van de leerlingen vindt het verantwoord de gezinsgrootte te beperken via het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Een op de drie ouders huldigt dezelfde mening. In 1981, bij een vergelijkbaar onderzoek,was dat nog maar 11 procent. Vergeleken met de rest van Nederland zijn dat waarschijnlijk zeer lage percentages. Maar binnen de reformatorische achterban is dit een revolutionair geluid, een trendbreuk met het vertrouwen in de door God geschonken kinderzegen. Schooldirecteur Jansen: „Klinkt hier het geluid van de hoofdstroom van de samenleving door, namelijk ieders recht om naar eigen inzicht de lasten af te weren en de lusten te handhaven?”

De anticonceptie is niet het enige terrein, waarop aloude gereformeerdenormen en waarden verschuiven. De scholieren zijn het in meerderheid oneens met de ban op tv en bioscoop. “Op zondag twee keer naar de kerk” wordt door 34 procent niet meer als heilige plicht gevoeld. Verder vindt 63 procent van de scholieren dat de wedstrijdsport in hun kring te veel wordt verketterd.

Ook de oudere generatie herziet lang gekoesterde opvattingen, zo blijkt uit het onderzoek dat werd gehouden in opdracht van het Reformatorisch Dagblad. Nogmaar 37 procent van de ouderen heeft religieus-principiele bezwaren tegen verzekeren. Dat was 54 procent in 1981. Slechts 15 procent van de kinderen ziet een verzekering als aantasting van het geloof in Gods voorzienigheid. Inenting tegen besmettelijke ziekten als polio is voor de meesten geen punt meer. Het moet zelfs worden aangemoedigd vindt 48 procent van de ouderen en 74 procent van de jongeren.

De SGP, de politieke exponent van dit volksdeel, mag dan moeite hebben met vrouwelijke Kamerleden, dat geldt niet voor de achterban: 56 procent van de ouders en 75 procent van de schooljeugd heeft geen doorslaggevende bezwaren tegen een vrouw aan het Binnenhof. Of het alleen door de vrouwenkwestie komt of niet, onder de reformatorische jeugd brokkelt de SGP-aanhang (40 procent) af ten gunste van de 'vrouwvriendelijke' RPF (23 procent).

Opvallend ten slotte is de groeiende sympathie voor de Evangelische Omroep. Voor de oningewijde zijn EO en SGP een pot nat, maar in werkelijkheid gaat het om zeer verschillende werelden. 'Zware' bevindelijken (die toch al weinig ophebben met televisie) koesteren argwaan jegens de evangelikalen en hun vrijmoedige en oppervlakkige hallelujah-gedoe. De 'lichten' zien de EO daarentegen als een christelijke bondgenoot, die als enige omroep het Woord van God verkondigt en weerstand biedt aan het goddeloze vermaak op de buis.

Bevindelijk Nederland staat al met al voor een dilemma. Moet het star vasthouden aan het overgeleverde Geloof der Vaderen, met het gevaar dat jongeregeneraties afdwalen naar 'minder standvastige' kerken of zelfs het christelijk geloof voorgoed de rug toekeren? Aanpassing aan de nieuwe tijd lijkt onvermijdelijk. Maar hoe? Want in het ter discussie stellen en prijsgeven van vaststaande beginselen, schuilt het gevaar dat de groep als een ijsberg wegdrijft om uiteindelijk weg te smelten in de grote oceaan.

Van dat sociale mechanisme is wel vaker een standvastige groep het slachtoffer geworden. De CPN bijvoorbeeld, die net als de SGP rond 1918 isontstaan. In de jaren 80 zonk deze partij in Titanic-tempo. De achterban hield het voor gezien. Daar kon ook een partijvernieuwing niets meer aan redden.

Zo dramatisch is de situatie niet in reformatorisch Nederland. Het volksdeel is kerkelijk en sociaal hecht georganiseerd. Het beschikt over een eigen krant, een politieke partij, verenigingen, scholen, en instellingen voorgezondheidszorg en maatschappelijk werk. Bovendien wonen de bevindelijken dicht bijeen, op het platteland van Zeeland, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland enOverijssel. Door de toegenomen mobiliteit en het hogere onderwijsniveau valt het echter steeds moeilijker deze enclaves af te schermen. De boze buitenwereld dringt overal door, via computer en telefoon, op de televisie, op het werk, opde buitenlandse vakantie en vooral ook via de forensen uit de grote stad, die het moderne leven in het vertrouwde dorp introduceren.

Als schrikbeeld van hoe een volksdeel kan 'afglijden' in moderniteit fungeren de Gereformeerde Kerken (synodaal). Dit kerkgenootschap is vandaag dedag volgens velen een verloren loot van de gereformeerde gezindte. Tot 1960 echter was er uiterlijk weinig verschil met de bevindelijken. Gereformeerden wandelden op zondag twee keer naar de kerk. Ze wilden niets weten van schouwburg of bioscoop en stapten op zondag niet in het openbaar vervoer. Zulke gebruiken zijn nagenoeg verdwenen. Tegelijkertijd zijn de ondogmatische opvattingen van theologen als Kuitert en Den Heijer in deze kring gemeengoed geworden. Voor de critici ter rechterzijde bestaat er een directe samenhang met het loslaten vande oude tradities.

„Wij hebben altijd in de schaduw geleefd van de grote Gereformeerde Kerken”, zegt dr. C.S.L. Janse, hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad(RD), dat de afgelopen jaren gestaag is gegroeid tot een oplage van 58.000. Janse promoveerde in 1985 op de studie Bewaar het pand, waarin hij de emancipatie van het bevindelijke volksdeel beschreef op basis van de enquête uit1981. Zijn 25-jarig jubileum bij het RD was de aanleiding om het onderzoek naar de opvattingen van scholieren en ouders nog eens te herhalen. „De gereformeerdelevensstijl zie je alom afbrokkelen. Daarom is er alle reden om beducht te zijn. Het gevaar is dat we met vertraging dezelfde kant opgaan”.

„Niet alle verschuiving is achteruitgang”, voegt Janse er aan toe. Het doet hem deugd dat zijn achterban qua welvaart en opleiding op gelijke voet is gekomen met de rest van Nederland. „Maar ik betreur het dat de acceptatie vantelevisie, bioscoopbezoek en wedstrijdsport zo duidelijk is toegenomen. Vroeger waren daar toch hoge barrieres. Natuurlijk moeten we open oog hebben voor technische en medische ontwikkelingen. Je kunt jongeren vervreemden door vast te houden aan dingen die zinloos zijn geworden. Ik hoor niet bij degenen die geen punt of komma willen veranderen. Maar we moeten wel vasthouden aan de zaken die bepalend zijn voor onze christelijke identiteit. Want dat leert de ervaring wel: de groepen die daarin strikt zijn, weten de jongeren vaak het beste aan zich te binden. De vrijzinnigen hebben het meest te lijden gehad onder de kerkverlating.”

Ir. J. van der Graaf van de Gereformeerde Bond is eveneens bezorgd oververvlakking in bevindelijke kring. Hoewel slechts een deel van de 500.000 'bonders' gerekend kan worden tot de achterban van RD en SGP (de meerderheid staat politiek en cultureel dichter bij RPF en CDA) voelt Van der Graaf een nauwe verwantschap met de sterk bevindelijke bondsmensen. „Ik maak deel uit van deze gezindte in de ruime zin van het woord. Er zit daar een geweldig stuk trouw en betrokkenheid. Het is een volksdeel dat met vallen en opstaan poogt in een seculariserende samenleving een eigen positief-christelijke cultuur te bewarenen te leven naar de Bijbel. Er zijn al zoveel christelijke groeperingen geassimileerd. Hier worstelt een volksdeel om zijn sterk persoonlijke geloof te bewaren en tegelijk toch in de cultuur te staan.”

Van der Graaf beseft dat deze opgave steeds zwaarder wordt. „Het is de vraag of mensen voldoende weerstand hebben om innerlijk verzet te bieden tegende moderne tijdgeest. Wat niet te meten is in een enquête, is hoe het erbijstaat aan de binnenkant. Als de komende generaties geen doorleefd geloof hebben, staat de zaak er slecht voor. We zitten immers midden in een hedonistische genotscultuur vol consumentisme en materialisme. De calvinistische soberheid gaat teloor doordat ook onze mensen deel hebben aan het luxueuze leven. Bovendien ben ik bang dat onze gezindte verder versnippert. Het is nu aleen conglomeraat van kerken en groepen en richtingen. De tijdbom van desecularisatie is tegelijk een fragmentatiebom die onze samenhang bedreigt”.

In het onderzoek valt overigens een gegeven op. Een groeiend aantal jongeren vindt dat het reformatorische volksdeel niet voor vol wordt aangezien. Het is een onverwachte uitkomst. Immers, de tijd van neerbuigende reportages over de 'zwartekousenkerken' lijkt voorbij. Maar zo voelen de jongeren het niet. Van der Graaf: „In de samenleving is veel minder begrip voor religieuze motieven. De christenen zijn in toenemende mate een minderheid. Dat geldt zeker voor de bevindelijke groep die qua kleding en levensstijl opvalt. Dan moet 't me van het hart dat voor sommige media kennelijk nog alles is geoorloofd. Het is een schande dat –zoals onlangs gebeurde– RPF-Kamerlid Leen van Dijke bij het verlaten van de kerk werd geblokkeerd door Willibrord Frequin en zijn cameraploeg. Door zoiets wordt het christelijke volksdeel nog meer in de hoekgedreven. Waarom toch? Laat deze gezindte zichzelf mogen zijn”.

Dit is een publicatie uit het Algemeen Dagblad,
d.d. 26 oktober 1998.