De eeuw in het hart

Zie ook: Hartenkreet J. H. Mauritz

J. H. Mauritz: Het is niet goed alleen te praten over de donkere tijd

De zuigkracht van de genotscultuur

L. Vogelaar
Het verrassendste element in het rapport van de RD-enquête was voor de directeur J. H. Mauritz van de Jeugdbond der Gereformeerde Gemeenten dat de reformatorische jongeren zo sterk worstelen met de negatieve reacties uit hun omgeving.

„Ruim 65 procent is van mening dat ze niet voor vol worden aangezien, een veel hoger percentage dan in 1981. Enerzijds zie je in onze samenleving een Amerikaans getinte tolerantie van cultuurverschillen ontstaan, waarbij iedereen maar voor zich moet weten wat hij gelooft en hoe hij leeft. Anderzijds blijven bepaalde standpunten veel weerstand oproepen. In steeds meer opleidingen en beroepssituaties wordt het moeilijker. Een enquête die we enkele jaren geleden als Jeugdbond gehouden hebben, wees uit dat bijna de helft van de jongeren uit de Gereformeerde Gemeenten in eigen kring werkt. Buiten de eigen kring sta je vaak alleen. Daar zien jongeren tegenop. Ondanks de assimilerende tendensen, de neiging om zich aan de wereld aan te passen, zodat het verschil kleiner wordt, ervaren jongeren toch dat ze anders zijn dan de wereld waarin ze leven.

De snelle verschuiving in opvattingen binnen de gereformeerde gezindte is te verklaren uit de grote zuigkracht van de wereld. De jongeren worden overal geconfronteerd met verleidingen. Hoe blijf je dan staande? Tijdens mijn jeugd in Opheusden en later op de middelbare school in Rhenen verschilde het leefpatroon van andersdenkenden niet zoveel van dat bij ons thuis. Vandaag ligt dat totaal anders. Ik woon nu in Kamerik en in onze straat valt ons gezin op. Er zijn nog maar enkelen die naar de kerk gaan. En wat komen onze kinderen niet tegen als ze onderweg zijn naar school, als ze vanuit Woerden via Hoog Catharijne naar Amersfoort reizen. Wat een verleiding!”

Gezinsklimaat
Jongeren nemen niet (meer) automatisch over wat hun ouders voorstaan, is Mauritz' ervaring. „Ze willen zelf ontdekken hoe ze over de dingen denken. Daarbij speelt ook een rol dat een toenemend deel worstelt met identiteitsproblemen en moeilijkheden in de thuissituatie. Er hangt veel van af hoe jongeren zich vanuit de gezinssituatie waarden en normen eigen maken. Er zijn ouders die ermee worstelen hoe ze in deze opengebroken wereld hun kinderen moeten toerusten. Daarbij ervaren ze vaak een tekort aan eensgezindheid in eigen kring. Dat belemmert naar hun gevoel de overdracht van waarden en normen.

Er zijn helaas ook ouders die weinig aandacht besteden aan de toerusting van hun kinderen of niet weten hóé ze met hun tieners moeten omgaan. Hoe zullen deze jongelui straks in de 21e eeuw, in een volstrekt geseculariseerd land, de volgende generatie moeten opvoeden als ze zelf nauwelijks toegerust zijn?

Ik heb daar zorgen over. Ik denk dat we juist vandaag meer aandacht moeten geven aan de huisgodsdienst. Hoe is het met de dagsluitingen en de zondagsbesteding in onze gezinnen? Is de zondag alleen bestemd voor het inhalen van het doordeweekse slaaptekort? Of wordt er gesproken over de preek, de catechisatieles en wordt er gezongen in het gezin? Als dat allemaal ontbreekt, zal er dan wel meeleven zijn met de catechisatie en het verenigingswerk? Mogen ouders dan wel een positieve houding van hun kinderen verwachten tijdens de godsdienstles op school en tijdens de catechisatie?Een goed gezinsklimaat, met liefde, zorg en openheid, is van groot belang. Als dat ontbreekt en er worden wel allerlei regeltjes opgelegd, ervaren jongeren dat als hypocriet. Uit een onderzoek van de Jeugdbond bleek enkele jaren geleden dat jongelui die opgroeien in een positief gezin met aandacht voor de kinderen (en dat was gelukkig in tweederde van de gezinnen het geval) positiever omgingen met de bijbelse waarden en normen”.

Snelle verschuiving
„Er is niet alleen de zuigkracht van de wereld, ook de kerkelijke wereld wordt steeds opener. Jongeren nemen vaker kennis van de verschillende opvattingen in de gereformeerde gezindte, en van andere tradities in buitenlandse kerken. Daar stellen ze vragen over. Ze stellen ook vragen bij de opvattingen en gewoonten van thuis en van de eigen kerk. Daar is niets mis mee. Als het goed is, stellen ze hun vragen thuis en op de jeugdvereniging. Maar krijgen ze daar antwoord? En blijven opvoeders met de jongeren in gesprek? Proberen we erachter te komen hoe jongeren denken? Dat geldt ook voor de RD-enquête. Welke motieven zitten er achter de verschuiving in opvattingen die de enquête signaleert?

We moeten naar jongeren toe niet te somber zijn. Veel tieners hebben problemen, maar bij velen gaan die gelukkig weer over. De enquêtecijfers voor de jongeren moet je dus wat relativeren. Het kan een momentopname zijn. Ernstiger is het als ouders opvattingen huldigen die op gespannen voet staan met Schrift en belijdenis. De RD-enquête signaleert verschuivingen op het terrein van de ethiek, maar ook dat er meer vraagtekens gezet worden bij de betrouwbaarheid van Gods Woord. Dat is ernstig. Tegelijk moeten we bedenken dat we er niet zijn als we alle vragen uit de enquête zo beantwoorden, dat het met onze orthodoxie wel goed lijkt te zitten. Het kan er in ons leven aan de buitenkant heel aardig uit zien, terwijl het Woord ons hart nooit geraakt heeft. Wat zijn we dan nameloos arm. Alleen de godzaligheid is een groot gewin, met vergenoeging. Dat alleen geeft vrede in het hart”.

Relativeren
„Overigens zijn er bij de enquête vragen te stellen. De in 1981 en 1998 onderzochte groepen blijken niet precies hetzelfde te zijn, zoals ds. C. J. Meeuse in het RD al aangaf: in 1981 behoorde 40 procent van de ondervraagde jongeren tot de Gereformeerde Gemeenten en nu 30 procent. Het aantal “overigen” (onder wie mensen uit evangelische kring) steeg van 1 tot 9 procent. Door dat verschil lijkt de verschuiving iets groter dan ze feitelijk is.

Het onderzoek maakt echter wel een algemene tendens van toenemende verwereldlijking duidelijk. Zorgelijk is de toenemende tolerantie ten opzichte van bijvoorbeeld bioscoopbezoek, televisiebezit en wedstrijdsport. Imax, Omniversum en video's werken daarbij drempelverlagend en vragen om bezinning. Ook signaleer je in onze gezindte helaas een toenemende ik-gerichtheid, een volop deelnemen aan de genotscultuur. Ik ben bang dat hier sprake is van innerlijke secularisatie, waarbij het Woord geen zeggenschap heeft over de dingen van ons leven. Dat raakt in de eerste plaats ons hart en het wordt vervolgens zichtbaar in een wereldse levensstijl. Het “gij geheel anders” functioneert niet.

Dat is mijns inziens ook een verklaring voor het succes van de refocafés (overigens een geheel foute benaming). Ik vind het te betreuren dat een deel van onze jongeren daar de zaterdagavond doorbrengt en dat hun ouders dat heel gewoon vinden. Ik weet ook dat er ouders zijn die geen andere weg zien. Kerkelijk jeugdwerk is er niet op de zaterdagavond en wat moet je dan? Ik denk dat ouders er alles aan moeten doen om een positief alternatief te bedenken.

Ik besef dat ondanks het jeugdwerk en het reformatorisch middelbaar onderwijs de verwereldlijking onder ons doorgaat. Maar hoe zou het zijn als deze mogelijkheden er niet waren? Ds. G. H. Kersten zei in de jaren twintig al dat hij hoopte dat door onderwijs en jongelingsvereniging „een bolwerk zou worden opgericht tegen wereldzin en ongeloof”. Die opdracht klemt vandaag des te meer”.

Kerkverband
„Gelukkig zijn er nog heel wat jongelui die binnen hun kerk wezenlijke betrokkenheid tonen. Je zou echter graag willen dat dat voor méér jongeren gold. Een deel wordt niet bereikt. Of ze worden wél bereikt, maar het vuur springt niet over en ze komen toch niet tot een positieve betrokkenheid bij de eigen kerkelijke gemeenschap. In alle kerken in onze gezindte zijn er jongeren die van hun wortels vandaan groeien. Ook op een reformatorische school voor voortgezet onderwijs ontmoet je bij een aantal weerstand als je tijdens een studiedag het accent op het gereformeerde belijden legt en het afgrenst naar de evangelische beweging. Het is heel belangrijk dat we jongelui proberen te motiveren voor de gereformeerde belijdenis. Die geeft een evenwichtige weergave van de bijbelse waarheden. In de groei naar de volwassenheid zal blijken of zij zich die eigen maken. Voor binding aan een kerkverband is kennis van de eigen kerkgeschiedenis belangrijk. Liefde tot een kerkverband heeft niets te maken met het verheffen van je eigen kerk ten koste van andere”.

Levende voorbeelden
„De kerken zouden veel meer verontrust moeten zijn over de vraag hoe wezenlijk jongeren zich betrokken voelen bij de eigen gemeente. Binding aan een kerkverband begint in de plaatselijke gemeente. Kunnen wij iets overdragen dat jongeren jaloers maakt, waarvan ze merken dat het waarde heeft? Het is heel belangrijk dat jongelui dat horen van mensen die weten van een persoonlijke Godsontmoeting. Als ze nooit meer horen hoe God werkt, hoe mensen tot bekering komen, hoe zullen ze dan innerlijk gemotiveerd worden voor de traditie waarin ze staan? Tal van jongeren horen 's zondags hoe het is en hoe het moet, maar ze horen nooit iemand vanuit de praktijk van het geestelijk leven spreken. Dat is de verlegenheid van onze kring.

Ik wil daarmee niet zeggen dat die mensen er niet meer zijn. Gelukkig zijn ze er nog. Laten jongeren die mensen opzoeken. Laten de jeugdverenigingen ambtsdragers uitnodigen om vanuit een inleiding de lijn door te trekken naar het hart en ook iets van zichzelf te vertellen. Het is een gevaar onder ons dat we zo algemeen en zo vrijblijvend over het geestelijk leven kunnen spreken.

Wat staan we daarin ten opzichte van onze jongeren schuldig als ambtsdragers en leidinggevenden. Vragen ambtsdragers ook aan hun (jonge) gemeenteleden, die een ziel hebben te verliezen, hoe het is op reis naar de eeuwigheid? Of doen ze dat één keer per jaar, op huisbezoek? Ook ambtsdragers worden zo opgeslokt door de drukte van de tijd dat ze vaak alleen nog georganiseerde pastorale zorg kunnen verlenen.

Overigens moeten we het verleden niet idealiseren. Er waren geoefende kinderen des Heeren, die over Gods bemoeienissen spraken, maar dat gold niet voor allen. We mogen Gods kinderen wel opwekken om jongeren aan te spreken en hen jaloers te maken op de dienst des Heeren”.

Bijbelstudie
„Te vrezen is dat de verwereldlijking onder ons doorgaat als Gods Woord geen beslag meer heeft. Het ware te wensen dat het persoonlijk lezen en bestuderen van Gods Woord en de belijdenisgeschriften meer aandacht zou krijgen. De HEERE wil immers de middelen gebruiken tot bekering. Zonder bekering zal ons leven niet anders zijn dan een wettisch leven of een leven in de zonde. Ik pleit er bij jonge mensen voor om boekjes als het ABC des geloofs van Comrie en Bunyans Christenreis (met bijvoorbeeld de toelichting door ds. A. Vergunst) te lezen en biddend te bestuderen. Men zal zich dan ook in discussies met andersdenkenden, zoals met evangelischen, niet zo snel onzeker voelen.

Helaas zijn er soms ontsporingen in bijbelkringen. Het is ook kwalijk als men zich niet onder ambtelijk toezicht wil stellen. Maar dat betekent niet dat bijbelstudie op zich wantrouwend benaderd moet worden, net zoals ontsporingen in het evangelisatiewerk geen rechtvaardiging mogen zijn om maar geen bewogenheid met het zielenheil van buitenkerkelijke mensen te tonen. Het zou toch normaal moeten zijn dat de vrijwilligers toestromen als er op zaterdagmiddag in Amsterdam gefolderd wordt? Er is echter elke keer een werfactie nodig om veertig jongeren bij elkaar te krijgen.

Bewogenheid met de naaste kun je niet organiseren. Toch zou ik de jongeren een zinsnede uit een brief van Janneke Hulst willen voorhouden. Ze schreef: 'Als ik hier in Rio de Janeiro de straatkinderen zie, denk ik vaak: Waar zullen deze kinderen de eeuwigheid doorbrengen?'”

Verwachting
„Gelukkig zijn er in onze gezindte ook nog heel veel jonge mensen die zich betrokken weten bij de gemeente en die positief zijn over de prediking en de eigen traditie. Het viel me in de uitslag van de RD-enquête op dat bij een groeiend aantal jongeren het besef leeft dat in de carrièrevorming andere dingen meespelen dan het leven voor de dingen van deze wereld. Het materiële wordt meer gerelativeerd dan in de jaren zeventig en tachtig.

We doen tekort aan het werk van de Heilige Geest als we alleen praten over de donkere tijd en een zorgelijke enquête-uitslag. We mogen jongeren erop wijzen dat er bij God vandaan verandering mogelijk is. Dat Hij ook in een tijd van verval en vervlakking doorgaat met Zijn werk. Het is niet bijbels om te denken dat er geen verwachting meer is”.

Dit is een publicatie uit Terdege,
d.d. 25 november 1998.


MAURITZ