De eeuw in het hart

„Te veel gerust op traditie”

Door E. van Dijkhuizen
„Het geeft geen pas om jongeren een grote verschuiving in hun denkbeelden te verwijten, als we zelf merkbaar besmet zijn met een materialistische wijze van denken en een sterk consumerend gedrag. De grondhouding “ik en dus zij” past beter bij het op de juiste wijze voorleven en voorgaan”.

Als A. J. Vogel, algemeen rector van het Zeeuwse Calvijn College, die stelling poneert, wil hij daarmee principiële verschuivingen op zich niet negeren. „We moeten echter oorzaak en gevolg wel bij elkaar houden”. Vogel noemt de seksuele revolutie als voorbeeld. „Die heeft haar duizenden om ons heen verslagen en ook ons allen aangeraakt. In welk spanningsveld komen onze jongeren als zij de groten der aarde zich in allerlei bochten horen wringen om de zonde goed te praten? Ze lezen en horen ook van mensen dicht bij huis die in zonde zijn gevallen. Dan gaan meningen van jongeren schuiven”.

Tegen die achtergrond plaatst Vogel ook de groeiende acceptatie in eigen kring van voorbehoedsmiddelen om de gezinsgrootte te beperken. „Allen die met de opvoeding van jonge mensen belast zijn, komen te staan voor het absolute gezag van de Schrift. Gezinsvorming en voorbehoedsmiddelen blijken dan moeilijke onderwerpen voor onze generatie te zijn”.

Het is de opdracht van reformatorische scholen om respectvol met kerkelijke verschillen om te gaan, meent de Zeeuwse rector. „We moeten die accepteren als een gegeven vanuit de overigens verdrietige verdeeldheid van de kerken. Wij leren de leerlingen het eigene van hun kerkgenootschap niet aan. Dat is onze opdracht niet. Het verwijt dat de reformatorische scholen het kerkelijk besef bij jongeren afbreken, past daarom niet”.

Samen doen
Leerlingen moeten wel te horen krijgen dat zij in de maatschappij een leesbare brief van Christus dienen te zijn, benadrukt Vogel. „De hernieuwde aandacht voor apologetiek in kerkelijke jongerenbladen en in het onderwijs onderstreept dat we misschien te veel op onze traditie en het veilige gevoel van “ons soort mensen” hebben gerust”. Wat betekent dat voor het onderwijs? Vogel: „Dat we veel aandacht geven aan de stage-ervaringen van onze leerlingen in het beroepsonderwijs en aan de toerusting van leerlingen die straks in het hogeronderwijs moeten getuigen”.

Het onderwijs kan dat niet alleen, aldus de Zeeuwse rector, maar moet daarbij worden geholpen door ouders en kerkenraden. „Zo is ons bijbelrooster voor de dagopeningen dit jaar bewust gebaseerd op kernwoorden uit de Schrift. Echter, voor de uitleg van deze soms moeilijke woorden en begrippen kunnen wij als school niet als enige verantwoordelijkheid dragen”.

Luisteren
Dat reformatorische jongeren én ouderen menen niet voor vol te worden aangezien door buitenstaanders, zoals uit de enquête blijkt, is een zaak die serieus aandacht verdient, vindt Vogel. „We moeten ons afvragen of we in ons terechte principiële verzet tegen medezeggenschap, het luisteren naar anderen ook maar niet aan de kant hebben geschoven”.

„Het negeren van Gods geboden maakt misschien wel populair, maar leidt nooit tot respect en zeker niet tot het zijn van een getrouwe dienstknecht”, beklemtoont Vogel. „Het vasthouden aan Gods wet is geen conservatisme, maar een eerlijk buigen onder het gezag van Zijn Woord. Dan durven we ook aan jongeren te laten zien dat onze eisen en tradities wel waardevol kunnen zijn, maar niet altijd Gods eis zijn”.

De Zeeuwse rector vindt het onjuist om de in de enquête geconstateerde verschuivingen in denkbeelden van leerlingen en ouders te koppelen aan een toename van hervormde ouders die hun kinderen in het verleden met evenveel gemak naar een protestants-christelijke school stuurden. Vogel: „Dat zou getuigen van een zeer hoog “zij en niet wij”-gehalte als reactie op de verschuivingen. Onterecht”.

15 oktober 1998


VOGEL