De eeuw in het hart

„Kerkelijk besef is nodig,
kerkisme verschrikkelijk”

Door W. B. Kranendonk
De kern waar alles om draait, is de verschuiving van de plaats van de Schrift in het leven. Dat is de stellige overtuiging van ds. J. Driessen, voorzitter van de Jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten (JBGG). „Ook onder kerkmensen van de reformatorische kerken wordt de Bijbel uit het middelpunt van het leven verdrongen. Het verschil tussen zondag en door de week wordt steeds groter”.

De uitslag van de RD-enquête heeft ds. Driessen niet verbaasd. „Het onderzoek bevestigt hetgeen we eigenlijk al wisten. Ieder die zijn ogen en oren in kerk en maatschappij de kost geeft, hoort en ziet dat er verschuivingen gaande zijn. Mensen leven gemakkelijker en losser en laten zich minder gezeggen door het Woord van God”.

Het meest opvallend noemt de JBGG-voorzitter de verschuivingen op ethisch terrein. „Daar zie je dat Gods geboden worden losgelaten en mensen hun eigen levenskoers bepalen”. Zelf ondervindt hij dat ook in zijn ambtelijk werk. „Dat Gods wet het einde van alle tegenspraak is, wordt nog wel vrij algemeen met de mond beleden. Maar in de praktijk blijkt dat mensen daar minder voor zwichten dan vroeger. Men gebruikt dan het argument dat je tegenwoordig niet meer kan leven als vijftig jaar terug. Vergeet niet dat de Schrift toen ook al eeuwen oud was”.

Ds. Driessen wil het verleden zeker niet idealiseren, maar „er lag wel meer beslag”. Zou de diepste oorzaak van de ingrijpende verschuivingen niet het gemis aan geestelijke identificatiefiguren zijn? zo vraagt de Jeugdbond-voorzitter zich af. „Mensen die bezet zijn met de waarachtige vreze des Heeren, waar jongeren jaloers op kunnen worden”. Ds. Driessen wil zeker niet de conclusie trekken dat er geen geestelijk leven is: „Dat is er gelukkig nog, al ligt het soms bedekt. Met onderzoekscijfers die hiervan een indicatie zouden zijn, kan ik niet uit de voeten. Wat zegt een cijfer over deelname aan het avondmaal? Het wel of niet deelnemen aan dat sacrament wordt bijvoorbeeld mede door andere factoren bepaald. En die verschillen van plaats tot plaats”.

Ootmoed
Kerken en jongerenorganisaties moeten bij jongeren aandringen op het biddend gebruik van de genademiddelen, meent de JBGG-voorzitter. „Daar gaat het om. We moeten als reformatorische kerken ootmoed leren. De geestelijke crisis binnen de kerk, ook binnen mijn eigen kerk, is groot. Het gaat niet om ons, maar om Zijn gemeente. De liefde van Christus moet ons dringen”.

Dat de kerkelijke verschillen vandaag de dag minder bij jongeren tellen, erkent ds. Driessen. „We moeten daar verstandig mee omgaan. Kerkelijk besef is nodig, kerkisme is verschrikkelijk. Wezenlijke verschillen mogen we niet wegpoetsen. Anderzijds moeten we kunstmatige verschillen niet in leven houden. Daar prikken jongeren finaal doorheen. Laten we nu eens gezamenlijk buigen voor God en Zijn Woord, dan komt er wellicht een eind aan allerlei haarkloverij. Dan kan er iets van de kerken uitgaan, waar de samenleving respect voor heeft”.

Gaat dan heen...
Voluit reformatorische jongeren zoeken naar hetgeen bindt met anderen. De bekende SRB-avonden zijn daar een sprekend voorbeeld van. „Hun intenties deel ik”, zegt de Doetinchemse predikant. „Het is mijn begeerte een vriend te zijn van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen. Bovendien kan het wel eens zijn dat we in deze antichristelijke maatschappij als reformatorische kerken naar elkaar toe worden gedreven”. Deze laatste constatering betekent voor ds. Driessen niet dat de gereformeerde gezindte zich bij voorbaat terug moet trekken in het defensief. „Onze opdracht is: “Gaat dan heen onderwijst al den volken”. Dat is een missie voor ieder die Christus' Naam belijdt”. Wel wijst de Jeugdbond-voorzitter op het belang van goede toerusting. „Dat is een taak van de kerk en van het onderwijs, maar primair van de ouders. Willen we als reformatorische jongeren in deze ontkerstende wereld staande kunnen blijven, dan hebben we bezielde ouders nodig. Dat zijn geen bijzondere mensen, maar vaders en moeders die dicht bij de Heere willen leven. Daarnaast wil ik ook graag pleiten voor georganiseerde bezinning, zoals kerkelijk jeugdwerk”.

10 oktober 1998


DRIESSEN