De eeuw in het hart

Hoe moeten we nu
verder op weg?

Door ds. C. J. Meeuse
Hoe moet het verder met de gereformeerde gezindte, wil zij gereformeerd zijn en blijven? Deze vraag is voorgelegd aan een negental gekwalificeerde scribenten uit eigen kring. Ze proberen in hun antwoord –ieder op eigen vakgebied– aan te geven hoe een dreigende assimilatie voorkomen dient te worden, wil deze gezindte overleven bij de overgang naar de eenentwintigste eeuw.

Ze doen dit in het tweede deel van het boek “De eeuw in het hart”, dat als ondertitel draagt: “De bevindelijk gereformeerden op weg naar de eenentwintigste eeuw”.

In het eerste deel worden twee enquêtes met elkaar vergeleken die gehouden zijn op een aantal reformatorische scholen in ons land onder de achterban van het RD, zowel (oudere) leerlingen als hun ouders.

Daarna volgen negen artikelen van “opinieleiders”, zoals ze genoemd worden (blz. 16). Mij is gevraagd alleen van dit tweede deel (vanaf hoofdstuk 4) een korte bespreking te geven.

Bouwen en bewaren
Niet ten onrechte begint professor W. H. Velema zijn bijdrage met te beschrijven hoe aan het begrip “cultuur” een verschillende inhoud gegeven wordt. Hij komt tot de conclusie dat het „bouwen en bewaren” een cultuuropdracht is van de Schepper, waaraan we ons niet mogen onttrekken. Ze wordt verricht in een wereld waarin de spanning is van Christus' koningschap en de duivel als „overste dezer wereld”. Daar Christus, aldus de schrijver, ook de cultuuropdracht in Zijn Borgwerk volbracht heeft, zal de wedergeboren christen door de Heilige Geest kracht krijgen om zijn cultuuropdracht te vervullen.

Wat verwarrend vind ik het dat hij vervolgens dr. C. P. Polderman bekritiseert, die een distantie tot de cultuur bepleit, maar een ander begrip cultuur hanteert. Later gebruikt hij toch zelf ook het ruimere begrip “cultuur”, als hij het heeft over „christen-zijn in deze wereld, in deze cultuur”.

Velema pleit voor een kritische deelname, waarbij we niet moeten schromen cultuurproducten die het stempel van de vorst der duisternis dragen, af te wijzen. Wat eenvoudiger getoonzet is het artikel van mevr. drs. M. A. Buitink-Heijblom over het gezin. Omdat de functie van het gezin in de moderne samenleving sterk afneemt en omdat daar vooral ook waarden en normen overgedragen worden, is het nodig ons te bezinnen op de bedreiging die er door die functievermindering is voor onze gezindte. Na een aantal bijbelse gegevens doorgegeven te hebben, stelt ze de plaats van het gezin in de moderne tijd hiertegenover. Daarin komen het belang en het 'hoe' van het overleven van het gezin aan de orde.

Hoewel ze daarbij veel behartigenswaardige zaken noemt –zoals de noodzaak van een leven uit een levend geloof, de huisgodsdienst, geleiders en verleiders, de positie van de vrouw– had ik het wat gestructureerder uitgewerkt willen zien. Graag had ik de ontbindende invloeden op een rij gezien en een aantal praktische adviezen om deze bedreigingen het hoofd te bieden.

Dezelfde vragen
Ds. P. den Butter gaat in op de vraag hoe kerken met een gereformeerde belijdenis in de toekomst kunnen overleven. Hij stelt als voorwaarde het vasthouden aan de confessie, omdat het „een adequate expressie is van het gelovige antwoord van de Kerk op Gods openbaring”. Wel moet ze door persoonlijke betrokkenheid hartentaal zijn. Zo zijn de belijdenisgeschriften ook geschreven, aldus de schrijver.

Ds. Den Butter benadrukt dat de vragen van vroeger nu weer gesteld worden. Met name arminiaanse dwalingen vanuit de evangelische beweging moeten we weerstaan. In zijn vrees dat men iets vaststelt wat de belijdenis overstijgt, verwerpt hij iedere specificering van een deel der confessie. Hij vreest dat dit tot verstarring leidt. Ik vraag me af of het ook geen teken van verstarring kan zijn als we nieuwe dwalingen –zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de waarde van het menselijk leven, of van het huwelijk– niet adequaat bestrijden en weerleggen vanuit Gods Woord.

Van harte stem ik in met zijn benadrukken van de noodzaak van het werk van de Heilige Geest. Alleen daardoor zal de Kerk in stand blijven en niet door ons werk. Maar God wil dit wel middellijk doen: „Gaat dan heen, onderwijst...”.

Dr. R. Bisschop ordent zijn bijdrage rond de uitspraak van Groen van Prinsterer „In het isolement ligt onze kracht.” Bisschop signaleert een zekere afkalving van de SGP-aanhang en concludeert voorzichtig dat men er wellicht nog onvoldoende in slaagt de actualiteit, de zeggingskracht en het houvast van de gereformeerde belijdenis over te dragen.

Ook de kerkelijke binding van de jeugd schijnt af te nemen. Heroriëntatie op de beginselen is nodig, geen vlucht in een verstrakkend kerkisme. Het eigen beginsel dient ook vertaald te worden naar de actuele praktijk. Geen traditionalisme of Amish-cultuur, maar het brandend vuur van de gereformeerde theocratie, dat bewogen het heil van de medemens zoekt. Een heldere, zeer lezenswaardige bijdrage, waarin een duidelijke begripsomschrijving van “beginselen” en “isolement” (is: zelfstandigheid, beginselvastheid) niet ontbreekt. „In onvoorwaardelijke onderworpenheid aan het beginsel ligt alleen de wezenlijke kracht van elk die het belijdt”, zo citeert hij Groen, ter verduidelijking van het beoogde isolement.

Onderwijs en wetenschap
Het artikel over het onderwijs is geschreven door mr. P. Hugense en mr. J. G. Macdaniel, beiden werkzaam bij de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs. Ook dit is een helder en veelzeggend betoog. Na aangegeven te hebben welk waardevol pand ons is toebetrouwd, zetten de scribenten de bedreigingen van buitenaf (met name van de zijde van een 'paarse' regering) en van binnenuit (onder andere veruitwendiging van principes) op een rij. Allen die bij het onderwijs betrokken zijn –en wie is dat eigenlijk niet?– behoren hier kennis van te nemen.

Niet ten onrechte wijzen zij ook op het gevaar van verdeeldheid ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen, zoals Internet. Daarnaast zijn er nog gevaren van praktische aard, zoals de vervrouwelijking van het personeelsbestand. Aanbevelingen voor de toekomst zijn onder meer het waken over de identiteit, een principieel benoemingbeleid, alsmede doorwerking van de principes bij het toelatingsbeleid. Zij willen duidelijk versterking van de eigen zuil.

Over de “Reformatorische gezindte en de wetenschap” schreef prof. dr. A. van Nieuw Amerongen. Hij toont er oog voor te hebben dat een studie aan een universiteit grote gevaren met zich meebrengt, met name als een student geen persoonlijke relatie heeft met de God van Abraham, Izak en Jakob. Door het logisch redeneren en de kritische houding die men aanleert, komt er veel onzekerheid, die dan dreigt te eindigen in ongeloof. Historisch geloof is niet genoegzaam. De praktijk der godzaligheid moet verbonden zijn met de wetenschap. De vreze des Heeren moet het leidende beginsel zijn.

Vraagtekens
Ir. B. J. van der Vlies heeft het moeilijke hoofdstuk over de media voor zijn rekening genomen. Hij beziet de situatie van de gereformeerde gezindte als „tussen twee vuren”; van twee zijden dreigen gevaren. De informatie- en communicatietechnologie (ICT) komt ongevraagd en niet te stuiten op ons af. Enerzijds is er een diepgaande beïnvloeding, vooral door visuele media, anderzijds de macht van de tijdgeest, door de duivel gebruikt.

Toch heeft men ook vroeger media gezocht en gebruikt om zijn beginselen uit te dragen. Mag een advertentie in De Telegraaf wel en een toespraak voor de radio niet? Er staan veel vraagtekens in het stuk van onze fractievoorzitter. Zo bijvoorbeeld ook achter de zin of het niet wijs zou zijn om „met inschakeling van deskundigheid die er bijvoorbeeld in de gelederen van de Baan Company opgeslagen is, onder aanvoering van de Erdee-holding, ernstig te zoeken naar technische systemen met behulp waarvan een gewaarborgde waterdichte, schone versie van Internet beschikbaar komt, respectievelijk bereikbaar is?” Daar wil ik toch wel de vraagzin naast zetten of er wel grondig nagedacht is over de negatieve gevolgen van de aanwezigheid van een Internet-aansluiting in een gezin. Wie wil er aan een snelweg wonen?

Economie
Toen ik zag dat het boek eindigde met een artikel over de economie, bekroop mij een gevoel van teleurstelling. Het werd evenwel snel weggenomen door de scribent ervan, drs. A. P. de Jong. Hij ontmaskert het postmodernistisch geloof in de heilzame werking van het marktmechanisme, toont aan dat er door het geloof hierin en de overgave eraan veel moderne afgoderij in de gereformeerde gezindte is, en verklaart de stelling „De gereformeerde gezindte zal haar identiteit in de toekomst alleen kunnen bewaren als het dagelijks leven wordt bepaald door de bijbelse toekomstverwachting”. De neiging is groot om meer uit zijn zeer lezenswaardige artikel te citeren, maar laat ik besluiten met zijn citaat uit Calvijn: „Waar de overdenking van het toekomende leven op de achtergrond raakt, daar verdwijnt ook het besef van het vreemdelingschap uit het dagelijks leven”.

Slotopmerkingen
Allereerst wil ik de enquêteurs de vraag stellen of de verschuivingen die de enquête toont, gerelateerd zijn aan een mogelijke verbreding van de populatie van onze reformatorische scholen. Zouden er geen ouders zijn, uit het midden van de Hervormde Kerk bijvoorbeeld, die RPF stemmen, vroeger hun kinderen naar het algemeen christelijk onderwijs stuurden, maar nu toch voor het reformatorisch onderwijs kiezen? Er is immers een groei van 30 procent (blz. 150). Is dit wel de natuurlijke groei?

In de tweede plaats wil ik opmerken dat de onderwerpen die in dit boek aan de orde komen van groot belang zijn om overdacht te worden, vooral door hen die leiding moeten geven aan allerlei instellingen in onze gereformeerde gezindte, ongeacht of je het met de scribenten in alles eens bent. Ik heb binnen dit korte bestek eigen gedachten over allerlei zaken hier ook niet uit kunnen schrijven, en niet veel meer kunnen geven dan een oppervlakkig overzicht van de niet-oppervlakkige inhoud.

Laat die inhoud overdacht en besproken worden, opdat we de assimilatie (verwereldlijking) niet achteloos voort laten gaan, maar zoeken naar het fundament waarop we alleen staande zullen blijven als de stormen van de overste van de macht der lucht opsteken, de slagregens van verdrukking of zelfs vervolging op ons neerdalen en de waterstromen van deze wereld op ons afkomen.

Dat zal ten diepste alleen kunnen als we persoonlijk gefundeerd zijn op de Rotssteen Wiens werk volkomen is.

5 oktober 1998