De eeuw in het hart

Eigen zuil heeft assimilatie niet tegengehouden

Gereformeerde gezindte
beïnvloed door de tijd

Van een onzer redacteuren
APELDOORN – De bevindelijk gereformeerden passen zich steeds meer aan de moderne tijd aan. Zij zijn minder stellig geworden in hun opvattingen over leer en leven. Zaken zoals inenting en verzekering stuiten nauwelijks nog op een afwijzende reactie. Maar ook de meningen over een grote deelname aan het avondmaal en het schriftgezag zijn aan het schuiven.

De voortgaande aanpassing van de bevindelijk gereformeerden aan de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving blijkt uit een onderzoek dat onder leerlingen van verschillende reformatorische scholen en hun ouders is gehouden. De resultaten daarvan zijn vergeleken met eenzelfde onderzoek dat in 1981 werd gedaan. De uitkomsten van beide zijn gepubliceerd in het boek “De eeuw in het hart”, dat vanmiddag is aangeboden aan de jubilerende hoofdredacteur van deze krant, dr. C. S. L. Janse.

Niet immuun
De opkomst van de eigen zuil heeft de assimilatie (aanpassing) van de bevindelijk gereformeerden niet tegengehouden. Dit is opmerkelijk, daar veel eigen organisaties zijn opgericht om een dam tegen de tijdgeest op te werpen. Uit het onderzoek blijkt dat die opzet niet gelukt is. De eigen zuil heeft wellicht de verwereldlijking wel wat afgeremd.

De bevindelijk gereformeerden blijken niet immuun voor de invloed van de wereld om hen heen. Zij laten hun standpunten erdoor beïnvloed worden. De weerstand tegen de tijdgeest is het grootst bij zaken die direct samenhangen met de Bijbel en de kerk.

De meningen zijn tussen 1981 en 1998 het meest gewijzigd als het gaat over kwesties zoals bioscoopbezoek, vrouwelijk kamerlidmaatschap, verzekeren, inenten en het gebruik van voorbehoedmiddelen om de gezinsgrootte te beperken. Tegen een vrouwelijk kamerlid heeft 56 procent van de ouders geen bezwaar. In 1981 was het merendeel van hen nog tegen een vrouw als volksvertegenwoordiger. Bij de leerlingen ziet 75 procent een vrouw in de Kamer als geen bezwaar en is maar 15 procent tegen.

Verzekeren vindt nog maar 37 procent van de ouders een aantasting van het geloof in Gods voorzienigheid. Bij de leerlingen onderschrijft slechts 15 procent dit standpunt. Het aanmoedigen van inentingen tegen besmettelijke ziekten vindt steun bij 48 procent van de ouders en 74 procent van de leerlingen.

Als het om geloofsbeleving van de bevindelijk gereformeerden gaat, worden zij minder stellig in hun opvattingen. Een grote deelname aan het avondmaal wordt nu door 54 procent van de ondervraagden als een slecht teken gezien, terwijl dat in 1981 nog 65 procent was. De Bijbel wordt door de overgrote meerderheid van de ondervraagden nog steeds van kaft tot kaft als waar gezien. Wel daalt zowel bij de ouders als de leerlingen de ondersteuning voor deze stelling met 6 procent tot respectievelijk 86 en 68 procent.

Kerkmuren
Het zingen van gezangen tijdens de eredienst en een nieuwe bijbelvertaling wordt door een minderheid van de ondervraagden op prijs gesteld, al neemt het aantal ondervraagden dat hiervan voorstander is toe. Eenzelfde ontwikkeling valt waar te nemen als het gaat om de vrouw in het ambt, zij het dat die door een nipte minderheid van de leerlingen, 48 procent, wordt afgewezen. Bij de ouders is nu 81 procent duidelijk tegen, terwijl dat in 1981 nog 92 procent was.

De kerkmuren worden voor de bevindelijk gereformeerden minder belangrijk. De stelling dat men zich in kerkelijk opzicht nergens anders zou thuis voelen dan in de eigen kerk wordt door 53 procent van de leerlingen onderschreven. Bij de ouders is dat 69 procent.

5 oktober 1998