Financië en Economie22 december 1999

Nutreco wil via vaste afspraken met boeren kostprijs drukken

Spaanse inhaalslag bij kip en varkens

Door drs. H. van den Berge
MADRID – De Spaanse varkens- en pluimveehouderij is bezig met een inhaalslag. Dankzij de bouw van moderne en grote bedrijven neemt de productie zelfs zo sterk toe dat Spanje op korte termijn een geduchte concurrent wordt van Nederland. Ook Hollanders dragen daar een steentje aan bij.

In het vliegtuig naar Madrid zit varkenshouder Gerard Riphagen uit het Gelderse Oene. Over vier maanden gaat hij in Spanje van start met een nieuw bedrijf van 1200 zeugen. De 44-jarige boer houdt van expansie. Ondanks de ingrijpende crisis in de sector verdubbelde hij dit jaar zijn bedrijf in Oene. Het heeft daar nu 1400 zeugen, 1200 mestvarkens en 900 opfokzeugen. Maar het einde van de groei is nog lang niet in zicht.

Taalprobleem
Riphagen is al een tijdje in Zuid-Europa actief. „Toen de biggenprijs vijf jaar geleden in Nederland erg laag was, heb ik in Spanje stalruimte gehuurd om de biggen daar af te mesten, want dat was financieel aantrekkelijk. Het werk werd gedaan door een Spaanse boer.” In 1997 besloot de varkenshouder een nieuw bedrijf te gaan bouwen. „Dat is erg interessant vanwege de lage kostprijs. Grond, arbeid, energie en de bouw van stallen zijn in Spanje veel goedkoper. Ook hoef je er geen dure varkensrechten te kopen zoals in Nederland. Bovendien zijn er geen mestregels. Ze willen in Spanje zelfs graag mest hebben. Een pluspunt is tevens het droge klimaat.”

Ondanks de voordelen is er nog geen sprake van een uittocht van Nederlandse varkenshouders richting Spanje. Tot nu toe gaat het om zo'n 55 boeren. Vaak zijn het kapitaalkrachtige ondernemende agrariërs die net zoals Riphagen in het Zuid-Europese land een tweede bedrijf beginnen.

Die terughoudendheid kan de Gelderse varkenshouder wel begrijpen. De taal vormt een groot probleem. Zelf heeft Riphagen daar minder last van omdat hij een Nederlandse bedrijfsleider heeft die Spaans spreekt. Ook de cultuurverschillen kunnen voor moeilijkheden zorgen. „In Nederland ben je gewend snel zaken te doen, maar in Spanje moet je voor gesprekken en onderhandelingen veel tijd nemen. Men gaat graag met je eten en wat drinken. Dat is best gezellig, maar het kost tijd. Andere nadelen zijn dat werknemers er minder verantwoordelijkheid tonen en dat de banken voorzichtiger zijn bij het financieren van investeringen.”

Twee gezichten
Bij het besluit richting Zuid-Europa te gaan speelt ook voerleverancier Hendrix UTD, een onderdeel van de beursgenoteerde onderneming Nutreco, een rol. Via zijn Spaanse dochteronderneming kan het concern Riphagen ook op zijn nieuwe bedrijf van dienst zijn.

Voor Nutreco is Spanje een belangrijk land. Het concern is er bij de verkoop van veevoeders, varkensfokkerijen en de verwerking van pluimveevlees zelfs marktleider. Van de totale Nutreco-omzet van 5,4 miljard gulden komt bijna 1 miljard gulden uit Spanje.

De varkens- en pluimveehouderij in Spanje is de laatste vier jaar sterk in ontwikkeling, stelt directeur A. van den Berg van de Nutreco-divisie Dierlijke Producten. „Men is bezig met een inhaalslag. Er is sprake van een geweldige modernisering en schaalvergroting. Eigenlijk heeft de intensieve veehouderij in Spanje twee gezichten. Je hebt erg professionele bedrijven en achterblijvers. Dat kristalliseert zich snel uit.”

In Spanje zijn veel kleine, verouderde varkensbedrijven –vooral in de kustprovincies– met 100 tot 200 zeugen of enkele honderden mestvarkens, terwijl pluimveehouders zo'n 10.000 tot 20.000 slachtkuikens hebben. Maar daarnaast zijn er de afgelopen jaren in met name de binnenlandse akkerbouwgebieden enorme bedrijven gebouwd van ten minste 500 zeugen, ruim 2000 mestvarkens of 50.000 tot 100.000 slachtkuikens.

Op dit moment ligt de groei bijna stil vanwege de slechte prijzen, maar Van den Berg verwacht dat de schaalvergroting de komende jaren zeker zal doorzetten. Ook varkenshouder Riphagen heeft nog grote plannen. „De bedoeling is het aantal zeugen sterk te vergroten van 1200 naar 3300. We willen bovendien onze eigen biggen gaan vetmesten en ook de afzet van de slachtvarkens zelf gaan verzorgen.” De boer wil xxde karkassen exporteren naar Duitsland en Frankrijk, omdat de varkensprijzen daar het hoogst zijn. „We hebben dan maximale winst.”

Verticalisering
Op dit moment voert Spanje nog varkensvlees in, maar de Nutreco-directeur verwacht dat het land op vrij korte termijn exporterend zal zijn. „Hierdoor krijgt Nederland er een grote concurrent bij. Zeker bij kant-en-klare kip- en varkensproducten kan het soms goedkoper zijn deze in Spanje klaar te maken en in Nederland te verkopen.”

Om de concurrentiestrijd vol te kunnen houden, moeten de kosten in Nederland omlaag, vindt Van den Berg. „Mijn angst voor de toekomst van de intensieve veehouderij is niet minister Brinkhorst van Landbouw, maar de hoge kostprijs in ons land. In Spanje ligt deze bij varkens 25 cent per kilo vlees lager. Het vervoeren van een karkas kost 12 cent per kilo, dus het is al goedkoper om deze uit Spanje te laten komen. Ook voor pluimvee heb ik zorgen. De prijzen komen daar blijvend onder druk te staan door de toenemende concurrentie van lagelonenlanden zoals Brazilië en Thailand.”

Als een goede mogelijkheid om de kostprijs te verlagen, wijst Van den Berg naar de manier waarop Nutreco in Spanje samenwerkt met de pluimveehouders. „Er is een verticalisering van de productiestructuur. Wij zorgen voor de kuikens en het voer, de boeren voor het afmesten en wij vervolgens weer voor de verkoop. Door de vaste afspraken zijn er minder bedrijven bij de productie betrokken.”

Nu zijn in Nederland broederij, voerleverancier en slachterij vaak niet van hetzelfde concern. Deze ondernemingen moeten er allemaal aan verdienen. Bovendien zijn er ook meer facturen nodig, waardoor de administratie- en bankkosten hoger liggen. Door het aantal betrokken bedrijven te verminderen kan er fors in de kosten worden gesnoeid, stelt Van den Berg, die verschillende jaren leiding heeft gegeven aan de Spaanse pluimveedivisie.

Vakmanschap
De Spaanse boeren worden uitbetaald op basis van hun technische resultaten. Hoe beter de productie, hoe hoger het bedrag. Het inkomen van de boer wordt op die manier meer afhankelijk van zijn vakmanschap. Nutreco draagt in deze opzet alleen de marktrisico's, terwijl die in Nederland ook voor een deel bij de pluimveehouders ligt.

Voor Nutreco heeft de werkwijze van vaste afspraken het voordeel dat het bedrijf meer greep heeft op de planning van de productie en de kwaliteit. Van den Berg: „Ook richting de supermarktketens is dat erg belangrijk. Zij willen afspraken over de hoeveelheden, de prijs en de kwaliteit. Wij kunnen dan zelf bepalen vanuit welk land en welke vestiging wij het beste kunnen leveren. Op die manier kunnen we met de laagste kostprijs werken en dat is van groot belang voor de toekomst.”

Niet alleen in de Nederlandse pluimveehouderij is het volgens de Nutreco-directeur belangrijk om te gaan werken met vaste afspraken, maar ook in de varkenshouderij. Op de vraag of de boeren in ons land te porren zijn voor deze werkwijze, antwoordt hij voorzichtig. „Zij hechten aan hun vrijheid.” Maar zijn conclusie is duidelijk. „Het belang van een lage kostprijs is zeer groot.”