Financië en Economie15 juni 1999

Terpentine ruikt niet zoals frituurvet

Door H. de Boer
DRONTEN – Gifkip staat gelijk aan dioxine staat gelijk aan Verkest, zo lijkt het. Nare gedachte, vinden ze bij de Drontense vetsmelterij Van Wijk en Olthuis. Want wie of wat de aanleiding is geweest voor het Belgische gifschandaal, is immers nog helemaal niet bewezen? Ondertussen staat de sector wel in een kwaad daglicht. „Wie verkeerd wil, kan een bedrijfstak in vijf minuten maken of breken”, vreest directeur Jan Olthuis.

De vetsmelterij op het Drontense industrieterrein oogt als zo veel andere bedrijven. Keurig kantoor aan de voorzijde, grote loodsen erachter. Het verschil met de buren zit hem in de geur die om de gebouwen waaiert: frituurvet. Commercieel manager Rinus Schouten toont de bron van de geur, drie grote smeltbaden.

Die bassins worden dagelijks gevuld met afgewerkt frituurvet, afkomstig van zo'n zesduizend horecagelegenheden in het hele land. Gijs Olthuis, broer van de directeur en verantwoordelijk voor het verwerkingsproces, schat dat het bedrijf wekelijks enkele honderden tonnen frituurvet krijgt aangeleverd. „Enkele honderdduizenden kilo's dus.”

Ophaaldienst
De vetsmelterij in Dronten hoort bij de drie grotere spelers die op de Nederlandse markt actief zijn. Dat zijn er in totaal ongeveer zeven, plus wat kleinere smelterijen. Samen zijn ze per week goed voor het recyclen van 700.000 tot 1.000.000 kilo frituurvet, schat Gijs Olthuis in. De chauffeurs van Van Wijk en Olthuis halen het spul op bij cafetaria's, restaurants en andere gelegenheden waar onder meer patat op het menu staat.

Directeur Olthuis zette het bedrijf samen met zijn broer in het begin van de jaren zeventig op. De eerste jaren exploiteerden de broers alleen een ophaaldienst, maar in 1978 verrees ook een heuse vetsmelterij. Het frituurvet is overigens goed voor zo'n 20 procent van de omzet. De Drontenaren handelen ook in dierlijke vetten. Gijs Olthuis: „Nederland is op dit terrein bij lange na niet zelfvoorzienend. Slachtafvalverwerker Rendac bepaalt zo ongeveer in zijn eentje het Nederlandse aanbod. Daarnaast wordt een behoorlijk deel van de dierlijke vetten ingevoerd, met name vanuit Duitsland en Frankrijk. Dat doen wij dus ook.” Ten slotte worden vanuit de hele wereld plantaardige olieproducten aangevoerd, bijvoorbeeld sojaolieproducten voor het pluimvee en palmolie (vanuit Maleisië) ten behoeve van rundveevoer.

Zowel het frituurvet –dat wordt gezeefd en gefilterd– als de dierlijke vetten zijn uiteindelijk bestemd voor de veevoerindustrie. „Vetten en oliën geven een stukje energie dat een dier per se nodig heeft”, legt commercieel manager Schouten uit. De afnemers van Van Wijk en Olthuis, rond de honderd, zijn verspreid over de hele Europese Unie.

Frituurpan
Directeur Olthuis wil niets weten van kwalificaties zoals ”vettige” of ”smerige” business. „Onze grondstoffen zijn hoogwaardig. Ze werden kort voor het recyclingproces nog gebruikt voor de menselijke consumptie”, stelt hij. „Als u 's nachts om twaalf uur bij McDonalds nog snel een patatje bestelt, laat de vestigingsmanager bij wijze van spreken een paar minuten later het frituurvet van die dag in onze tonnen lopen. Dat vet is veel schoner dan in de frituurpan bij de mensen thuis. De horeca heeft altijd haast en weet heel goed dat de patatjes in schoon vet veel sneller gaar zijn.”

Van Wijk en Olthuis doet geen zaken met tussenhandelaren. „Wij kennen onze leveranciers”, benadrukt Schouten. Dat heeft alles te maken met de strenge eisen die er in de sector gelden. Het Productschap Diervoeder en de Keuringsdienst Diervoedersector houden de vinger aan de pols. „We krijgen de instanties een aantal keren per jaar over de vloer. Ze kijken dan ter plaatse of we voldoen aan de regels.”

Het Drontense bedrijf houdt zelf ook een oogje in het zeil. Allereerst door middel van de chauffeur die het vet transporteert. Die kan met zijn ogen en neus al heel wat waarnemen, aldus Gijs Olthuis. „Terpentine ruikt niet zoals frituurvet.” Daarnaast neemt het bedrijf zelf monsters, die in een eigen laboratorium uitvoerig onder de loep worden genomen. Ook de „opvoeding” van de leveranciers is een punt van aandacht. „We doen veel aan voorlichting. Wij wijzen de patatbakker die een fles ontsmettingsmiddel op de plank boven de frituur heeft staan op zijn fout.”

Verdachtenbankje
De Belgische dioxineaffaire, met een Europese en zelfs wereldwijde uitstraling, houdt de Drontenaren wel bezig, hoewel de zakelijke gevolgen tot nu toe beperkt blijven. Vetsmelterij Verkest zit bij de zuiderburen pontificaal op het verdachtenbankje. Een oordeel over hun Belgische vakgenoot geven de broers Olthuis niet. „Tot nu toe weet niemand waar de oorzaak van de besmetting echt ligt”, aldus Jan. Het verhaal over lekkende verwarmingsspiralen, dat inmiddels ook door de Belgische justitie is ontzenuwd, wil er ook bij hem niet in. „Wij verwarmen het vet door middel van stoom. Bij lekkage van de buizen komt er hoogstens wat water in het vet. Ik weet niet hoe het in België gaat, maar er bestaan nog vooroorlogse methoden waarbij hete olie door de spiralen stroomt. Dat kan inderdaad gevaarlijk zijn.”

De directeur onderschrijft de stelling van een manager bij mengvoerconcern Hendrikx UTD, die eerder in deze krant stelde dat het verdedigen tegen boeven een haast onmogelijke klus is. „Ik beweer niet dat er sprake is van criminaliteit, maar we hebben wel een miljardenrel waarvan de hele keten de dupe is. Ik hoop dat de onderste steen snel boven komt. De sector is nu gebaat bij duidelijkheid.” Jan Olthuis verwacht wel dat de voorschriften ten aanzien van het gebruik van grondstoffen in veevoer verder aangescherpt zullen worden. „Hopelijk in goed overleg met de sector.”

Van Wijk en Olthuis werd op 28 mei gecontroleerd op dioxinebesmetting, evenals alle concurrenten. De definitieve uitslag laat nog op zich wachten. Directeur Olthuis zit er niet over in. „Wij kopen niets van bijvoorbeeld Chinezen die we niet kennen. En als de vetsmelterijen volgens de eisen werken, wat ze volgens mij doen, gebeuren er geen rare dingen.” Hij staat volledig achter de genomen voorzorgsmaatregelen. „De consument wil een eerlijk stukje voedsel. Het systeem moet waterdicht zijn.”