Financiën en Economie | 22 maart 1999 |
Belastingdienst maakt onderscheidDoor mr. D. G. van Vliet Dat betekent dat niet iedereen een gelijk percentage van zijn inkomen kwijt is, maar dat hogere inkomens een groter deel van hun loon aan de fiscus moeten afstaan dan lage inkomens. Wie meer verdient kan, zo is de gedachte, een hoger percentage aan de gemeenschap afstaan zonder dat hij in de problemen komt. Het percentage van het inkomen dat u als belasting aan de staat moet afstaan wordt het tarief genoemd. Dus: tarief is percentage. Schijven Aan de hand van de verdeling in schijven wordt dit systeem misschien duidelijk. Stel, iemand verdient 110.000 gulden per jaar. Zijn inkomen wordt dan verdeeld in de volgende schijven: Voor 1998 1e schijf 37,85 procent over 0,00 tot en met 47.184 = 17.151 2e schijf 50 procent over 47.185 tot en met 103.774 = 28.295 3e schijf 60 procent over 103.775 tot en met 110.000 = 3735 Totale belasting: 49.181 Voor 1999 is er een schijf bijgekomen, de eerste schijf is in tweeën geknipt. 1e schijf 35,75 procent over 0,00 tot en met 15.000 = 5362 2e schijf 37,05 procent over 15.001 tot en met 48.175 = 12.291 3e schijf 50 procent over 48.176 tot en met 105.954 = 28.890 4e schijf 60 procent over 105.955 tot en met 110.000 = 2.427 Totale belasting: 48.970 Het percentage van de eerste schijf (voor 1999 de eerste én de tweede schijf) is trouwens niet alleen belasting. Daarin zijn ook verwerkt de premies voor de volksverzekeringen, de AOW (in 1998 18,25 procent) de Algemene nabestaandenwet (1,4 procent) en de AWBZ (9,6 procent). Voor 65-plussers is de eerste schijf (en zijn de eerste en tweede schijf in 1999) lager belast, omdat ze geen AOW-premie meer betalen. Integendeel, zij kríjgen AOW. Voor hen is het percentage van de eerste schijf in 1998 dan ook 18,1 procent en in 1999 17,85 procent voor de eerste schijf en 19,15 procent voor de tweede schijf. Ontzien Ook op een andere manier worden we niet allemaal gelijk behandeld. De bovenstaande tarieven worden namelijk niet zomaar op uw belastbare inkomen losgelaten. U mag er eerst een bepaald bedrag van aftrekken. Dat bedrag wordt de belastingvrije som genoemd. De belastingvrije som is niet voor iedereen even hoog. Ook door de belastingvrije som verschillend te maken, probeert de regering lagere inkomens te ontzien. Er zijn vijf tariefgroepen, met oplopende aftrek van in 1998 410 (groep 1) tot maximaal 21.749 (groep 5 met alleenstaande-ouderaftrek en aanvullende alleenstaande-ouderaftrek). In 1999 loopt dit van 419 tot en met 22.207. De indeling in een tariefgroep hangt van verschillende factoren af. Daarvoor bestaan stroomschema's die u precies naar de goede groep leiden. Voor gehuwden (man of vrouw heeft inkomen uit arbeid, de partner niet) geldt tariefgroep 3, met de belastingvrije som van 16.824 (in 1999 17.179). Senioren boven de 65 jaar krijgen extra aftrek. In principe moet u over al uw inkomsten belasting betalen. De wet beperkt dit echter tot inkomsten die voortkomen uit een bepaalde min of meer vaste bron, zoals een dienstbetrekking, een onderneming, verhuurde onroerende zaken, geld op de bank, aandelen, het eigen huis, arbeid buiten dienstbetrekking (schrijvers, predikanten, artiesten, enzovoort). Oplichter |
![]() |