Financië en Economie21 juni 2000

Nederlands stamboek van oud Frans vleesras bestaat 30 jaar

Limousin: mooi, makkelijk, eigenwijs

Door N. Sterk
BERKENWOUDE – Als boerin Marga Ham stier Odin per ongeluk een emmer schapenbrokjes voorhoudt, snuift hij een keer en trekt vervolgens zijn dikke neus op. „Je denkt toch niet dat ik dááraan begin.” Als het misverstand is opgehelderd en de gewone koeienbrok voor z'n neus staat, verwaardigt hij zich in flinke happen de emmer te legen. De limousin: mooi, makkelijk, vruchtbaar en lekker eigenwijs.

Achterbroek, een gehucht bij Berkenwoude, Krimpenerwaard. Samen met de zuidelijker gelegen Alblasserwaard een prachtig en uniek Hollands landschap, zij het dat de grove ontsiering door hoogspanningsmasten in het waardengebied nooit went. Wat is er mooier dan in zo'n omgeving zoogkoeien fokken en weiden.

Marga Ham, geboren Timmerman, doet het al een jaar of vijftien, daarin bijgestaan door haar man Hans, die z'n boterham verdient op de kantoren van een grote aannemersfirma in Utrecht. Hun beider bijzondere voorliefde geldt het limousinrund, een oeroud koeienras dat stamt uit het westelijk deel van het Franse Massif Central: de streek rond de stad Limoges.

Was de limousin eeuwen geleden vooral een trekdier, na wat fokrondes op vleeskwaliteit bleek het ras in later jaren vooral geschikt als vleeskoe. Onder de drie Franse vleesrassen vormt de limousin qua aantal de middenmoot, achter de charolais en voor de blonde d' Aquitaine. De eerste limousins kwamen eind jaren zestig naar Nederland. Dertig jaar na de oprichting (1970) telt het Limousin Stamboek Nederland (Dorpsstraat 41, 7683 BH Den Ham) 277 leden, met elkaar goed voor ruim 7000 dieren. Leden- en koeienaantal groeien licht.

Melkquotum
Haar vader was ernstig ziek, de melkquotumregels gingen drukken, een nieuwe melktank moest worden aangeschaft, haar broers wilden niet verder met het boerenbedrijf. Dat was halverwege de jaren tachtig. Marga: „Mijn vader kocht al wat limousins, maar had er zelf niet veel plezier van. Veel stierkalveren, nogal eens een dood kalf. Toen na zijn overlijden de erfenis werd verdeeld, waren er voor ons drie bij: Joli, Sara en Undine, twee met een kalf. Dat was ons 'startkapitaal'. Fokstier Benjamin kochten we zelf.”

Voor de goede orde: de stamboeknamen van een bepaald jaar beginnen allemaal met dezelfde letter. „Dit jaar is de R aan de beurt, van Ronald, Robbie en Rebecca. Consequent bijbelse namen voor koeien, daar houd ik persoonlijk niet zo van, maar anderen doen dat juist wel. En een eenmaal gegeven naam blijft levenslang bij dat bepaalde dier.” In de stal achter het woonhuis staat fokstier in opleiding Odin met drie inmiddels door hem bevruchte vaarzen.

De totale kudde van de familie Ham telt op dit moment zestien moederdieren met evenzoveel kalveren, vier vaarzen, drie pinken en de stieren Odin en Manfred, waarvan de laatste nog tussen de dames in de wei verkeert, maar inmiddels al is verkocht. „Anders komt hij straks z'n dochters tegen”, zegt Hans.

In principe gaat een fokstier drie jaar mee op hetzelfde bedrijf. Dat kan zolang omdat de limousinpinken een jaar extra de tijd krijgen om uit te groeien voor ze een eerste keer worden gedekt. „Het is een sober, iets trager groeiend ras, al is trager niet helemaal het goede woord. Maar te vroeg dekken is funest voor een goede ontwikkeling van de koe.”

Winstmarges klein
Ondanks de aardige premie voor het houden van zoogkoeien die 'Brussel' jaarlijks uitkeert, is de hobbyfarm met limousins niet echt winstgevend. „Ervan leven kan denk ik pas met een 120 moederdieren”, zegt Hans. „De limousin is sober in onderhoud, stelt weinig eisen, maar in het algemeen worden de kosten in de veehouderij steeds hoger. De inkomens van melkveebedrijven daalden vorig jaar sterk. Gezondheidsdienst, vaccinaties, bureaucratie, alles kost geld. Vorig jaar kregen we vier keer controle: op oornummers, boekhouding, groeibevorderaars en urine. Die zaken moeten toch allemaal betaald worden, daarom zijn de winstmarges klein. Er zijn in Nederland maar tien boeren die meer dan 100 van deze beesten hebben lopen.”

Wel is de Europese zoogkoeienpremie mooi meegenomen, vooral wanneer je, zoals de familie Ham, bijzonder extensief boert. „Met de schapen meegerekend, hebben we een bezetting van 1,06 dier per hectare. Ook krijgen we nog voor twaalf schapen ooipremie, en dit jaar hebben we voor het eerst bijna 2 hectare 'vogeltjesgras', met een uitgestelde maaidatum.”

Een actueel Boerderij-artikel dat Hans erbij pakt, meldt echter dat het met de uitbetaling van onder ander die laatste regeling erg moeizaam toegaat. „Geldgebrek en bureaucratie. Op zichzelf is het late maaien van schraal grasland een prima maatregel: het wemelde dit jaar op dat bewuste perceel echt van de grutto's.”

Natuurlijke dekking
Ondanks de 'krapte' genieten Marga en Hans dagelijks van hun veestapel. „Het dekken gaat prima en bij dit ras nagenoeg altijd 'ouderwets': met de stier. Natuurlijke dekking gaat altijd beter. Het succespercentage ligt tegen de 95 procent. Een enkeling moet 'terugkomen' na 21 dagen. De tochtigheid is bij een limousin korter dan bij zwartbont vee. De staarreflex duurt slechts vier uur en het dekken gebeurt bijna altijd 's nachts.”

„Na 9,5 maand draagtijd komen de kalfjes. In meer dan 90 procent van de gevallen bevalt de koe zonder hulp. Sterker nog: ze houden het op tot jij weg bent. Door een raam of vanachter wat strobalen toekijken mag nog net. De koeien hebben een ruim bekken, dus weinig geboorteproblemen. Dit jaar lag er voor het eerst een kalf achterstevoren, daar moest de veearts bijkomen. Wij moeten het natuurlijk vooral van het kalf hebben.”

Half mei gaan moederdieren en kalveren de wei in, een prachtig gezicht. Tegenover de boerderij loopt Manfred met harem en kinderschare. „Door de zachte veengrond is onze weideperiode wat korte dan op klei of zand, maar daar staat tegenover dat hier, ook bij grote droogte, altijd voldoende gras is.” Op de 16 hectare die Marga en Hans in eigendom hebben, komt slechts 2 ton kunstmest per jaar, plus de ruige mest uit de potstal die wordt uitgereden met de ouderwetse meststrooier.

Temperament
De oudere koeien gaan één of twee keer per jaar onder het mes van ”Gerrit de potensnijder”, in de klauwbekapbox. „Je moet met ze leren omgaan, commanderen helpt niet. Deze koeien staan bekend om hun temperament. Ook het beenwerk, waarom de limousin vermaard is, heeft veel aandacht en wordt bij ons de laatste jaren beter”, zegt Hans, en de verwachtingen van Odins genen zijn in dat verband hooggespannen. De stamboekrapporten gaan richting ”bijzonder goed”.

Het weidegras voor de limousins is grof en veelstengelig. Inkuilen en hooien doen de echtelieden zelf, de opbrengst van beide soorten voederwinning is in gewicht ongeveer gelijk. „Maïs krijgen onze dieren niet. Dat is alleen voor de mesters. Van maïs krijgen ze meer vet en het vet wordt door het caroteen geler. Onze dieren doen het prima op een bescheiden, schraal menu. De vleeskwaliteit van de dieren is dan superieur.”

Per jaar gaan zo'n zes vrouwelijke dieren het erf af richting slager. Door het lage inslachtingspercentage –verhouding afval tegenover bruikbaar vlees– komen de meeste kilo's weer terug op de boerderij om als verspakketten het erf definitief te verlaten. „De limousin snijdt 65 procent uit, dus 35 procent afval, tegen een verhouding van 50/50 voor zwartbont vee.”

Op dit moment zijn Marga en Hans in de Krimpenerwaard de enigen met stamboeklimousins. Het zou prettig zijn als er wat boeren zouden aanhaken, zeggen ze. „Hoe meer hoe beter. Samen kun je meer betekenen, bijvoorbeeld richting grootwinkelbedrijven. Een grotere aanvoer van een constante kwaliteit is voor iedereen het beste: voor boer, groothandel, handel en consument.”