Binnenland21 augustus 1999

Predikantsechtpaar worstelde met euthanasievraag van dochtertje

Winst uit verlies

Door E. van Dijkhuizen
Hanneke Weij stierf op 29 december 1992. Ze werd slechts elf jaar. Een aan kanker verwante ziekte verteerde in drie maanden haar darmen. Tijdens dat ingrijpende proces vroeg het meisje, gedreven door wanhoop, tot twee keer toe of de dokter een einde aan haar leven kon maken. Haar vader en moeder, diep geraakt door het intrieste verzoek, konden die stap niet verantwoorden voor God. Hun worsteling zet een rode streep door het wetsvoorstel om jonge kinderen het recht op euthanasie te geven.

De foto hangt niet apart op een opvallende plaats in de kamer, maar in de gang, gewoon tussen de portretten van de andere kinderen in. Bewust. „Wij leven heel sterk met een levende Hanneke”, zegt vader Johan Weij (41) over zijn bijna zeven jaar geleden overleden dochtertje. „Zij leeft niet meer hier op aarde, maar wel in de hemel. Daar zullen we haar weerzien.”

Het echtpaar Weij –hij is predikant van de gereformeerde kerk in Sint Jansklooster– herinnert zich Hanneke als een „vrolijk, levenslustig, maar ook serieus meisje.” Moeder Aline (38): „Ze genoot van de dingen, ze leefde heel intens. Maar ze was als klein kind ook al met de Bijbel en het geloof bezig. Ze vroeg zelf of ze teksten uit het hoofd mocht leren. Ze was ook heel gevoelig; schreef gedichtjes over wat ze beleefde. Achteraf zeggen we: Hanneke heeft elf jaar echt gelééfd.”

Dit is mis
In de zomer van 1992 begon het meisje te kwakkelen met haar gezondheid. Ze kreeg last van buikpijn en diarree en viel fors af. Vader Weij: „Eerst dachten we aan een zomergriepje, maar de klachten hielden aan, werden erger.” De huisarts verwees Hanneke naar het academisch ziekenhuis. Daar kreeg ze een uitgebreid onderzoek. Half september belde de specialist. „Of we naar het ziekenhuis wilden komen voor de uitslag, want die gaf hij niet door de telefoon. Dan weet je direct: Dit is mis.”

In het ziekenhuis stortte de wereld van vader en moeder Weij volledig in elkaar. Hanneke bleek een ongeneeslijke darmziekte te hebben. Vragen brandden los. Wat staat ons te wachten? Hoe lang heeft ze nog te leven? Zijn er medicijnen?

Hoewel de artsen uitvoerig de tijd namen voor het geschokte echtpaar –„niets dan lof voor hen”– konden zij toch niet veel opbeurends melden. Aan voorspellingen over Hannekes levenstijd waagden de dokters zich niet en medicijnen zouden hooguit tot verlichting van de klachten leiden, niet tot genezing. „Een mokerslag van een antwoord”, zegt Johan Weij, „maar je weet wel waar je aan toe bent.”

Thuisgekomen besloot het echtpaar „na veel praten” niet alles aan Hanneke te vertellen. Johan: „We wilden haar niet direct alle moed ontnemen en hebben gezegd: Je hebt iets in je darmen wat niet goed is. De dokters weten medicijnen die alles misschien wat makkelijker kunnen maken.”

De bedoelde middelen, een soort chemokuur, hadden een averechtse uitwerking. Hanneke kreeg koorts, werd zwakker en zwakker en ging hollend achteruit. Haar vader: „Ze kreeg weerzin tegen de medicijnen. Ook in ons brak het verzet los. Ik zei: Dit kan toch niet de bedoeling zijn? Als we hiermee doorgaan, ontglipt Hanneke ons nu al. Dan is ze morgen dood. In overleg met de huisarts besloten we te stoppen met de medicijnen.”

Schietgebedjes
Op een avond, de andere kinderen lagen al op bed, kreeg Hanneke de volledige waarheid over haar ziekte te horen. Johan: „We hebben de telefoon eraf gelegd, zijn dicht bij haar gaan zitten op de bank en lieten intussen heel wat schietgebedjes omhooggaan: Heere, help ons.” Door hun dochtertje zelf te laten vertellen wat ze voelde en dacht, bereidden haar vader en moeder het moment voor waarop zij de diep ingrijpende vraag konden stellen: En als je nu eens niet meer beter wordt, wat dan?

Moeder Aline: „We hebben eerlijk gezegd dat de dokters niets meer voor haar konden doen, maar dat Gód haar wel beter zou kunnen maken, als Hij dat wilde. Hij is immers een God van wonderen. Na lang nadenken kwam Hanneke zelf met de vraag: Maar als dat wonder nu niet gebeurt? Daarmee liet ze zien dat ze ondanks haar elf jaar eigenlijk geen kind meer was. De ziekte had haar in versneld tempo volwassen gemaakt. We hebben toen samen gebeden of God het wonder wilde doen, gelovend in Zijn almacht.”

De dagen die volgden, waren een tijd van hoop en aanvechting. Vader Johan: „Hanneke streed haar strijd van leven op dood. Dat kwam sterk naar voren in de nacht toen het steeds maar door haar hoofd hamerde: Je haalt het niet, je haalt het niet, je overleeft het niet. Dat zijn voor haar heel confronterende momenten geweest. Wat gaat er in een mens om als hij voor de grens van de dood staat? Dat kan een buitenstaander zich niet inleven. Toch werd Hanneke juist in die dagen bijzonder gesterkt, onder meer door de tekst die zij als kind uit het hoofd had geleerd: Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”

Niet langer lijden
Intussen zette de ziekte haar slopende werk voort. Hanneke kon steeds minder, lag dagen op de bank, moest luiers om en kreeg morfine tegen de pijn. „Het is een rotziekte, om het plat te zeggen”, reageert vader Johan emotioneel. Hoe lang de lijdensweg nog zou duren, wist niemand. Hanneke niet, haar ouders niet, de artsen niet.

Op een dag, eind november, vroeg het meisje volkomen onverwachts aan haar moeder: Zijn er geen middelen om hier een eind aan te maken, zodat ik niet langer hoef te lijden? Opmerkelijk genoeg schrok Aline Weij niet van het openlijke euthanasieverzoek van Hanneke. „Ik heb gezegd dat die middelen er waren, maar dat wij ze niet zouden gebruiken. Ze begreep dat direct en zei zelf, bijna geschrokken: Nee, ik denk niet dat we die mogen gebruiken van God.”

Een dag later herhaalde Hanneke haar vraag, nu bij haar vader. „Waarschijnlijk toch vanuit een paniekgevoel”, zegt Johan. De wanhoop die hij van het gezicht van zijn doodzieke dochtertje aflas, bracht hemzelf tot wanhoop. „Waarom moest Hanneke nog meer, nog dieper lijden? Ze was klaar om te sterven. Ze had meer dan eens gebeden: Heere Jezus, komt U mij maar halen. Wij waren er ook klaar voor; we hadden geleerd afscheid te nemen. En toch kwam het einde niet.”

Even een spuitje
Alle principes ten spijt, ging het echtpaar Weij zich serieus afvragen of menselijk ingrijpen toch niet de beste oplossing voor Hanneke zou zijn. Johan: „Ik was tot die tijd een verklaard tegenstander van euthanasie; had het allemaal keurig op een rijtje vanuit de boekjes: alleen God heeft het recht om te beschikken over leven en dood. Maar de verleiding om het heft in eigen hand te nemen, kwam nu zo dichtbij, dat mijn principes begonnen te wankelen.

Het maalde maar door m'n hoofd: Zit er toch niet iets goeds in euthanasie? Er zijn toch genoeg christenen die er geen moeite mee hebben? En ieder mens heeft toch recht op een menswaardig sterven? Bovendien, je gunt elkaar de hemel toch? Waarom dan niet even een spuitje? Dan is Hanneke op de plaats waar ze graag wil wezen.”

Johan belde in zijn radeloosheid een bevriende predikant, „praatte stevig tegen hem aan” en moest beloven geen onverantwoorde beslissingen te nemen. Nog dezelfde avond bezocht de pastor, gekomen van de andere kant van het land, de familie Weij. „We hebben enorm veel aan hem te danken”, zegt Johan uit de grond van zijn hart. „Hij liet ons rustig vertellen, kwam niet gelijk met bijbelteksten, maar luisterde. Achteraf denk ik: We hebben wel heel wat over hem uitgestort.”

Gaandeweg het emotionele gesprek wist Johans collega zijn vrienden ervan te overtuigen dat euthanasie geen oplossing is die God wil. „Hij las met ons Psalm 13”, vertelt Johan. „De psalm met die indringende vragen: Hoe lang, Heere, zult Gij mij vergeten? Hoe lang zal mijn vijand over mij heersen? En: Zal mijn vijand zich verheugen als ik wankel? Toen zagen wij het duidelijk: De grote tegenstander, de duivel is aan het werk. Hij zaait twijfel in ons hart, maar we gunnen hem de overwinning toch niet?”

Het resultaat van het uren durende gesprek was dat Johan en Aline tot de conclusie kwamen: Euthanasie is een stap die wij voor God niet kunnen verantwoorden. Johan: „Ik wil benadrukken: Wíj niet. Het ging om ónze beslissing, onze verantwoordelijkheid en ons geweten. We hebben door alles wat wij meemaakten meer begrip gekregen voor mensen die een andere beslissing nemen.”

Goedkeuring
De periode die volgde, de laatste maand van Hannekes leven, was er een van innerlijke rust, weten Johan en Aline Weij nog heel goed. „God gaf ons samen nog zo veel mooie dagen, dat we dat echt als een goedkeuring van Boven op onze beslissing hebben ervaren.” De manier waarop Hanneke haar ziekte doormaakte en haar verlangen naar het einde hebben het echtpaar geweldig aangegrepen. „Als we aan haar vroegen: Merk je iets van de Heere Jezus, dan zei ze: Ik voel Zijn hand op mijn schouder. Ze heeft zo veel hulp en bijstand vanuit de hemel gekregen, dat hadden we niet willen missen.”

Tot het laatste toe genoot Hanneke van de mensen en de dingen om zich heen. Moeder Aline: „De kerstdagen wilde ze bewust meemaken. Ik moest haar een mooie jurk aantrekken en haar haren kammen. Ze wilde nog één keer opgetut worden.”

Op de avond van 29 december, even na zeven, kwam het einde. Nadat vader Johan zijn hand op het voorhoofd van Hanneke had gelegd en de zegenbede uit Numeri had uitgesproken, blies het meisje haar laatste adem uit. „Op dat moment”, zegt moeder Aline, „had ik ook het gevoel: Ik kan er niet langer meer tegen. Het was net of de Heere God vanuit de hemel een knipoog gaf: Het is goed geweest zo.”

Waanzinnig voorstel
Spijt van de beslissing om geen euthanasie op de doodzieke Hanneke toe te passen, heeft het echtpaar Weij nooit gekregen. „We hadden God de kans ontnomen om met ons te handelen zoals Hij meent dat het goed is.” Hoewel de euthanasievraag van Hanneke een oprechte wens was, betwijfelen Johan en Aline of hun dochtertje echt heeft beseft waar ze om vroeg. „Kinderen kunnen nog niet relativeren; zeggen soms ineens: Ik kan er niet meer tegen, maak er maar een eind aan. Ook al versnelt een ongeneeslijke ziekte hun volwassen worden, in dat opzicht blijven het kinderen.”

Om die reden vindt het predikantsechtpaar het onbegrijpelijk dat de regering kinderen al vanaf twaalf jaar het recht op euthanasie wil geven, zonder dat zij daarvoor de toestemming van hun ouders nodig hebben. „Een waanzinnig voorstel”, zegt moeder Aline stellig. Wat had zij gedaan als Hanneke een jaar ouder was geweest en euthanasie had geëist? „Ik was heel erg met haar in gesprek gegaan. Hanneke kennende, ben ik ervan overtuigd dat ze er dan toch van had afgezien.”

Dat zal niet in alle christelijke gezinnen zo gaan, beseft mevrouw Weij. „Stel je voor: Een ongeneeslijk zieke jongen van veertien, vijftien jaar, vervreemd van het christelijk geloof van zijn ouders, wil euthanasie. Op dit moment kunnen zijn vader en moeder dat nog tegenhouden, maar als het nieuwe wetsvoorstel doorgaat niet meer. Dan drijft de wet een wig tussen kinderen en ouders.”

Johan Weij had tot nu toe drie keer te maken met een verzoek om euthanasie: twee keer als pastor, één keer als vader. Wat adviseert hij anderen, bijvoorbeeld gemeenteleden, die met deze ingrijpende kwestie worden geconfronteerd? „Ik zou eerst zeggen: Loop niet voor de vraag weg, maar zie haar eerlijk onder ogen. Vervolgens: Het is ontzettend belangrijk om er samen over te praten: mannen en vrouwen. Ook mannen, want die hebben soms de neiging dit soort dingen op te kroppen. Als laatste zou ik iemand er bewust aan herinneren dat God beslist over leven en dood. Hij alleen kan overzien wat goed voor ons is.”

verwijzing naar ander art.Mede naar aanleiding van de ziekte en het overlijden van Hanneke schreef Johan Weij het boekje ”Verliezen en toch winnen?”, over rouwverwerking in het gezin; uitgave Boekencentrum, Zoetermeer.