Buitenland24 augustus 1999

Turks gezin uit Deventer verliest zeven naaste familieleden

„Ik heb m'n dochtertje horen roepen”

Door J. Visscher
DEVENTER – De aardbeving in Turkije sloeg een gat, nee een krater in het leven van Engin Kurtulus (30) en zijn vrouw Belgin (29) uit Deventer. Tijdens hun vakantie in de industriestad Izmit verloren ze zeven naaste familieleden, onder wie hun 9-jarige dochtertje Emine. „Ik heb haar nog horen roepen onder het puin.”

Misschien bestaat er verdriet dat te groot is voor tranen. Ogenschijnlijk tamelijk beheerst doet Engin Kurtulus zijn verhaal.

In de propere kamer van de woning in een Deventer volkswijk neemt zijn zwartgesluierde vrouw de telefoon op. Zij huilt wel. Op een stretcher staart Engins zus voor zich uit. Af en toe komen Turkse mannen binnen voor condoleancebezoek. Ze schudden handen, drukken wangen.

Pleister
„Je bent compleet van de wereld af”, zucht de in trainingsjas gestoken Engin midden in het gesprek. „Het is verschrikkelijk.” Zachter, zichzelf herhalend: „Verschrikkelijk. Verschrikkelijk is het.” Een grote pleister op zijn half met een sok bedekte voet herinnert aan de nacht die het leven van de Deventenaar veranderde, nu een week geleden.

Engin verloor bij de aardbeving zijn dochter Emine (9), zijn moeder Günes Kurtulus-Aydogdu (54), zijn 34-jarige zus Bilginur Kilic-Kurtulus en haar 1-jarige zoontje Yusuf, allen woonachtig in Deventer. Ook de schoonouders van Engin, afkomstig uit België, overleefden de ramp niet. Verder vond de in Turkije woonachtige schoonmoeder van Engins omgekomen zus Bilginur de dood.

Engin zelf, die samen met een vijftiental familieleden in een appartementencomplex in Izmit bivakkeerde, kwam levend uit het puin. De Deventenaar, die met zijn vrouw en hun 6-jarige dochtertje Hanife op één kamer bivakkeerde, werd in zijn slaap verrast.

Spiegelgeluiden
„Ik werd wakker door geslinger en geschud. Alles schommelde. Ik wist meteen dat er een aardbeving aan de gang was. Aan spiegelgeluiden hoorde ik dat er een vitrinekast op ons was gevallen. Het ging heel snel. Mijn bovenlijf kon ik nog over de benen van mijn dochtertje gooien. „Als ik het niet red, blijft zij misschien in leven”, dacht ik. Ik probeerde mijn benen wat beter te leggen, maar dat ging niet. We zaten klem.

Een paar centimeter boven ons hing het plafond. Dat is van beton. Als er nog een aardschok was gevolgd, zouden we het denk ik niet hebben gered.

Uit de tas van mijn vrouw kon ik de mobiele telefoon halen. Het schijnsel van het schermpje van de zaktelefoon gaf ons nog wat licht in de donkerte. Ik heb mijn familie in Bursa, een stad een paar uur rijden vanaf Izmit, nog proberen te bellen. Dat is niet gelukt. Ik zei tegen mijn vrouw: „Kalm blijven. Niet schreeuwen. Daarmee verspil je energie. Misschien zitten we hier nog wel een paar dagen vast.”

Overal was stof. We konden moeilijk ademhalen. Anderhalf uur zaten we beklemd. We zijn gered door een zoon van mijn neef. Die jongen, twintig jaar, wilde uitgerekend de nacht van de aardbeving op het balkon slapen. Hem is weinig overkomen. Hij kon helpen. Toen hij riep, hebben we teruggeschreeuwd.”

Trilboor
„Als je dan weer vrij bent, telt één ding: verder zoeken. Je voelt op zo'n moment geen pijn, al had ik verwondingen aan mijn voet en rug. In het been van mijn vrouw was glas terechtgekomen. Zij is naar het ziekenhuis gestuurd. Daar is ze even vlug gespalkt, heel slordig, met het glas nog in haar benen. Later, in een ziekenhuis in Deventer, is ze opnieuw behandeld. In het ziekenhuis in Izmit gingen noodgevallen voor, zo werd ons gezegd. Afgerukte armen en zo.”

Engin, in Deventer werkzaam bij een fabriek die plastic bekertjes produceert, zucht diep. „Van verschillende kanten in het ingestorte appartementencomplex hoorden we geroep. In een van de kamers lagen mijn zusje, mijn nichtje uit België, een ander nichtje uit Bursa en mijn oudste dochter Emine van 9 jaar. Ook zij schreeuwden om hulp.

We konden in de buurt van hun kamer komen. Ik hoorde mijn dochter roepen. Ik zag haar. Het nichtje uit Bursa was vrij vlot uit het puin. Zij had een gebroken been. Ook mijn zusje en het Belgische nichtje wisten we te redden. Ik hoorde de stem van mijn dochter niet meer. Zij heeft het niet gered. Zij was dood.”

Dat zuchten, opnieuw. „Mijn vader hebben we uit het puin kunnen halen. Levend. Moeder en mijn schoonouders lagen onder een paar lagen beton. Bedolven. We konden er met onze handen niet bij. Met een trilboor hebben we later een gat gemaakt. Alledrie waren ze overleden.

Mijn oudste zus, die apothekersassistente in Deventer was, lag tweehonderd meter verderop, samen met haar 1-jarige zoontje, onder het puin. We zijn er snel heengerend. Dat roepen, roepen, roepen. Afschuwelijk. Je hoort dat geschreeuw. Ze willen eruit. Je wilt helpen. Maar het kan niet. Allebei zijn ze omgekomen.”

Dekens
„De woensdag na de aardbeving hebben we onze familieleden in Izmit begraven. De nachten sliepen we buiten. Er was gevaar voor instorting. Dekens en kussens heb ik uit het puin weggehaald. Veel bezittingen zijn spoorloos. Paspoorten en dat soort dingen zijn allemaal verdwenen. Onze auto's waren total loss.

De tweede dag kregen we hulp van een Zwitserse reddingsdienst. Veel waardering heb ik voor het werk van de alarmcentrale EuroCross. Ze kwamen ons helpen met drie ambulances. Die steun zal ik nooit vergeten. Ik kan me voorstellen dat mensen kritiek hebben op de hulpverlening. Je moet immers zelf maar getroffen worden. Aan de andere kant: het rampgebied is zo ontzettend groot. Dan is het vreselijk moeilijk om overal snel bij te zijn.”

Op een gegeven moment zagen we mensen vluchten. We hoorden dat er gevaar was voor enorme ontploffingen in de brandende olieraffinaderij bij Izmit. Ook wij zijn vertrokken, 10 kilometer verder van de raffinaderij. We konden meeliften in een halfopen vrachtwagentje. Hup, iedereen erin. Botbreuk of niet.

De Deventer familie Kurtulus keerde afgelopen weekwisseling terug naar Nederland. „Hoe het verder moet, weet ik niet.” Weer dat zuchten.