Buitenland26 april 1999

Bujar Bukoshi neemt UCK op de korrel

Geen Cubaans model voor Kosovo

Van onze buitenlandredactie
WENEN – „Een gewapende organisatie als het UCK, het Bevrijdingsleger van Kosova, heeft niet het recht het hele politieke leven in Kosovo te monopoliseren.” Met deze uitspraak neemt Bujar Bukoshi, 'premier' in ballingschap van de Albanese Kosovaren, frontaal stelling tegen eventuele ambities van de guerrilla's. Zij illustreert tegelijk het schrijnende gebrek aan eensgezindheid bij de machteloos onderliggende partij in de slag om Kosovo.

De aanhoudende luchtaanvallen van de NAVO op de Federale Republiek Joegoslavië hebben, aldus Bukoshi, de politieke doelstellingen van de Kosovaren natuurlijk aangescherpt. „Het verdragsontwerp van Rambouillet is een dode letter. Wij hebben daar in Frankrijk een overeenkomst getekend opdat er vrede in Kosovo zou heersen. Het tegendeel gebeurde. In plaats van de komst van vrede trof een volkenmoord ons. Niemand kan de Albanezen dwingen onder Servische soevereiniteit te blijven. Dat betekent: Wij willen een onafhankelijk Kosovo.”

Die droom delen trouwens alle Kosovaren reeds jaren. Over de weg erheen echter is en passant een onaangename interne strijd ontbrand. Zo verwijt het UCK Bujar Bukoshi gelden achter te houden uit de 'oorlogskas' die door Albanezen in den vreemde wordt gevuld.

De repliek van de aangeklaagde: „Mijn regering heeft 2 weken geleden 40 miljoen Duitse mark voor de strijd beschikbaar gesteld. Daarenboven hebben wij het UCK steeds aangeboden nauw samen te werken.”

Die bereidheid roept in elk geval geen gelijke gevoelens op bij de UCK-leiding. Haar woordvoerder, Jakup Krasniqi, noemt Bukoshi onomwonden „het tweede grote probleem, na Milosevic, voor de oplossing van de Kosovo-crisis.” Geen geringe aantijging.

„Er bestaat een diepe kloof tussen de militaire successen van het UCK in Kosovo en zijn politieke ambities”, zet de officieuze minister-president uiteen. „Zij wensen ook het politieke beleid voor heel Kosovo te bepalen. Een gewapende organisatie als het UCK heeft evenwel niet het recht het gehele politieke leven van Kosovo te monopoliseren.”

Kosovo dient een gebied te zijn, zo vervolgt hij, waarin zich alle democratische krachten kunnen ontplooien. „Met militaire structuren kun je geen democratisch land regeren. Wij begeren toch geen Cubaans model.” Die forse uithaal naar het UCK brengt de Kosovaarse rivalen weer op gelijke hoogte.

Kanonnenvoer
Bukoshi kant zich ook klip en klaar tegen de wervingscampagne van het UCK onder jonge Albanezen in West-Europa. „Wij wijzen dit concept af. Kosovo heeft een professioneel leger nodig. Het is volkomen fout om Albanezen zonder enige oorlogservaring met blote handen of een oud geweer naar Kosovo te sturen. Zij fungeren op die manier louter als kanonnenvoer. Ik duid dat als een blind activisme, een activisme omwille van elke prijs.”

Wat heeft 'zijn regering' dan concreet gedaan te midden van deze vreselijke noodsituatie van etnische zuiveringen? „Mijn regering heeft meer dan tweeduizend man verzameld. Zij vechten zij aan zij met het UCK. Ze zullen een militair concept opstellen.”

Welke strijdoptie tegen Belgrado heeft Bukoshi's voorkeur: grondtroepen van de NAVO of bewapening en bevrijding van Kosovo door het UCK? „De beste grondtroepen zijn de Albanese. Zij kennen het terrein en voelen zich daarin als een vis in het water. De Albanezen willen graag de kans krijgen Kosovo zelf te bevrijden. Ze zijn bijzonder gemotiveerd. En waarom zouden westerse soldaten voor Kosovo sterven wanneer de Albanezen zelf de wapens willen opnemen?”

De reden tegelijk „waarom mijn regering de NAVO een aanbod heeft gedaan. Wij kunnen strijders en kader leveren, financiële middelen en een commandostructuur.”

In een massale opvang van Kosovaarse vluchtelingen in West-Europa kan Bukoshi zich overigens totaal niet vinden. „De vluchtelingen dienen zo dicht mogelijk bij Kosovo te blijven. De mensen willen zelf ook terug en wel zo snel mogelijk. Zij zijn nauw met hun land verbonden en zullen het zeker onder een plastic zeil willen uithouden zolang ze maar veilig zijn.”

In de voorgaande jaren van Servische repressie heeft Kosovo al een fikse aderlating qua bevolking ondergaan, benadrukt Bukoshi. „Wij hebben reeds bijna een half miljoen mensen verloren. Zij zijn gedurende de laatste jaren van toenemende onderdrukking naar het Westen gevlucht. En ja, als zij eenmaal Kosovo hebben verlaten, keren ze nooit weer. We hebben er, kortom, geen enkel belang bij dat de vluchtelingen over heel West-Europa verstrooid raken. In dat geval heeft Milosevic uiteindelijk toch nog gewonnen.”