Buitenland13 april 1999

„Ik weet, wij gaan niet naar een bruiloft”

Amerikaanse Albanezen
gaan in Kosovo vechten

Van onze correspondent
NEW YORK – Het had nog weinig weg van een geregeld leger, maar allen hadden één duidelijk motief: Wij mogen Kosovo niet in de steek laten. Gestoken in gloednieuwe camouflagepakken namen 400 Amerikaanse Albanezen –van een zeventienjarige studente tot een zestigjarige grootvader– gisteren emotioneel afscheid van familie en vrienden.

Via Kennedy Airport ging het naar Albanië, waar deze burgers die geen van allen militaire ervaring hebben, worden voorbereid op de strijd tegen de geharde militairen en de moorddadige politie van Milosevic. „Ik weet dat wij niet naar een bruiloft gaan en dat een aantal van ons niet terugkomt, maar ik ben toch gelukkig, omdat wij ons land gaan helpen”, meende de 26-jarige Agin Gjevukaj, die 10 jaar geleden naar de Verenigde Staten kwam. Tot voor kort verdiende hij zijn dagelijks brood met pizza-bakken maar nu trekt hij ten strijde tegen Milosevic, „want die is erger dan Hitler.”

Er leven ongeveer 500.000 Albanezen in de VS. De meesten van hen zijn er geboren. Maar ook al hebben zij hun vaderland nooit gezien of betreden, hun betrokkenheid is groot. Toen de Servische president Milosevic in 1989 een eind maakte aan de autonomie van Kosovo, begonnen deze Albanezen geld te sturen. Geld voor scholen, geld voor ziekenhuizen en geld voor andere zaken zoals kranten. Toen de strijd tussen het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UCK) en de troepen van Milosevic vorig jaar in maart in volle hevigheid losbarstte begonnen velen ook geld te sturen voor het bevrijdingsleger voor de aankoop van wapens en munitie. Nu de situatie dramatischer wordt vragen de Kosovaarse strijders thuis niet meer alleen geld maar ook om mankracht.

„Eerst wilden zij alleen onze dollars, maar sinds de NAVO-operaties tegen Servië wordt ook om mensen gevraagd”, aldus Shaban Brahimaj, een computerprogrammeur uit New York. Hij heeft eerst met de Amerikaanse immigratiedienst gebeld om te vragen of hij als Amerikaans staatsburger mocht meevechten met het Kosovaarse Bevrijdingsleger. „Zij zeiden dat daar geen wettelijke belemmeringen voor bestaan”, aldus Brahimaj. Met zijn lotgenoten werd hij in de eerste beginselen van de krijgskunst ingewijd door Isa Kodra, die sergeant is in Amerika's Nationale Garde. Hij is de enige van de groep van 400 met enige militaire kennis, ofschoon de Nationale Garde gewoonlijk wordt ingezet bij nationale rampen en zelden bij rellen of vechtpartijen.

Training
De steun voor de kersverse militairen was verdeeld. Sommige familieleden zeiden trots op hen te zijn. Anderen, zoals Majria Shala, rekruteerden familieleden om hun gezinsleden hun gevaarlijke plannen uit het hoofd te praten. „Ik heb vijftien familieden uit Detroit meegebracht om neef Victor Ljekocag tot andere gedachten te brengen, maar het heeft niet mogen baten”, aldus Shala na de bijeenkomst in Yonkers in de staat New York, waarvandaan de nieuwe strijders naar Kennedy Airport vertrokken. Zij vliegen eerst naar Albanië, om daar de nodige militaire training te ondergaan. Het was nog niet duidelijk wie er daarna zou worden doorgestuurd naar Kosovo om daar te strijden tegen de Serviërs. „Ik weet het, misschien sterven wij, maar Kosovo mag niet verloren gaan”, aldus Ljekocag voordat hij met een Kosovaarse vlag onder de arm in camouflagepak in de bus naar het vliegveld stapt, een onzekere toekomst tegemoet.