Buitenland 24 maart 1999

Voorstel liquidateurs voormalige chemiereus:

„Fonds IG Farben voor
ex-dwangarbeiders”

FRANKFURT – Op de aandeelhoudersvergadering van IG Farben, die morgen in Frankfurt plaatsheeft, zullen de liquidateurs van de voormalige chemiereus de oprichting van een stichting voorstellen die ex-dwangarbeiders een financiële vergoeding moet bieden. Dat heeft een van hen, de advocaat Volker Pollehn, gezegd.

IG Farben geldt als een van de meest omstreden Duitse bedrijven. De chemiereus werd in 1925 gevormd door het samengaan van onder meer BASF, Agfa en Hoechst. De directie besloot al vroeg tot het steunen van de nazi's, en de dochteronderneming Degesch produceerde tijdens de oorlog Zyklon B, het gas waarmee in de vernietigingskampen Joden werden vermoord.

Na de oorlog ontbonden de geallieerden het conglomeraat en gingen de chemische fabrieken zelfstandig verder. In 1952 werd een nieuwe IG Farben „in Abwicklung” opgericht, met liquidateurs die de opdracht kregen het restvermogen van het bedrijf naar Duits aandelenrecht te verdelen.

De Vereniging van Vervolgden onder het Nazi-Regime ijvert al jaren voor de onmiddellijke ontbinding van IG Farben en het beschikbaar stellen van het restvermogen van 30 miljoen mark aan vroegere dwangarbeiders. De liquidateurs betaalden tot eind 1997 27 miljoen mark aan voormalige Joodse dwangarbeiders in West-Europese landen, maar andere ex-gevangenen hebben nooit geld gezien.

Peter Gingold van de Vereniging van Vervolgden zei dat morgen opnieuw tegen de aandeelhoudersvergadering gedemonstreerd zal worden. De afgelopen jaren liepen de demonstraties soms uit de hand, reden waarom IG Farben vorig jaar nergens een zaaleigenaar kon vinden die zijn ruimte voor een vergadering beschikbaar wilde stellen. De aandeelhouders praten morgen dan ook pas over het boekjaar 1997.

Op leeftijd
Naast Pollehn is onlangs het CDU-bondsdaglid Otto Bernhardt met de liquidatie van het restvermogen belast. Pollehn en Bernhardt zeggen dat hun voorgangers nooit rekening hebben gehouden met de belangen van de ex-dwangarbeiders. Pollehn verzekert dat ook hij IG Farben zo snel mogelijk wil zien verdwijnen en hij hoopt dat het uiteindelijke besluit over een stichting nog dit jaar kan vallen.

Henry Mathews, die tot een groep kritische aandeelhouders behoort, verwijt andere aandeelhouders dat zij uitzijn op een „biologische oplossing.” De duizenden nog levende ex-dwangarbeiders zijn immers allemaal op leeftijd. Drie van hen, die in de zeventig zijn, zijn een proces begonnen waarbij zij 10.000 mark smartengeld en 60.000 mark achterstallig loon eisen. Pollehn begrijpt dat de drie naar de rechter zijn gestapt, maar hij is ook bang dat de sluiting van IG Farben daardoor vertraagd zal worden. De klagers zeggen niet te willen wachten op het fonds van IG Farben, en evenmin op de stichting die andere Duitse bedrijven gezamenlijk in het leven willen roepen.

Als grootste onderneming van het Derde Rijk had IG Farben in 1942 190.000 mensen in dienst. IG Farben had in het bij Auschwitz gelegen Monowitz een fabriek met een eigen concentratiekamp. In Monowitz zouden zeker 30.000 gevangenen zijn omgekomen. In 1944 was het aantal buitenlandse dwangarbeiders en gevangenen dat voor IG Farben moest werken gestegen tot 83.000. Directeuren van IG Farben werden in 1948 door het tribunaal in Neurenberg tot 8 jaar veroordeeld, maar in 1951 werden zij gepardonneerd door de Amerikanen.