Buitenland19 maart 1999

Lidstaten moeten aangeven hoe zij crisis denken op te lossen

EU verkeert in een unieke situatie

Door drs. A. A. C. de Rooij
BRUSSEL – De EU verkeert sinds het besluit van de Europese Commissie om af te treden in een unieke situatie. Bij de vraag hoe thans te handelen kan men dan ook niet terugvallen op ervaringen uit het verleden; een soortgelijke crisis kwam niet eerder voor in de geschiedenis van het gemeenschappelijke Europa. Uiteindelijk is het aan de lidstaten om met elkaar te beslissen wat er moet gebeuren, leren de verdragsregels.

Eerst iets over rol van de Commissie. Zij functioneert binnen het geheel van de Unie als de spin in het web. Zo neemt zij initiatieven voor wetgeving. Zij treft de voorbereidingen in dat verband en legt voorstellen ter beslissing voor aan de ministers.

Verder mogen we haar aanmerken als hoedster van de EU-voorschriften. Zij ziet erop toe dat die goed worden nageleefd en treft maatregelen tegen diegenen in de openbare of particuliere sector die in dit opzicht in de fout gaan. Een voorbeeld: zij waakt over het behoud van voldoende concurrentie in de markt. Een fusie tussen bedrijven die ertoe leidt dat er te weinig aanbieders van bepaalde goederen of diensten overblijven, kan zij verbieden.

In de derde plaats draagt zij verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid. Tot haar taken in dat kader behoort het beheer over de jaarlijkse begroting.

Spelregels
De Europese Commissie krijgt volgens de spelregels een mandaat voor 5 jaar. De zittingstermijn van de huidige ploeg eindigt op 31 december aanstaande. Was er deze week geen crisis uitgebroken, dan hadden de regeringsleiders, zo luidde althans hun voornemen, tijdens hun top van begin juni in Keulen een voorzitter aangewezen voor de periode vanaf 2000.

Dat besluit vereist eenstemmigheid. In 1994 waren Lubbers en Dehaene in de race. Het lukte niet over een van beiden unanimiteit te bereiken, waarna bij wijze van compromis de Luxemburger Santer uit de bus rolde.

Na een akkoord over het voorzitterschap, mogen de nationale regeringen kandidaten naar voren schuiven voor de rest van de te verdelen portefeuilles. De vijf grote landen, te weten Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje, dragen elk twee mensen voor. De overige EU-partners leveren één man of vrouw. Dat betekent een totaalaantal commissarissen van twintig. Voor Nederland had in de afgelopen jaren oud-minister Van den Broek (CDA) zitting in het dagelijks bestuur in Brussel.

Overgangsfase
Een complicerende factor is thans dat de Unie wat betreft haar eigen procedures in een overgangsfase verkeert. Op dit moment geldt nog het Verdrag van Maastricht. Binnenkort treedt echter het Verdrag van Amsterdam in werking. Veertien van de vijftien lidstaten hebben de nieuwe bepalingen inmiddels geratificeerd. Alleen in Frankrijk loopt de afwikkeling daarvan nog. Waarschijnlijk is de zaak daar in mei of juni rond.

'Maastricht' schrijft voor dat het Europees Parlement over de door de regeringsleiders verkozen voorzitter alleen wordt geraadpleegd. Het Parlement moet vervolgens goedkeuring hechten aan de Commissie als geheel. Het oordeelt niet over de individuele leden daarvan.

De afspraken die in 1997 zijn gemaakt in Amsterdam geven de vertegenwoordigers van de burgers wat meer bevoegdheden op dit terrein. Die voorzien namelijk in het recht om zich vóór of tegen de voorgestelde voorzitter uit te spreken. Nog een wijziging: de voordracht van de overige commissarissen geschiedt straks niet meer in overleg met de voorzitter, maar, zoals de officiële formulering het uitdrukt, in onderlinge overeenstemming met hem. Ook zijn invloed is dus vergroot.

Mogelijkheden
Het politiek overleg over wat te doen om de actuele problemen het hoofd te bieden, draait op volle toeren. Daarbij liggen er diverse varianten ter tafel. Zo kunnen de EU-landen met elkaar besluiten dat de huidige ploeg in demissionaire status haar werkzaamheden voortzet tot eind dit jaar. De Commissie zelf voelt daar weinig voor en bovendien zou die oplossing de daadkracht en de slagvaardigheid van de Unie in de komende maanden belemmeren.

Een tweede mogelijkheid is om voorzitter Santer en eventueel een of meer van zijn collega's, waaronder in ieder geval de zwaar bekritiseerde mevrouw Cresson, te vervangen en vervolgens het gewijzigde team een mandaat te geven voor de rest van dit jaar. Hier en daar wordt geopperd om desnoods een van de zittende commissarissen, bijvoorbeeld de Belg Van Miert, gedurende deze interim-periode de voorzittershamer te laten hanteren.

Een derde optie: benoem zo snel mogelijk of –misschien krijgt dat de voorkeur– direct na de verkiezingen voor het Parlement, in juni, een nieuwe voorzitter, met de bedoeling dat die persoon ook vanaf januari, in de volgende reguliere periode, die functie bekleedt. In dat verband circuleren de namen van de Italiaan Prodi, de Spanjaarden Solana en Gonzalez en de Portugees Guterres.

Vervolgens schuiven de nationale regeringen hun kandidaten voor de andere negentien posten naar voren. Daaronder kunnen ook oudgedienden zijn. Zo heeft Londen al aangekondigd dat het Brittan en Kinnock opnieuw zal voordragen. De nieuwe Commissie wordt in eerste instantie aangesteld voor de rest van 1999 en daarna voor de komende 5 jaar.

Volgende week woensdag en donderdag vergaderen in Berlijn de staats- en regeringsleiders. Die zullen dan op z'n minst moeten aangeven langs welk traject zij uit de impasse denken te geraken, want tot nu toe overheersen verwarring, verdeeldheid en onduidelijkheid. Het woord is aan Kok en zijn Europese collega's.