Buitenland17 maart 1999

„Aftreden Commissie kan vernieuwingsproces in gang zetten”

Van Buitenen wil weer aan het werk

Door mr. S. de Jong
OVERIJSSE – Was de schorsing van Van Buitenen buiten de publiciteit gebleven, dan zat een twintigtal eurocommissarissen nu nog wellicht op zijn zetel. Maar het liep anders. De Nederlandse EU-ambtenaar volgt de ontwikkelingen rond de Europese Commissie op afstand. Hoewel hij zijn moreel gelijk heeft behaald, slaat Van Buitenen geen triomfantelijke toon aan. Hij wil gewoon weer aan het werk.

Sinds 1990 werkt Van Buitenen (41) bij de Europese Commissie, eerst als budgetbeheerder, daarna als financieel controleur. Nadat hem was gebleken dat de Brusselse bureaucratie niet naar behoren functioneerde, probeerde hij een tijdlang intern aandacht voor zijn analyses te krijgen. Resultaat bleef echter uit, dus speelde hij in december vorig jaar fractieleidster Magda Aelvoet van de Groenen in het Europees Parlement een vertrouwelijk rapport over fraude in handen. Het stuk bevatte aanbevelingen en wat gegevens over afwijkingen van de begrotingsregels.

Aelvoet had haast. Zij wilde de commissie begrotingscontrole onder druk zetten opdat deze haar goedkeuring zou onthouden aan de wijze waarop de Commissie de begroting van 1996 had afgehandeld. Zij presenteerde het rapport aan de pers zonder het zelf te hebben gelezen. Rechtstreeks gevolg van deze gezwinde spoed was dat de naam Van Buitenen nog leesbaar was. Op 16 december zette de Commissie Van Buitenen met onmiddellijke ingang voor een periode van 4 maanden op non-actief. Gedurende zijn schorsing verdient hij bruto de helft minder van zijn salaris.

Opsmuk
Toen de schorsing begin januari bekend werd, waren veel europarlementariërs furieus. De ruzie tussen Parlement en Commissie, die anders wellicht zou zijn bijgelegd, kreeg nieuwe brandstof. Uiteindelijk leidden de gebeurtenissen tot het opstappen, maandagavond, van de voltallige Europese Commissie. Het kan haast niet anders of Van Buitenen moet een tevreden mens zijn.

„Mijn doel was niet het ten val brengen van de Commissie. Het is ook niet belangrijk wat de namen zijn van de commissarissen die blijven zitten of gaan”, beklemtoont de werkloze ambtenaar echter vanuit zijn Belgische woonplaats Overijsse. „Ik heb binnen de organisatie geprobeerd onderzoek in gang te zetten. Er moet een veranderingsproces komen, dát was de doelstelling van mijn nota van 9 december. De Commissie heeft geweigerd een zelfreinigingsproces te beginnen. Nu pas is daar een serieus gevolg aan gegeven.”

„Een goede klokkenluider probeert eerst intern gehoor te vinden voor de misstanden alvorens ze naar buiten te brengen. Hij gaat gewetensvol te werk, en behaalt daarbij geen persoonlijk voordeel. Wie aan deze voorwaarden voldoet, is een echte klokkenluider en verdient bescherming. Daarvoor moet een regeling in het leven worden geroepen.” Schertsend: „Was ik maar een Britse ambtenaar geweest, dan had de wetgever mij beschermd in deze hoedanigheid.”

De conclusie die de Commissie uit het rapport trekt neemt Van Buitenen voor kennisgeving aan. Wel acht hij het een logisch uitvloeisel van de wijze waarop de Commissie aantijgingen bleef negeren. „De Commissie reageerde zeer bureaucratisch, onderschatte het feit dat mankementen ooit eens echt op de agenda moeten komen. Intern werd fout op fout gestapeld. Dat ging zo door toen de zaak in het Parlement kwam. Steeds weer bleek de Commissie de zaak te onderschatten.”

Tekenend voor de hardleersheid noemt hij het voorstel voor een antifraude-instituut waarmee de Commissie in december op de proppen kwam. „Als je het goed leest, zie je dat er stiekem allerlei vluchtwegen in zitten verstopt. De Commissie houdt een flinke vinger in de pap, beslist bijvoorbeeld of het instituut onderzoeken mag starten.” Een ander voorbeeld is de nieuwe gedragscode voor commissarissen die Santer voorstelde. „In feite blijkt dat slechts een opsmuk te zijn van bepalingen die ruim 40 jaar geleden al in het Verdrag van Rome waren voorzien.”

Realistisch
„Nu hebben ze het zover laten komen dat een comité van mensen die op dit terrein hun sporen hebben verdiend, dit rapport heeft uitgebracht. Ik denk dat de Commissie het in januari nog had kunnen rechtzetten door ingrijpender te reageren, en zich minder te verzetten. Ik noem geen namen, maar het is gemakkelijk in te vullen hoe dat had kunnen gebeuren. Dan was de druk van de ketel geweest. Aan de andere kant weet ik niet of het wegsturen van een of twee commissarissen de goede oplossing zou zijn geweest. Misschien is dit hetgene wat nodig was om een vernieuwingsproces in gang te zetten en meer transparantie te krijgen.”

Zonder schroom walst het comité van wijzen in zijn 144 pagina's tellende rapport over het dagelijks bestuur van de EU heen. Maar Van Buitenen vindt het goedkoop te beweren dat hij dat al had verwacht. „In het begin had ik mijn twijfels. Het was een beetje de vraag waarmee ze zouden komen. Vooraf hield ik rekening met het feit dat het comité erg voorzichtig zou zijn in zijn conclusies, of dat er weinig informatie boven water zou komen omdat mensen niet onder ede konden worden verhoord.”

Een indicatie dat het anders zou uitpakken gaf een ondervraging bij Van Buitenen aan huis in februari. „Ik ben, bijgestaan door mijn juridisch adviseur, door acht mensen ondervraagd van 's avonds 8 uur tot half 12. Dat was een serieuze zaak, niet iets in de trant van: We moeten hem ook een keer horen, anders zullen de mensen ons straks nawijzen. Men is naderhand nog teruggekomen op een aantal zaken die ik heb vermeld en waarover het comité meer informatie wilde hebben.”

Algeheel gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, verlies van de greep op het bestuurlijk apparaat, het rapport neemt het feilen scherp op de korrel. Van Buitenen kijkt dan ook niet raar op van de aantijging dat de beveiligingsdienst van de Europese Commissie zelfs een soort ”staat in de staat” zou zijn. „Ik veronderstel dat de betrokken functionarissen simpelweg hebben kunnen doen waar zij zin in hadden. Het comité zal een hoop elementen zijn tegengekomen met betrekking tot de aanschaf van wapens, op het gebied van surveillance of het afluisteren van telefoons. Ik noem zomaar wat voorbeelden.”

Nuchterheid voert echter de boventoon: „Fijn dat dit rapport lijkt te bevestigen wat ik heb aangekaart. Op zich had ik dit niet nodig, maar ik moet realistisch zijn. De buitenwereld vond dat ik dit wél nodig had. Mijn bedoeling was gedegen onderzoeken van start te laten gaan, ongeacht de uitkomst van het onderzoek. Dat dit rapport de aantijgingen uit mijn nota zozeer gegrond laat zijn, is meegenomen.”

Uitnodiging
Zeker gelet op de beperkte tijd die het comité ter beschikking stond, heeft dit goed werk verricht, meent Van Buitenen. „De begrotingscontrolecommissie van het EP moet dit overnemen en een nader onderzoek instellen. Niet omdat het comité het werk niet goed heeft gedaan, maar omdat ik denk dat dit bij het Parlement thuishoort. Er is nu een goede gelegenheid de Europese instellingen een sprong voorwaarts te laten maken en een hoger democratisch gehalte geven. Het comité heeft zich moeten beperken tot zaken die directe verbindingen met commissarissen hebben. Het onderzoek zou veel verder moeten gaan en ook het disfunctioneren binnen de diensten aan de orde moeten stellen.”

Nog een maand moet Van Buitenen rondkomen van een gekortwiekt salaris. Daarna is zijn werkgever verplicht hem weer het volle pond uit te keren. Op bijna gepijnigde toon: „Ik werk niet bij de Commissie om met een vol salaris thuis te zitten. Dat zou een schande zijn. Ik hoop op een nieuwe start, op een fatsoenlijke baan bij de dienst financiële controle. Als de Commissie daar niet aan toe is, hoop ik dat het Parlement of de Europese Rekenkamer mij een gelijkwaardige baan aanbiedt.”

Aan zijn naaste collega's zal het niet liggen, met hen kan Van Buitenen goed opschieten. „Ze willen contact houden, leven mee. Onlangs kreeg ik een uitnodiging om samen te gaan bowlen. Dat tekent de situatie. Het probleem zit in de hogere echelons. Ook al heeft het rapport betrekking op commissarissen, als u het nauwkeurig leest treft u daarin elementen aan die problemen voor mij kunnen opleveren. Er zijn mensen hoog in de hiërarchie die door de bevindingen van het rapport kunnen worden getroffen. En zij zijn niet bereid aan mijn terugkomst mee te werken. Zij zien mij als de oorzaak van alles wat is gebeurd.”