Buitenland 2 maart 1999

'Ottawa' helpt landmijnprobleem Egypte nog niet uit de wereld

Ga niet op vakantie naar El-Alamein

Van onze correspondent
CAIRO – In Egypte ligt na Cambodja waarschijnlijk het grootste aantal landmijnen ter wereld, een erfenis uit de slag bij El-Alamein uit de Tweede Wereldoorlog. Maar de miljoenen mijnen die nog onder het woestijnzand op slachtoffers wachten ten spijt, heeft Egypte het gisteren van kracht geworden Landmijnverdrag van Ottawa niet ondertekend.

Ondertekening betekent dat Egypte geen mijnen meer mag produceren en exporteren en zijn voorraad binnen 4 jaar vernietigd moet hebben. Daarnaast moeten de mijnen die in de grond zitten, binnen 10 jaar tijd worden opgeruimd en moeten fondsen beschikbaar worden gesteld om de slachtoffers van mijnen te helpen. Dat kost geld, heel veel geld.

De omvang van het landmijnprobleem in Egypte is enorm. Egyptische militairen zeggen dat ze vanaf de Tweede Wereldoorlog zo'n 11 miljoen mijnen onschadelijk hebben gemaakt. Zij schatten dat er nog steeds zo'n 23 miljoen onder de altijd in beweging zijnde zandduinen verborgen liggen in een gebied dat zich uitstrekt van de Libische grens tot aan de westelijke grens van Alexandrië, het oosten van de Sinaï en langs de Rode-Zeekust van Sudan tot aan het Suezkanaal. Dat zijn niet alleen mijnen uit de Tweede Wereldoorlog. Ook door de oorlogen met Israël zijn er grote partijen mijnen onder het zand verborgen.

Metaalmoeheid
Kolonel Reinhold Waldecker, defensieattaché aan de Duitse ambassade in Caïro, vindt de Egyptische cijfers aan de hoge kant. „Onze documentatie laat zien dat de beide partijen in de Tweede Wereldoorlog ieder ongeveer 2 miljoen mijnen hebben geplaatst.” Maar de VN en andere westerse regeringen menen dat de Egyptische cijfers waarschijnlijk correct zijn.

De Egyptische genie werkt onder leiding van kolonel Gubar hard om de mijnen rond El-Alamein, zo'n 300 kilometer ten noorden van Caïro, op te ruimen. Zolang daar nog mijnen liggen, is het ondenkbaar het gebied voor de landbouw te gaan benutten zoals Egypte dat ook in Noord-Sinaï en in andere woestijngebieden heeft gedaan.

Het opruimen van mijnen lijkt haast onbegonnen werk. De meeste mijnenvelden komen op de militaire kaarten uit de Tweede Wereldoorlog niet voor. Maar zelfs al zijn er kaarten, dan is het ook daarmee vrijwel onmogelijk de mijnenvelden te vinden. Sterke winden die de zandduinen steeds maar weer opjagen en sporadische maar zware regenval in de afgelopen 50 jaar, hebben de landmijnen dieper in de grond gebracht, waardoor de gangbare methodes om de mijnen op te sporen niet werken. Hoewel Egypte met de laatste techniek uit Duitsland werkt, kan het mijnen die dieper dan een halve meter liggen, niet bereiken.

Roest en metaalmoeheid maken de mijnen ontzettend onstabiel, zodat zelfs het gewicht van een kind een ontploffing kan veroorzaken. In december kwamen nog vier kinderen om die buiten hun huis in het dorpje Ezbet el-Hashaana bij het Suezkanaal aan het spelen waren.

Symbolisch
Ayman Sorour, directeur van het Egyptische Centrum voor de strijd tegen landmijnen, zegt dat alleen al in de afgelopen 20 jaar zo'n drieduizend Egyptenaren door landmijnen het leven hebben gelaten. Daarnaast zijn er tienduizenden die voor het leven verminkt zijn. Een zestigjarige Duitse toerist verloor in december een been toen hij vanuit zijn hotel in Zafarana aan de Rode Zee een strandwandeling maakte en daarbij nietsvermoedend een mijnenveld in liep.

Vier Duitse en Oostenrijkse toeristen waren op safari in de woestijn bij de Libische grens toen ze met hun jeep op een landmijn reden. Ze kwamen er met lichte wonden vanaf, maar de jeep was totaal ontwricht en het kostte ze 2 dagen om hulp te vinden in het totaal verlaten gebied.

Kolonel Waldecker vindt dat Egypte meer moet doen om de mijnenvelden te markeren of af te schermen. Het incident van de vier toeristen heeft het vermoeden bij westerse diplomaten versterkt dat Egypte zelf mijnen langs de grenzen met Sudan en Libië heeft gelegd om daarmee te verhinderen dat terroristen en smokkelaars door de uitgestrekte woestijnen het land binnen kunnen komen. Egypte ontkent dat.

Duitsland, Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk en de VS hebben Egypte in de afgelopen jaren met de nieuwste technieken uitgerust. Egypte stelt echter dat er veel meer moet gebeuren om de mijnen op te ruimen. De Europese Unie heeft in 1995 en 1996 een miljoen gulden aan steun uitgetrokken om de mijnen onschadelijk te maken. Het Egyptische ministerie van Buitenlandse Zaken schat op basis van cijfers van de VN dat zo'n 400 miljoen gulden nodig is om de mijnen op te ruimen. „De hulp die we hebben gekregen, is symbolisch in vergelijking met de omvang van ons probleem”, zegt Mahmoed Karem, die op het ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor landmijnen. Egypte hoopt vooral van de Europese landen die in de Egyptische woestijn een van de belangrijkste veldslagen van de Tweede Wereldoorlog leverden, een bijdrage te krijgen om de mijnen op te ruimen.

Stopgezet
Winnaar Jody Williams van de Nobelprijs voor de vrede in 1997, die namens de Internationale campagne voor het verbod tegen landmijnen Egypte bezocht, vindt dat het land de schuld voor het probleem van de mijnen te makkelijk bij anderen legt. Zij vindt dat Egypte een goed plan voor ontmijning moet maken en daar met meer openheid met donorlanden over moet praten. „Mijn advies is om een nationaal plan te ontwikkelen en het Internationale Landmijnverdrag te ondertekenen. Dan zullen er ook landen bereid zijn om de campagne voor het ontmijnen van de woestijn te steunen.”

Williams wil niet alleen dat het land wordt ontmijnd, maar ook dat Egypte de productie en export van mijnen stopzet. Ze heeft daarvoor gesprekken op het ministerie van Defensie gehad, dat Williams toezegde niet langer mijnen te zullen exporteren. Williams vindt dit niet voldoende. Zij wil dat de hele productie wordt stopgezet en voorraden worden vernietigd. Zij vindt dat het land al vol genoeg met landmijnen ligt en er niet nog meer nodig heeft.