Buitenland

Sneeuw laat zich niet in hokjes indelen

„Zo'n lawine vliegt het dal in”

Door Helma Rebel-Struijk
Lawines houden de Alpen en nu ook de lage landen in hun ban. Noch het aantal sneeuwverschuivingen, noch de omvang ervan waren in 15 jaar zo groot. Het witte gevaar laat zich niet indammen door voorzorgsmaatregelen als hekken en dijken. De natuur spreekt, op lawinegevaarlijke plaatsen waar huizen gebouwd werden onder druk van het massatoerisme.

Hét 'recept' voor een lawine? „Redelijk wat sneeuw op een helling, gecombineerd met wind”, vat dr. J. C. Kwadijk, fysisch geograaf aan de Universiteit Utrecht, samen. Beide ingrediënten zijn momenteel ruim voorhanden in de Alpen. „Er ligt veel sneeuw en er waait een harde noordwesten wind.”

Juist wind doet het lawinegevaar sterkt toenemen. „Wind neemt losse sneeuw mee de bergkam over, naar de luwte. Daar kan het zich metershoog opstapelen. Op zo'n lawinehelling gaat het sneeuwdek makkelijk schuiven. Onderweg verpulvert de plaat sneeuw, waardoor er vooraan een stuifsneeuwwervel ontstaat. Dan gaat het ineens heel hard, zo'n lawine kan snelheden bereiken van 200 tot 300 kilometer per uur en vliegt gewoon op het dal af. Daarom komt de sneeuwmassa zo ver de dorpen in.”

De lawine die dinsdag het Oostenrijkse dorp Galtür trof, was een stuifsneeuwlawine, die met 300 kilometer per uur op de huizen insloeg. Volgens het Instituut voor Sneeuw- en Lawineonderzoek in het Zwitserse Davos bestaat die vorm uit een combinatie van sneeuw en lucht die zich als een vloeistof gaat gedragen. De snelheid wordt daardoor zo hoog dat de stuifsneeuwlawine zelfs de tegenoverliggende helling van een nauwe vallei kan 'opkruipen'.

Hokjes
De sneeuwverschuiving is een andere vorm van wit gevaar. Een hele sneeuwplaat –soms vele honderden vierkante meters groot– gaat schuiven. Het gewicht van een enkele wintersporter is genoeg om een dik pak verse sneeuw, dat toch al nauwelijks verbinding heeft met de oude sneeuwlaag, in beweging te zetten. Zo'n plak haalt snelheden van 100 tot 200 kilometer per uur.

Een derde lawinevorm, de natte, bedreigt de alpenbewoners als na het wintersportseizoen de dooi intreedt. Smeltende sneeuw glijdt traag –met een vaartje van ongeveer 50 kilometer per uur– de helling af. Het instituut in Davos merkt dit type aan als het gevaarlijkst. De smeltende sneeuwmassa heeft een hoger gewicht dan losse sneeuw en wordt één vaste klomp zodra de stroom tot stilstand komt.

Mensen delen lawines graag in hokjes in, maar volgens Kwadijk houdt sneeuw zich daar niet aan. „Meestal is het een combinatie. Een sneeuwplaat breekt op zijn weg naar beneden in stukken, waardoor er aan het front ook een stuifsneeuwwervel ontstaat. Maar in alle gevallen gaat het hard, hard genoeg om niet voor uit te kunnen hollen of skiën.”

Muurvast
Iemand die in de sneeuwmassa terechtkomt, zit binnen een tel muurvast ingepakt. Kwadijk vergelijkt dat effect met het maken van een sneeuwbal. „Losse sneeuw laat zich tot een keiharde bal samenpakken. Dat gebeurt ook in een lawine. Lawinesneeuw is heel compact en laat geen enkele beweging toe. Je kunt jezelf er absoluut niet uitgraven en enkel hopen dat je kameraden dat snel doen. Redding moet binnen een kwartier plaatshebben, daarna neemt de overlevingskans drastisch af.” Volgens het Zwitserse lawine-instituut wordt na 1 uur nog eenderde van de onder de sneeuw bedolven mensen er levend uitgehaald. De meeste slachtoffers overlijden aan verstikking, de compacte sneeuwmassa laat geen zuurstof door. Andere slachtoffers bezwijken aan zware verwondingen en onderkoeling.

De kracht waarmee lawines inbeuken op alles wat op hun weg komt, kan volgens Kwadijk sterk variëren. „Dat ligt aan de snelheid en de grootte. In de jaren '50 raasde er een lawine over een spoorbaan en zette daarbij een stoomlocomotief van 120 ton tegen het station aan. Bij dat geweld houden huizen het zeker niet. Aan de andere kant is een kleine lawine van zo'n 10 meter breed die na 10 tot 20 meter tot stilstand komt groot genoeg om een skiër te begraven.”

Dergelijke kleine lawines komen veelvuldig voor in de Alpen, volgens sommige bronnen jaarlijks zo'n 10.000 keer. Of dat aantal klopt, kan de Utrechtse geograaf niet zeggen. „Ik weet ook niet wat de minimale grootte is waarbij het instituut in Davos een lawine opneemt in de registratie. Maar als je door de dalen rijdt, zie je hoog tegen de hellingen veel druppelvormige sneeuwmassa's hangen, het resultaat van kleine losse sneeuwlawines.”

Grote rotjes
De oplettende bergwandelaar ziet nog iets bijzonders op de hellingen van skigebieden. Langs de berg lopen kleine kabelbaantjes, niet om wintersporters de helling op te trekken, maar om „grote rotjes” te vervoeren. „Lawinedeskundigen wekken daarmee bewust kleine sneeuwverschuivingen op, in een stadium dat er nog niet zo heel veel sneeuw ligt. Grote rampen worden zo voorkomen. Overigens is het niet de knal van de ontploffing die de sneeuw in beweging zet, maar de drukgolf die zich erin voortplant. Dat hard geluid lawines kan veroorzaken, is een misverstand. Er zijn proeven gedaan met straaljagers die door de geluidsbarrière vlogen. Dat resulteerde zelden in een sneeuwverschuiving.”

Hekken boven aan de helling moeten de lawine al direct bij het ontstaan tegenhouden. Ook een dicht bos heeft die eigenschap. Onder aan de berg remt een aantal losstaande dijken een toch in beweging gekomen sneeuwmassa af. Maar de natuur laat zich niet temmen. Als het witte geweld zich van zijn sterkste kant laat zien, krijgen de gevolgen de catastrofale omvang van de huidige situatie.

Een 'hoofdschuldige' daarvoor is niet eenvoudig aan te wijzen, zegt Kwadijk. „De weersomstandigheden speelden zeker een rol: de combinatie van een krachtige wind en veel sneeuw was uitzonderlijk. En dat juist in de voorjaarsvakantie, zodat veel mensen aan het gevaar blootstaan.” Ook zijn er de afgelopen dagen veel beschuldigingen geuit in de richting van het toerisme en de ontbossing. Dat is volgens Kwadijk wat kort door de bocht. „Mensen zoeken de schuld voor de ontbossing in het toerisme, en dat is pertinent niet waar. De ontbossing begon met de Romeinen, die bomen kapten voor de landbouw. Maar de afgelopen 50 jaar is er juist meer bos bij gekomen. Lokaal kunnen er stukken bos verdwenen zijn, waardoor lawines ruim baan krijgen.

Wel is het zo dat door de druk van het massatoerisme huizen zijn gebouwd in lawinegevaarlijke gebieden. In de Franse Alpen liggen de skidorpen soms op een hoogte van 3000 meter. Vroeger zat daar niemand, hooguit 's zomers een paar boeren die kaas maakten en 's avonds een spelletje halma speelden. 's Winters vertrokken ze weer naar het dal. Mensen die in zo'n zone gaan zitten, moeten weten dat dat gevaarlijk is. Je kunt het vergelijken met de Maasoever. Daar kun je ook niet gaan kamperen in de uiterwaarden om vervolgens te klagen als het hoogwater wordt.”