Buitenland

Koning Hussein
knielde neer bij Joden

Door drs. B. Belder
GRONINGEN – „De machtsfactor in Jordanië is toch het leger. Met te opteren voor zijn oudste zoon Abdullah als troonpretendent, als kroonprins, heeft koning Hussein stellig een handige zet gedaan. Abdullah heeft de rang van generaal, is een militaire figuur. Bovendien schijnt hij niet onpopulair te zijn. Indien Hassan, de broer van Hussein die tot voor kort jarenlang als kroonprins fungeerde, echt iets kwaads in de zin zou hebben, zal het leger dat mijns inziens beslist niet accepteren.”

Terwijl de persberichten over de uiterst kritieke toestand van de Hashemitische monarch blijven binnenstromen, spreken we met Jordanië-kenner Jan Keulen (Universiteit van Groningen) over 's konings binnen- en buitenlandse politieke erfenis.

„Verder is Hassan niet bijster geliefd bij de bevolking”, vervolgt Keulen. „Hij zal zeker zijn aanhangers hebben, mensen die hem steunen. Wellicht binnen het bedrijfsleven en deels onder de intelligentsia. Kijk, hij is geen charismatisch figuur. Sommigen van de zonen van koning Hussein genieten veel meer sympathie onder de Jordaanse burgers. De nieuwe kroonprins Abdullah is naar mijn inschatting populairder dan Hassan.”

Wraakgevoelens zullen de vrij abrupt op een zijspoor gezette Hassan menselijk genoeg niet vreemd zijn. Desondanks verwacht onze gesprekspartner niet dat Husseins broer neef Abdullah voor al te grote problemen zal plaatsen.

Het verhaal gaat deze week in de Jordaanse hoofdstad Amman dat Abdullah zijn vader heeft moeten beloven diens lievelingszoon Hamza, oudste telg uit de echtverbintenis met koningin Noor, tot kroonprins te benoemen. Een politieke strategie waarin Husseins Amerikaanse beschermheren zich volledig zouden kunnen vinden.

„Dat is een speculatie. Maar het ligt voor de hand. Als de familie zich neerlegt bij het bijeenroepen van een familieraad over dit plan, is deze politieke oplossing alleszins plausibel. Het is immers genoegzaam bekend dat deze lijn volkomen overeenkomstig de wens van koning Hussein is.”

Oogapppel Hamza
Genoeg tekenen in het verleden wezen daarop. De vorst nam Hamza steeds meer met zich mee op allerlei missies. Zo brak precies een jaar geleden, ten tijde van een Irak-crisis, in de zuidelijke stad Ma'an een opstand uit. Die rebellie was eigenlijk een ietwat uit de hand gelopen demonstratie tegen de Amerikaanse dreiging om buurland Irak aan te vallen. De Jordaanse regering had echter alle protestbetogingen verboden. In Ma'an is evenwel 80 procent van de bevolking afhankelijk van het transportverkeer met Irak. Het plaatselijke oproer werd van overheidszijde met geweld beantwoord.

„Koning Hussein reisde er spoorslags heen. Hij wilde zich persoonlijk op de hoogte stellen hoe de openbare orde werd hersteld. Wie had hij bij zich? Hamza! Let wel, toentertijd een jongen van 17 jaar. Hussein heeft zijn persoonlijke voorkeur voor Hamza ook in het openbaar uitgesproken: „Dit is mijn oogappel, mijn meest geliefde zoon.”

Die vorstelijke actie viel natuurlijk slecht bij Husseins overige zonen uit vier huwelijken. „De sfeer binnen de Jordaanse koninklijke familie was toch al niet al te best”, commentarieert Keulen. „Trouwens, in geen enkele familie zou zo'n sfeer prettig zijn. Een vader die zo openlijk kinderen voortrekt.”

Traditie grootvader
Lukte het koning Hussein niet de vrede, de harmonie te bewaren onder zijn nakomelingen, hij geniet daarentegen wel de faam van vredestichter in het oorlogszuchtige Midden-Oosten. Is deze reputatie terecht?

„Koning Hussein heeft in feite de traditie van zijn grootvader Abdallah voortgezet. Hoe? Door altijd contacten te onderhouden met Israël. Vóór de stichting van de staat Israël in 1948 knoopte Abdallah connecties aan met de Joodse gemeenschap in het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina. En koning Hussein heeft dit beleid vanaf de vroege jaren vijftig tot 1994, het jaar van het formele vredesakkoord van Jordanië met Israël, gecontinueerd.”

Daaruit spreekt niet slechts een wil tot vrede, benadrukt de vroegere Nederlandse correspondent in Amman. „Het is tegelijk een heel diep besef, dat hij overigens deelde met zijn grootvader Abdallah, dat de Arabieren in het algemeen en de Palestijnen in het bijzonder uiteindelijk alleen maar aan het kortste eind zouden trekken als zij zich niet neerlegden bij de aanwezigheid van hun Joodse buren en sinds 1948 bij het bestaan van de staat Israël. Een scherpe afwijzing zou slechts nadelig werken voor de Arabieren respectievelijk de Palestijnen.”

Keulen rept in dit verband over „een rode draad” die door het politieke denken van Abdallah en kleinzoon Hussein liep. Een logische tactiek van het ambitieuze Hashemitische huis te midden van vaak vijandige, sterkere Arabische buurstaten.

„In die contacten met de Joden, met Israël, zat en zit evenzeer het element van eigen lijfsbehoud, van overleven. Daarmee is nog niet alles gezegd. Dezer dagen verdiepte ik me juist weer eens in het leven van grootvader Abdallah, Jordaniës eerste koning. Hij noch kleinzoon Hussein koesterde een vooroordeel tegen Joden. Sommige Arabische leiders zijn daarmee behept.”

Kinderen van Abraham
Koning Hussein raakte echt bevriend met Israëlische leiders. „Zijn leidraad daarvoor luidde: „Wij, Arabieren én Joden, zijn gezamenlijk de kinderen van Abraham.” Dát element. En dat was geen goedkope slogan van hem om het vredesakkoord met Israël binnenshuis te verkopen. Grosso modo moest de Jordaanse bevolking daarvan niet veel weten. Desalniettemin stond koning Hussein voor deze overtuiging. Hij heeft die van zijn grootvader meegekregen.”

Koning Abdallah fungeerde duidelijk als Husseins voorbeeld? „Zeker, hét voorbeeld. Abdallah was een bijzonder charismatisch en kleurrijk figuur. Hij wist in feite uit niets iets te maken. Want toen de Britten hem in 1921 Transjordanië in de schoot wierpen, stelde dat bitter weinig voor. Een woestijn met een strookje landbouwgrond, inclusief hier en daar een dorpje.

Overzien wij deze hele eeuw, dan kom ik weer op die rode draad terug in het Hashemitische buitenlandse beleid: de deur openhouden naar de Joodse buren, zij zijn per slot van rekening dikwijls beter onderlegd en brengen hun kapitaal mee. Ik spreek nu over de denkwijze van de jaren dertig. Zo dacht mijns inziens koning Hussein eigenlijk ook wel een beetje.”

Het Israëlische medeleven met de medisch opgegeven koning is anderzijds opvallend groot. Een westerse correspondent zei eergisteren zelfs: „Het lijkt wel of Hussein hun eigen koning is!”

Jan Keulen kijkt van deze genegenheid niet op. „Als je eens terugdenkt aan dat droeve incident waarbij een doorgedraaide Jordaanse soldaat Israëlische schoolmeisjes neerschoot in Naharija. Koning Hussein bracht toen een condoleancebezoek aan de getroffen Joodse families. Onder hen waren orthodoxe Joden, die op de grond plegen te rouwen. De koning knielde bij hen neer. Sommige Jordaniërs vonden dat verschrikkelijk. Had Hussein niet ooit gezegd: „Ik kniel alleen voor Allah”? En nu knielde hij neer in een huis van Joden notabene!

Toen hoorde ik al de Joodse reactie: „Hij is koning van Jordanië, maar zou dat evengoed van Israël kunnen zijn.” Zulke gebaren van Hussein maakten een onuitwisbare indruk op de Israëlische bevolking. Wat dat betreft is hij uniek als Arabisch leider. Geen andere Arabische staatsman nam die houding aan.”