Buitenland

Strijdkrachten niet langer taboe voor Russische volksmond

Karl Marx en Friedrich
Engels, ja vier

Door Paul Roth
KIRCHHEIM – Grappen of zelfs karikaturen over de eigen strijdkrachten waren in de Sowjet-Unie tot 1988 ondenkbaar. Het leger poseerde immers als overwinnaar in de “Grote Vaderlandse Oorlog” (Tweede Wereldoorlog, red.), schild tegen het agressieve imperialisme, garant van een “vredesmissie”. Zeker, er circuleerden enkele officiële grappen. Natuurlijk klonken die „positief”.

Die aanvaardbare komische noten bij de harde dienstplicht presenteerden melkmuilen die pas onder de wapenen echte mannen werden. Lieden die daarmee een kansje maakten bij de jongedames.

In die Sowjet-tijd deden zelfs weinig gefluisterde grappen de ronde. Vaak keerden zij zich tegen Stalin. Een voorbeeld. De “Grote Vaderlandse Oorlog” was begonnen. Stalin verzamelt zijn generaals in het Kremlin. Hij gaat het rijtje af en zegt dan tegen een generaal: „Wat nou, ik dacht dat u allang was doodgeschoten”. De aangesprokene weet zich gevonnist, maar er gebeurt niets. Na de overwinning in Stalingrad brengt Stalin de generaliteit opnieuw bijeen. Weer krijgt hij de generaal in het vizier die hij toentertijd zo veel schrik heeft aangejaagd. „Zozo, u bent dus nog in leven”. Opnieuw echter overkomt de generaal niets. Na de definitieve zege in de oorlog moet de legertop voor de derde keer zijn opwachting maken in het Kremlin. Stalin ontdekt zijn slachtoffer. „Ja, ook u hebt uw humor in deze harde jaren niet verloren”.

In 1956 sloegen Sowjet-troepen de Hongaarse opstand neer. Wat moesten Sowjet-burgers nu nog geloven van Chroesjtsjovs “vreedzame coëxistentie”? De volksmond hield een mini-kwis: „Wat is een tank?” „Dat is een voertuig ter snelle verwerkelijking van broederlijke hulp”.

Eind jaren vijftig, nog voor de Cuba-crisis, dook een grap op over het „toevallig” uitbreken van een atoomoorlog. Vermoedelijk zaten er politieke motieven achter, een gerichte waarschuwing aan het adres van de kapitalistische staten.

In de Sowjet-lanceercentrale voor kernwapens is een soldaat eerste klasse door de slaap overmand. Per ongeluk heeft hij met zijn elleboog een knop ingedrukt. Kort daarop stormt een generaal binnen. De soldaat meldt: „Geen bijzonderheden!” De generaal briest: „Wat heet hier: Geen bijzonderheden! Dat Nederland (een andere versie van de grap rept over België) niet meer bestaat, kunnen we nog meemaken, maar dat op deze plek geen discipline meer heerst, is zwijnerij!”

Bij de fontein
De Praagse Lente in Tsjecho-Slowakije van 1968 zette de troepen van het Warschaupact in beweging. Vraag van een luisteraar aan het fictieve zendstation Radio Jerewan: „Heeft Praag ons echt om militaire hulp gevraagd?” Antwoord: „In principe wel. Dat verzoek kwam evenwel al in 1938. Pas nu konden wij daarop positief reageren”.

De lange, bloedige interventieoorlog in Afghanistan kostte de Sowjet-macht handenvol geld. Uit de heimelijke publieke reactie: Twee vliegtuigen zijn onderweg naar Afghanistan. Dat met wapens komt aan. Het andere, volgestouwd met levensmiddelen, wordt nog in de Sowjet-Uniet tot landen gedwongen.

Slagveld Afghanistan was een schrikbeeld voor de meeste Sowjet-soldaten. Als je dat kon ontlopen... Vraag aan Radio Jerewan: „Kan een slimme Sowjet-soldaat ook een gesprek voeren met een domme?” Antwoord: „Jazeker, wanneer hij vanuit West-Berlijn opbelt”.

Onder Gorbatsjov kwam de ommekeer. Niet meteen, maar ietwat aarzelend. In 1987 landde op het Rode Plein in Moskou de enigszins verwarde Duitser Rust met een sportvliegtuigje. Logisch dat het geliefde thema van de “waakzaamheid van de strijdkrachten” de tongen losmaakte.

Bij GOEM, het koopcentrum op het Rode Plein, is bij de grote fontein weer een wachtpost neergezet. Geen onderzeeër kan binnenzwemmen. Eén keer moet dat helaas gebeurd zijn. Alleen dankzij de waakzaamheid van onze militie heeft niemand daarvan vernomen.

Geen man en vrouw
Voorheen vormden misstanden in de Sowjet-armee niet het voorwerp van de volksspot. In de jaren negentig kwam een openbare discussie over de gebruikelijke vernederingen en kwellingen van rekruten, over het ontstellend hoge aantal zelfmoorden binnen de kazernepoorten op gang.

Parallel daaraan werden die evidente misstanden op de hak genomen. Soms op het macabere af. „Waaraan herken je iemand die op een atoomonderzeeër heeft gediend?” „O, heel eenvoudig. Hij licht op in het donker”.

Een spotprent in het blad Krokodil toont twee theedrinkende vrouwen. Zegt de een tegen de ander: „Mijn zoon is helemaal niet geschikt voor het leger. Wij hebben hem nooit geslagen”.

Maanden geen soldij plus chronisch ondervoed. Een wantoestand die maatschappelijk zijn trieste sporen nalaat. Een moedertje in een dorp zegt tegen haar buur: „Kijk nou eens! Ze hebben mijn hele moestuin leeggeroofd. Soldaten zeker. Nee, toch niet, het zijn voetsporen van mensen”.

Tijdens de oorlog in Tsjetsjenië zorgden officieren en gewone manschappen op een andere wijze voor zichzelf. Zij verpatsten gewoon hun wapentuig. Het blad Krokodil drukte er een caricatuur over af. Een rekruut belt naar huis: „Mama, waarschijnlijk kom ik gauw thuis, want bij ons hebben ze alle tanks gejat”.

Een variant van deze volksgrap. De leider van een bende in Moskou schrijft aan een makker in Tsjetsjenië: „Stuur me zo snel mogelijk vijf kalasjnikovs, tien revolvers, dertig handgranaten en eventueel een telescoopgeweer plus munitie”. Zijn kameraad reageert telefonisch: „Transport van hier is te omslachtig. Ik stuur je wel even 5000 dollar, dan kun je alles in Moskou bij de dichtstbijgelegen militaire eenheid kopen”.

Steeds meer grappen nemen de spreekwoordelijke domheid van het hogere legerpersoneel op de korrel. Een vaandrig legt rekruten de aantrekkingskracht van de aarde, het principe van de zwaartekracht, uit. „Als ik een steen in de lucht gooi, valt hij op de aarde terug. Dat noemen we de aantrekkingskracht van de aarde. Vraag van een rekruut: „En wat gebeurt er als die steen in het water valt?” „Dat gaat ons niets aan, dat is een zaak voor de marine”.

Uitsmijter. Een sergeant veegt een soldaat hevig de mantel uit: „Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat Karl Marx en Friedrich Engels niet man en vrouw zijn, maar vier totaal verschillende personen”.