Buitenland

Koningin opent parlementaire jaar

Britse adel raakt erfelijke
zetel in Hogerhuis kwijt

Van onze correspondent
LONDEN – Een marathongevecht in de Britse politiek is gisteren officieel begonnen, nadat de Britse koningin bij de opening van het nieuwe parlementaire jaar in haar toespraak aankondigde dat het „haar regering had behaagd” het geboorterecht van de erfelijke adel om automatisch zitting te hebben in het Hogerhuis, af te schaffen.

De aankondiging treft 750 hogerhuisleden en betekent dat er nog voor de zomer een einde komt aan een traditie van negenhonderd jaar.

De gevoelens over Blairs moderniseringsplannen van het Britse parlement zijn bij een deel van de “Lords” zo bitter, dat toen koningin Elizabeth II de gewraakte passage in het House of Lords (Hogerhuis) voorlas, er een afkeurend gemompel gehoord werd. Ook in dat opzicht werd met een traditie gebroken: het was sinds mensenheugenis niet voorgekomen dat de rede van het staatshoofd is onderbroken en de vorstin raakte er zichtbaar even door in verwarring.

Onverwacht kwam de aankondiging niet. Al in zijn verkiezingsprogramma twee jaar geleden had Tony Blair een hervorming van het House of Lords –een soort Eerste Kamer– in het vooruitzicht gesteld met zijn plannen aan de erfelijke adel het stemrecht in het Hogerhuis te ontnemen. Maar het feit dat de Lords binnen hun eigen, van historie doordrenkte muren direct met hun politieke ondergang werden geconfronteerd, woog zwaar, temeer daar de onheilsboodschap werd gebracht door de koningin zelf, de beschermvrouwe van alles wat in Groot-Brittannië naar traditie zweemt.

Het Britse Hogerhuis bestaat uit een mengeling van vertegenwoordigers van functionele groepen uit de samenleving, zoals de staatskerk. Een deel van de Lords bestaat uit voor het leven benoemde, dus tijdelijke adel. Dat zijn mannen en vrouwen die vanwege hun verdiensten op voordracht van de minister- president door de koningin in de adelstand zijn verheven. Het Huis wordt echter gedomineerd door de 'oude adel', van wie de nazaten al sinds de invallen van de Noormannen een automatisch recht hadden zich in de landspolitiek te mengen.

De politieke macht van het Hogerhuis is beperkt, maar zeker aanwezig. Zo toetst het onder andere de wetten die door het Lagerhuis zijn aangenomen; een zeeffunctie die niet zelden leidt tot aanscherping en terugverwijzing naar het Lagerhuis. Het democratisch gekozen Lagerhuis heeft uiteindelijk het laatste woord, maar in de praktijk kunnen de beraadslagingen in het Hogerhuis de wetgeving enorm vertragen.

Hervormingen
De door Blair voorgestane hervormingen passen naadloos in het rijtje van andere constitutionele ingrepen die zijn regering sinds haar aantreden twee jaar geleden er heeft doorgedrukt, zoals het beperkte zelfbestuur van Schotland en Wales. Premier Blair en zijn regering rechtvaardigen de modernisering van de staatsinrichting door te wijzen op het anachronistische en ondemocratische karakter van het Hogerhuis.

Maar er speelt meer. Van oudsher bestaat er tussen Labour als 'volkspartij' en de oude adel animositeit. In de ogen van het oude socialisme werd de erfelijke adel gezien als de uitbuitende klasse. Hoewel de laatste tientallen jaren die opvatting geen enkel hout meer snijdt, is het wel een feit dat een belangrijk deel van de erfelijke adel zich door zijn achtergrond tot de Conservatieve Partij voelt aangetrokken. Er is derhalve sprake van een Conservatieve dominantie in het Hogerhuis, en dat kan een rem zijn op de plannen van een Labour-regering. In dit licht bezien heeft Blairs modernisering van het constitutionele bestel onmiskenbaar een politiek karakter.

Dit verklaart tevens de ongewone felheid waarmee de leider van de Conservatieve Partij, William Hague, tegen de aankondiging van leer trok. Hague beschuldigde Blair ervan dat hij het Hogerhuis wilde castreren en de aftredende adel wilde vervangen door zijn eigen hielenlikkers.

Groot-Britannië is overigens niet van plan meer bij te dragen aan de Europese Unie. „Wij houden vast aan de korting die het Verenigd Koninkrijk in 1984 heeft gekregen”, zei koningin Elizabeth gisteren. In 1984 wist de toenmalige premier Margaret Thatcher met de inmiddels fameuze woorden „I want my money back” de EU te dwingen tot het geven van een korting op de Britse bijdrage aan de Brusselse begroting. Zij vond dat Londen te veel betaalde aan het Europese landbouwbeleid, terwijl het er te weinig voor terugkreeg. Groot-Britannië betaalt nu jaarlijks ongeveer 6,5 miljard gulden.

De Britse EU-korting is echter de afgelopen tijd ter discussie komen te staan. Ook Nederland, Duitsland, Zweden en Oostenrijk, die nu relatief meer betalen aan de EU dan ze terugkrijgen, willen minder gaan bijdragen. Den Haag wil bijvoorbeeld tijdens de huidige kabinetsperiode 1,3 miljard gulden korten, maar kan rekenen op heftige weerstand uit voornamelijk zuidelijk Europa, maar ook vanuit Groot-Brittannië. Dit land ziet zijn korting in gevaar komen.